Ernst armoede is toegenomen
Zo’n 1,2 miljoen mensen schommelen met hun inkomen tussen de 100 en 125 procent van de nieuwe ondergrens.
Het CBS, Nibud en SCP bundelden hun krachten en smeedden een gezamenlijke methode om armoede te meten. Deze definitie moet zorgen voor duidelijkheid. Toch vallen sommige kwetsbare groepen buiten de boot. En schulden zijn evenmin meegenomen in de nieuwe berekening.
Eigen cijfers
Wie armoede wil bestrijden, moet eerst weten hoeveel mensen in armoede leven. Tot voor kort werd dat op maar liefst vijf verschillende manieren gemeten. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Eurostat (het Europese statistiekenbureau), het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud), het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP): allemaal hadden ze eigen cijfers.
Verwarrend
Die methodes gaven verschillende antwoorden op de vraag wat armoede is. Is het een absolute ondergrens, een minimaal koopkrachtniveau waarmee je het hoogstnoodzakelijke kunt kopen? Of is de armoedegrens relatief, en zodoende afhankelijk van wat anderen te besteden hebben? En hoe verhoudt iemands inkomen zich bijvoorbeeld tot het doorsnee inkomen van een land? Lopen sommige burgers niet te veel achter op de rest? Dat er meerdere methodes waren, is dus op zich niet vreemd, zegt Benedikt Goderis, wetenschappelijk medewerker bij het SCP. ‘Maar het is wel verwarrend’, erkent hij.
Absoluut en relatief
Daarom bundelden het CBS, het Nibud en het SCP hun krachten door de voordelen van de diverse meetmethoden te combineren. Hun gezamenlijke methodiek moet zorgen voor duidelijkheid. ‘We zijn gekomen tot een nieuwe, breed gedragen armoededefinitie’, licht Goderis toe. Die methode ligt tussen de absolute en relatieve benadering in: armoede wordt niet bepaald door het doorsnee inkomen, en het is evenmin een vast koopkrachtniveau. De grens stijgt mee naarmate de welvaart toeneemt.
Internet
Daarbij wordt rekening gehouden met wat mensen heden ten dage nodig hebben. Dus niet alleen kleding en voedsel, maar ook een telefoon, toegang tot het internet en sociale activiteiten. In plaats van minimale normbedragen worden de werkelijke woon- en energiekosten van mensen meegerekend. Tot slot is er gekeken of huishoudens een financiële buffer hebben.
Voedselbanken
Volgens deze nieuwe methode leefden vorig jaar 540.000 mensen onder de armoedegrens. Dat is 3,1 procent van de bevolking. Hoewel het aantal armen in 2023 lager was dan in de jaren ervoor, nam de ernst van de armoede toe. Goderis is niet verrast: ‘Hoewel de afgelopen decennia de hoogten van de bijstand en de toeslagen zijn meegestegen met de koopkracht, is er niet veel meer bijgekomen. De voorzieningen zijn niet meegegroeid met het welvaartsniveau van andere burgers.’ Dat verklaart waarom er na al die jaren nog steeds veel mensen een beroep doen op voedselbanken.
Wirwar
In vergelijking met 2018 waren er vorig jaar relatief meer werkende armen dan arme bijstandsontvangers. Zij komen meer tekort dan arme mensen in de bijstand. Volgens Kai Gidding, statistisch onderzoeker bij het CBS, komt dat door de wirwar aan regelingen die voor mensen met een kleine portemonnee zijn opgetuigd: ‘De afgelopen jaren zijn de bijstand en het minimumloon weliswaar verhoogd, maar het probleem zit ‘m in de toeslagen. Veel werkende armen maken daar geen gebruik van. Bijvoorbeeld omdat ze denken dat die ondersteuning niet voor hen geldt.’
Radar
Daarnaast hebben mensen met een bijstandsuitkering vaak een vanzelfsprekende relatie met de gemeente, weet Cora van Horssen, hoofd van het kennisteam bij het Nibud. ‘Zij zijn al bekend bij de gemeente en worden daardoor eerder gewezen op landelijke én lokale minimaregelingen.’ Dit in tegenstelling tot werkenden, die veel minder contact hebben met gemeenten. ‘Lokale overheden hebben werkende armen niet altijd op de radar’, signaleert Van Horssen.
Lage vergoeding
Die werkende armen zijn te verdelen in twee categorieën. De ene groep werkt in loondienst, maar maakt weinig uren. Denk aan mensen met nulurencontracten. De andere groep bestaat uit zzp’ers die niet onder het wettelijk minimumloon vallen. Overigens zijn dit volgens Goderis niet alleen schijnzelfstandigen, zoals maaltijdbezorgers en Uber-chauffeurs: ‘Sommigen maken veel uren tegen een veel te lage vergoeding. Zij hanteren soms noodgedwongen heel lage uurtarieven.’
Minimavoorzieningen
Een nieuwe meetmethode betekent ook keuzes maken. Zo worden lokale regelingen voor inkomensondersteuning — zoals de bijzondere bijstand, kortingsregelingen en kwijtscheldingen — niet meegeteld als inkomen. Vanwege een gebrek aan systematisch beschikbare data kunnen de onderzoekers nog geen rekening houden met de invloed van gemeentelijke armoederegelingen. ‘Dat is al jaren een probleem’, verzucht Goderis. ‘Er is geen landelijk register met gemeentelijke minimavoorzieningen.’
Stadspassen
Wat het niet makkelijker maakt, is dat de verschillen tussen gemeenten groot zijn. ‘Het lokale aanbod is bijzonder divers’, stelt Van Horssen. Een deel van de gemeentelijke armoederegelingen wordt in natura uitgekeerd. Een goed voorbeeld zijn de stadspassen, waarmee inwoners met een laag inkomen korting krijgen op musea en sportscholen. Of witgoedregelingen, waardoor minima met een tegoedbon kapotte wasmachines of koelkasten kunnen laten repareren of vervangen. ‘Moet dit eveneens geclassificeerd worden als inkomen?’, vraagt de Nibud-onderzoeker zich af.
Veranderingen
Bovendien moet de impact van lokale regelingen voor inkomensondersteuning niet worden overschat, meent Goderis: ‘Het gaat natuurlijk wel om bedragen, maar verwacht geen gigantische veranderingen als die gemeentelijke ondersteuning wel zou worden meegenomen in de berekeningen.’
Schulden
Wat eveneens buiten beschouwing blijft: schulden. Een huishouden met een relatief hoog inkomen, gemiddelde woonlasten én problematische schulden, zal niet als ‘arm’ worden gerapporteerd, becijferde Divosa, de vereniging van directeuren in het gemeentelijk sociaal domein. Terwijl volgens diezelfde organisatie het aantal huishoudens met schulden, en dus met geldzorgen, juist is gestegen.
Studielening
Een gebrek aan beschikbare data is wederom de boosdoener, maar het uitsluiten van deze kostenpost is ook een weloverwogen keuze, stelt Goderis. Hij vindt dat er kritisch moet worden gekeken naar de aard van de schulden. ‘Neem studieschulden. Deze leningen hebben een lange looptijd en zeer coulante voorwaarden. Oud-studenten betalen doorgaans amper rente.’
Gezonde balans
Er wordt derhalve een onderscheid gemaakt tussen betalingsachterstanden, en schulden met een afgesproken aflosperiode. In het laatste geval is er geen reden om uit te gaan van armoede (mits de debiteur natuurlijk genoeg verdient). Zo hebben woningbezitters met een hypothecaire lening meestal een gezonde balans tussen uitgaven en inkomsten.
Alarmbellen
Maar als iemand enkele maanden geen zorgverzekeringspremie betaalt, of een achterstand oploopt bij het betalen van de hypotheek. Dan gaan natuurlijk alle alarmbellen af. ‘Die mensen wil je vanzelfsprekend vroeg in beeld hebben om erger te voorkomen’, zegt Van Horssen. Overigens heeft ‘slechts’ een kwart van de mensen die onder de armoedegrens leeft ook problematische schulden. ‘Dat is niet weinig, maar 75 procent heeft dat dus niet’, nuanceert Goderis. ‘Op persoonsniveau is er een zwakke samenhang tussen armoede en schulden. Dat moet niet worden vergeten.’
Belastingdienst
Daarnaast had Divosa graag gewild dat ook de zorgkosten zouden worden gebaseerd op de feitelijke uitgaven van een huishouden. Voor sommigen zijn dit onvermijdbare kosten die ‘een groot effect hebben op de financiële situatie’, schrijft de belangenclub. ‘Een terecht punt’, geeft Goderis toe. Het SCP, CBS en Nibud wilden deze vaste kosten in eerste instantie in mindering brengen op het inkomen. Wegens een gebrek aan voldoende betrouwbare gegevens hebben ze daar echter toch vanaf gezien. ‘Er zijn wel mensen die hun onvermijdbare zorgkosten opgeven bij de Belastingdienst, maar die groep is onvolledig’, aldus de wetenschappelijk medewerker.
En zo vallen er wel meer kwetsbare groepen buiten de boot.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.