Positief effect van carbidschieten moeilijk meetbaar
Immaterieel erfgoed is hot in Den Haag. Het versterkt onder meer cohesie en gemeenschapszin. Maar hoe maak je dat meetbaar?
Eiertikken, wanten breien, de autocross – het zijn voorbeelden van immaterieel erfgoed. Provincies maken er werk van, maar het effect van dat beleid is nog even weinig tastbaar als dat erfgoed zelf, zo leren twee recente onderzoeken door de Rekenkamer Oost-Nederland.
Onderschatten
Immaterieel erfgoed is erfgoed dat niet tastbaar is. Het zijn overgeleverde gebruiken met een verbindende waarde voor de lokale gemeenschap. Zoals de gondelvaart in Giethoorn, de paasvuren of het midwinterhoorn blazen. Volgens voormalig staatssecretaris van Cultuur Fleur Gräper (D66) onderschatten provincies en gemeenten wat immaterieel erfgoed kan bijdragen aan maatschappelijke opgaven en soms ook aan de economie en toerisme, zo schreef zij afgelopen voorjaar. Voor het nieuwe kabinet doet immaterieel erfgoed zelfs niet onder voor ‘hoge cultuur’.
Lichtend voorbeeld
De Rekenkamer Oost-Nederland pakte de handschoen op en treedt deze zomer met twee onderzoeken naar buiten over het beleid van twee provincies waar immaterieel erfgoed sterk leeft: Overijssel (dat in juni verscheen en waarover we al eerder berichtten) en Gelderland (vandaag). In Overijssel maakt immaterieel erfgoed sinds 2021 deel uit van het provinciaal beleid. De provincie besteedt er jaarlijks tussen een slordige 2,5 miljoen euro aan en geldt daarmee, aldus Overijsselse ambtenaren, zelfs als een lichtend voorbeeld voor veel andere provincies die nog niet zo ver zijn.
Externe partijen
Overijssel zette de afgelopen drie jaar vooral in op streektaal, netwerken en verhalen & verleden. De uitvoering van het beleid werd door de provincie grotendeels belegd bij externe partijen, zoals de Overijsselacademie en het landelijk opererende Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN).
Diversiteit
Het leidde tot een grote diversiteit aan projecten, waarvan zich volgens de rekenkamer moeilijk laat vaststellen wat de bijdrage is aan de beleidsdoelen (zoals sociale interactie en cohesie, het versterken van identiteit, economie en leefbaarheid). Daarom verdient het volgens de rekenkamer aanbeveling dat Overijssel zich niet alleen over het beleid op het gebied van immaterieel erfgoed buigt, maar ook over de vraag hoe het effect ervan te meten.
Heel beperkt
Gelderland is minder expliciet in haar beleid. De provincie benadert erfgoed in haar cultuur- erfgoedbeleid breed en gebruikt de term ‘immaterieel erfgoed’ daarin niet. ‘Immaterieel erfgoed is meer verweven in haar beleid; er wordt niet afzonderlijk de nadruk op gelegd of actief op gestuurd maar het beleid biedt wel de mogelijkheid om hierop in te zetten’, schrijft de rekenkamer. Maar omdat de inzet voor immaterieel erfgoed in het beleid niet zichtbaar is, is 'de informatievoorziening ook heel beperkt’.
Gelderland doet er volgens de Rekenkamer Oost-Nederland daarom goed aan de beleidsdoelen te expliciteren en daarmee ook te proberen ze meetbaar te maken, zodat het beleid desgewenst kan worden bijgestuurd.
Gemeenten
Opvallend is verder dat de provincies sterk verschillen in de wijze waarop ze gemeenten betrekken bij immaterieel erfgoed. In Overijssel ontbreekt het volledig aan samenwerking, aangezien geen enkele gemeente uit die provincie zelf beleid voert ten aanzien van immaterieel erfgoed. Maar veel knelpunten die erfgoedgemeenschappen ervaren – zoals op het gebied van vergunningverlening – vallen onder de verantwoordelijkheid van gemeenten, schrijft de rekenkamer.
De provincie Gelderland werkt daarentegen al meerdere beleidsperiodes met cultuur- en erfgoedpacten die zij afsluit met gemeenten. Er is daarin volgens de rekenkamer ook ruimte voor immaterieel erfgoed.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.