Strijd over grond tussen gemeenten en netbeheerders
Voor de netverzwaring hebben netbeheerders grond nodig. Veel grond. Maar als die grond van gemeenten is, ontstaat er niet zelden wrijving.

‘Geachte heer Madlener, beste Barry’, zo begon een brief van het Amsterdamse gemeentebestuur die afgelopen maart bij de minister van Infrastructuur en Waterstaat in de bus viel. Die aanhef klonk nog joviaal. Maar direct erna ontbrak elke omhaal van woorden: uit naam van de G4 werd het dringende verzoek gedaan ‘geen gedoogplichten op te leggen voor de aanleg van zware TenneT-kabelnetwerken.’
Achter die bondige oproep gaat een juridisch dispuut over grondposities schuil tussen de vier grote gemeenten en de landelijke netbeheerder TenneT. Dit is niet de enige wrijving die er bestaat. Ook tussen gemeenten en regionale netbeheerders zijn er juridische onenigheden over de grond die netbeheerders nodig hebben voor onder meer de grootscheepse verzwaring van het stroomnet.
Enexis
‘Als netbeheerder is het ons streven om stevige rechten te hebben op de ondergronden waar wij assets neerzetten’, zei Han Slootweg, bestuurslid van netbeheerder Enexis, vorig jaar. Hij had het over de aanleg van middenspanningstations en transformatorhuisjes. ‘Liefst willen wij die grond kopen. Dan kunnen we er onze assets 40, 50 jaar op laten staan en daarna vervangen. Maar er is een beperkt aantal gemeentes van mening dat zij veel vrijheid moeten behouden in het invullen van de openbare ruimte. Met hen hebben we een tamelijk hoog oplopende discussie; die gemeenten willen ons alleen een vergunning geven waarbij we een relatief kortdurende garantie hebben dat we kunnen blijven waar we bouwen. Dan krijg je een tijdelijke toestemming die ze weer in kunnen trekken. Het transformatorhuisje staat dan bovendien op grond van de gemeente, wat onze positie nog zwakker maakt. Wat ik niet begrijp is dat gronden wel verkocht worden aan commerciële bedrijven, die de gronden inzetten voor eigen gewin, terwijl ik als netbeheerder het publieke belang dien. Maar ineens trekt een gemeente dan de kaart dat het regie voeren op de openbare ruimte zo belangrijk is. Mijn standpunt is dan: als dat zo belangrijk is, mag je eerst wel stoppen met het verkopen van gronden aan commerciële partijen in plaats van aan netbeheerders.’
Overleg
Dit meldde Han Slootweg dus vorig najaar. Een paar maanden later echter laat een woordvoerster van netbeheerder Enexis weten dat zijn woorden alweer iets gedateerd zijn. Inmiddels vindt er over de betwiste grondposities namelijk overleg plaats met de VNG.
‘Omdat we nu zoveel extra transformatorhuisjes moeten neerzetten, willen wij die grond graag in eigendom hebben’, vertelt ook Daphne Verreth, directeur Energiesysteem en Omgeving bij Enexis, in het voorjaar van 2025. ‘Voor de meeste gemeenten is dat geen probleem. Deze huisjes zet je niet voor tien jaar neer, dat doe je voor de langere termijn. Je wilt de grond goed inzetten, want ook alle kabels ondergronds gaan er naartoe. Daar hebben we gesprekken over met veel gemeenten die dit ook begrijpen en waarmee we tot overeenstemming komen. Het gaat misschien om een handjevol gemeenten waarmee we er niet uitkomen.’
Stroomlijnen
De netbeheerders willen die gesprekken over de locaties voor tienduizenden nieuwe transformatorhuisjes graag stroomlijnen, en gingen vorig jaar daarom in conclaaf met de VNG en het Gemeentelijk Platform Kabels & Leidingen (GPKL). ‘We zijn die gesprekken in het najaar gestart, om te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we niet één op één met gemeentes lastige gesprekken hoeven te voeren terwijl we in heel Nederland het stroomnet moeten verbouwen’, vertelt Enexis-directeur Daphne Verreth. Haar inzet is dat er eind april een modelovereenkomst op tafel ligt, als basis voor het plaatsen van trafo’s. ‘Dit is dan onze lijn.’
Die gedoogplicht was nooit bedoeld voor netbeheerders naar gemeenten toe.
Toch blijkt de wrevel nog niet volledig verdwenen uit de gemeentelijke wereld. Beleidsmedewerker bij overlegpartner GPKL, dat 98 gemeenten vertegenwoordigt, is Berry Kok. In een vorig leven werkte hij bij de gemeente Ede. Hij vertelt dat als netbeheerders een transformatorhuisje willen plaatsen, de pijn van gemeenten meestal niet zit in de grond die nodig is, ‘maar wel in de grondpositie’. ‘Een netbeheerder kan óf de grond kopen, óf een eeuwigdurend zakelijk recht krijgen. Maar als een netbeheerder dat niet krijgt van een gemeente, dan vragen ze een gedoogplicht aan om toch een eeuwig recht te krijgen.’
Vijftig
Dat vindt hij onjuist. ‘Het idee van de gedoogplicht is ontstaan voor het geval dat bijvoorbeeld Gasunie een leiding wil aanleggen door een stukje boerengrond, maar die boer dat niet wil. In dat geval kan Gasunie bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een gedoogplicht aanvragen om toch hun leidingen in die boerengrond te leggen. Die gedoogplicht was nooit bedoeld voor netbeheerders naar gemeenten toe. Want een gemeente moet wel de regie op die ondergrond behouden. Er zijn namelijk nog meer problemen die we in de openbare ruimte moeten oplossen. Maatschappelijke opgaven als vergroening, woningbouw en klimaatadaptatie komen er ook aan, en een gedoogplicht beperkt enorm wat de gemeente kan. De laatste twee jaar is er een piek aan aanvragen van die gedoogplicht. Dan gaat het met name over die trafo’s. We weten van zo’n vijftig gemeenten waarvoor een netbeheerder gedoogplicht heeft aangevraagd. Terwijl dit voorheen geen issue was.’
TenneT ontkent dat het een geldkwestie is.
Geldkwestie?
Wat ook meespeelt in dit geschil tussen netbeheerders en gemeenten is de kwestie van geld. Dat schrijven de G4 in maart ook in de brief aan ‘geachte heer Madlener, beste Barry’. Volgens hen eist de landelijk netbeheerder een zakelijk recht met eeuwige duur.
‘De zakelijk-recht-overeenkomst die TenneT standaard aan grondeigenaren voorlegt, voorziet niet in een opzegmogelijkheid voor de grondeigenaar, ook niet als die grondeigenaar een overheid is die het opstalrecht (…) wil beëindigen omwille van redenen van algemeen belang’, staat in de brief. Dat betekent in de praktijk dat als een gemeente alsnog na vijftig jaar de kabels wil verleggen, die gemeente deze verlegging volledig moet vergoeden. De gemeenten willen veel liever dat er een nadeelcompensatieregeling geldt, waarbij de hoogte van de verlegvergoeding na een bepaalde jaar gestaag afneemt.
In de brief wordt zelfs het vermoeden geuit dat het de landelijk netbeheerder voor een wezenlijk deel om geld gaat: ‘TenneT wil niet het risico lopen dat een vergunning wordt ingetrokken en dat zij niet 100 procent vergoed wordt bij een eventuele gedwongen verlegging.’
TenneT ontkent
Een woordvoerder van het bedrijf ontkent dat: ‘Wij merken in de praktijk dat gemeenten welwillend zijn als het gaat om de aanleg van nieuwe verbindingen, maar niet bereid zijn deze verbindingen ook voor langere tijd ongestoord te laten liggen. Daar zit voor TenneT het belang: het verleggen van een hoogspanningskabel verzwakt een verbinding vanwege extra kabels die wij aan elkaar moeten verbinden en maakt de verbinding storingsgevoeliger. Dat gaat ten koste van de leveringszekerheid. Daarnaast vergt het verleggen van een hoogspanningskabel een langdurig proces. Terwijl een gemeente vaak op korte termijn al wil beschikken over de grond waar de kabels op dat moment in liggen, heeft het ontwerp en inpassing van een nieuw tracé, het doorlopen van vergunningen en procedures en daarna de aanleg, een doorlooptijd van minimaal zes tot acht jaar.’
Lees de rest van het artikel in de papieren versie van BB#7 of straks online.
Daarbij komt er evenveel CO2 bij de eindgebruiker vrij als dat er bij de synthese ingaat, het is dus CO2 neutraal!