Onbegrepen veeboeren wantrouwen overheid
Onbegrepen veeboeren wantrouwen overheid. Discrepantie boeren en burgers
Veeboeren voelen zich onbegrepen en in het nauw gedrukt. Ze vinden dat zij al genoeg hebben geïnvesteerd om tegemoet te komen aan klimaat- en stikstofeisen. In hun ogen wordt de veehouderij – in vergelijking met bijvoorbeeld de industrie en de luchtvaart – onevenredig belast. De boeren hebben geen enkel vertrouwen in de overheid. Ook het RIVM wordt sterk gewantrouwd. Wel hebben ze vertrouwen in marktpartijen en belangenorganisaties als Farmer Defence Force, Agractie en LTO Nederland.
De boeren overschatten echter de steun die ze hebben onder de rest van Nederland.
Dit blijkt uit onderzoek van I&O Research in opdracht van de Volkskrant onder een steekproef van bijna duizend veeboeren en tweeduizend burgers.
Boeren voelen zich gesteund door marktpartijen en FDF, overheid wordt sterk gewantrouwd
Veeboeren ervaren steun van voerleveranciers, melkfabrieken, vleesverwerkers, banken en de consument, zeg maar: de markt. Ook de bijdrage van de consument wordt als positief ervaren.
De overheid (landelijk, provincie, gemeente, EU) is een belangrijke speler voor de boeren, maar draagt – per saldo, in hun beleving – op een negatieve manier bij aan de bedrijfsvoering.
Veehouders hechten relatief wat minder belang aan actiegroepen als Agractie en Farmers Defence Force, maar deze partijen worden wel ervaren als steun in de rug. De boeren vinden overwegend dat deze organisaties op een goede manier voor ze opkomen.
Een rundveehouder: “Dankzij FDF en Agractie komt er tenminste discussie op gang, ze staan vierkant achter de boeren.” Met natuur- en milieuorganisaties hebben de boeren weinig op: ze worden als relatief onbelangrijk ervaren en hun bijdrage is – in de ogen van de veeboeren – negatief.
Tweederde veeboeren zou nu BBB stemmen
Veehouders voelen zich dus onbegrepen door ‘Den Haag’. Ze zien de overheid als onbetrouwbaar, besluiteloos en onkundig. Bijna negen op de tien veeboeren (88%) vinden dat de overheid “niets begrijpt van de positie van de veeteeltbedrijven”.
Een rundveehouder: “Alles wat met overheid te maken heeft ervaar ik als zeer negatief. De onkunde die in Den Haag zit is enorm groot. Als je bijvoorbeeld Jesse Klaver op tv hoort zeggen dat stikstof vergif is voor een plant dan denk ik wat doe je daar. En zo gaat het dagelijks, vooral van links komt een hoop onzin.”
Illustratief voor de afkeer van de reguliere politiek: twee derde (68%) van de veeboeren zou nu op de BoerBurgerBeweging stemmen. De SGP zou met acht procent de tweede partij zijn, slechts vier procent zou nog op het CDA stemmen, drie procent op de VVD.
Discrepantie boeren en burgers
Veeboeren en ‘het volk’ kijken niet op dezelfde manier naar de materie.
Zo vindt slechts 12 procent van de veeboeren dat de veestapel moet inkrimpen, terwijl de helft (50%) van de burgers het eens is met de stelling “De Nederlandse veestapel moet krimpen”.
Wat hierbij opvalt is dat kiezers van alle middenpartijen (inclusief CDA, VVD, CU) per saldo achter het inkrimpen van de veestapel staan. Of anders gezegd, de weerstand onder deze kiezersgroepen is substantieel, maar vormt geen meerderheid. Van de kiezers die in maart op CDA stemden is bijvoorbeeld 44 procent het eens met deze stelling, 24 procent niet. Kijken we naar de huidige politieke voorkeur dan blijkt dat 39 procent van de CDA-achterban het ermee eens is, 18 procent niet.
Kiezers die geen inkrimping van de veestapel willen, stemmen overwegend BBB, FvD, SGP, PVV of JA21.
Veeboeren maken zich weinig zorgen om stikstofprobleem
De meeste veeboeren vinden krimp dus niet nodig. Dit valt onder andere te verklaren doordat ze de stikstofproblematiek als veel minder ernstig inschatten dan de rest van de Nederlanders.
Slechts 25 procent van de veeboeren maakt zich zorgen over het stikstofprobleem. Onder burgers is dat 67 procent. Over de opwarming van de aarde (broeikasgassen) maken veeboeren zich meer zorgen (55%), al ligt dit onder burgers ook duidelijk hoger: 76 procent.
Verdeeldheid burgers m.b.t. boeren-stikstofprotesten
Acht op tien veeboeren (82%) staan achter de boerenprotesten tegen de stikstofmaatregelen. Driekwart van de boeren denkt dat de meerderheid van de Nederlandse burgers ook achter de boerenprotesten tegen de stikstofmaatregelen staan. In werkelijkheid is de bevolking hierover sterk verdeeld: 38 procent staat achter de boerenprotesten, 32 procent niet. Ook hier is dus sprake van een forse discrepantie tussen de ideeën van de boeren en de mening van de burgers.
Kennis burgers van landbouw weinig accuraat
We legden burgers een aantal vragen voor over de agrarische sector om hun kennis hierover te peilen. Het ging hierbij over de vraag welk aandeel van het Nederlands grondgebied wordt bezet door landbouw, (antwoord: 54%[1]), hoeveel boerenbedrijven er zijn in Nederland (antwoord: 60.000), hoeveel mensen er in werken (antwoord: 184.000, 2% van de beroepsbevolking) en wat de bijdrage van de landbouw is aan de Nederlandse economie (BBP) (antwoord: 1,35%).
Het blijkt dat het merendeel van de Nederlanders hier een weinig accuraat beeld van heeft. Op alle vier vragen die we voorlegden moet de helft of meer het antwoord schuldig blijven. Ruim een kwart durft een antwoord te geven op de vraag hoeveel mensen in de veeteelt werken. Dit kwart schat dat redelijk goed in: het zijn er 184.000 en het gemiddelde genoemde aantal (161.449) verschilt daar nauwelijks van. Maar driekwart heeft dus geen idee.
Deze kennis ontbreekt nog meer als het gaat om de bijdrage van de landbouw aan het Binnenlands Bruto Product. Ruim een kwart (28%) geeft hier een antwoord, maar zij overschatten het aandeel aanzienlijk: men denkt gemiddeld 19,3 procent, terwijl het 1,4 procent is.
Minder dan de helft van de burgers (44%) denkt een idee te hebben van welk deel van het Nederlands grondgebied gebruikt wordt voor de landbouw. Het gemiddelde antwoord was 39 procent. In werkelijkheid bedraagt dit 54 procent.
[1] https://longreads.cbs.nl/nederland-in-cijfers-2020/hoe-wordt-de-nederlandse-bodem-gebruikt/
Verantwoording
Dit bericht heeft betrekking op het eerste deel van dit onderzoek: hoe ervaren veeboeren hun positie?
Morgen (vrijdag 22 september) verschijnt deel 2, over de toekomst van de veeteelt. Staan veeboeren open voor uitkoop?
Morgen publiceren we het volledige rapport op onze website.
Veeboeren
Via LISA, een landelijke database die voorziet in vestigingsinformatie en werkgelegenheidsstatistieken, achterhaalden we de NAW-gegevens van veeteeltbedrijven. 16.000 veehouders ontvingen een brief met daarin een link naar de online vragenlijst. De brief was ondertekend door de hoofdredacteur van de Volkskrant en de onderzoeksleider van I&O Research.
Uiteindelijk namen 981 veeboeren deel aan het onderzoek.
Het veldwerk voor dit onderzoek vond plaats van maandag 6 tot maandag 20 september 2021.
Binnen de groep van 981 veeboeren beslaan rundveehouders de grootste groep, gevolgd door schapen- en varkenshouders. De onderzoeksresultaten van de boeren zijn niet herwogen. Wel zijn de uitkomsten gecheckt op de achtergrondkenmerken uit de bruto-steekproef. Hieruit bleek dat de boeren die meewerkten aan het onderzoek een goede afspiegeling zijn van de populatie wat betreft sector (type veetelers) en grootte van het bedrijf. Naar regio zien we enige vertekening: boeren uit de provincies Friesland, Gelderland en Noord-Brabant zijn enigszins oververtegenwoordigd, boeren uit de provincies Drenthe, Flevoland, Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland zijn enigszins ondervertegenwoordigd. De provincies Groningen, Overijssel, Noord-Holland en Limburg zijn goed vertegenwoordigd.
Burgers
In totaal deden 2.054 burgers van 18 jaar of ouder mee aan dit onderzoek. Het grootste deel daarvan (n=1.931) is afkomstig uit het I&O Research Panel, een beperkt aantal respondenten vulde de vragenlijst in via het panel van PanelClix (n=123).
De burgers kregen een mail met daarin een link naar de online vragenlijst. In de uitnodiging aan de burgers is het onderwerp bewust enigszins vaag gehouden en is de opdrachtgever (de Volkskrant) niet genoemd (om aselecte respons te voorkomen).
De resultaten van de burgers zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio en opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2021. De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard (CBS). Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken. In dit onderzoek gaan we uit van een betrouwbaarheid van 95 procent.
Contact
Peter Kanne, Senior onderzoeksadviseur
020-308 48 05 / 06-319 43 707 / p.kanne@ioresearch.nl
Asher van der Schelde, Onderzoeker
020-308 48 26 / a.van.der.schelde@ioresearch.nl
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.