Advertentie
sociaal / Nieuws

Nieuwe armoedegrens vanaf oktober: een vooruitblik

Leven er straks meer Nederlanders in armoede?

18 juli 2024
Armoede Shutterstock
Shutterstock

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) presenteren op 17 oktober aanstaande een rapport met daarin een nieuwe methode om armoede te meten. Dat maakten de drie instituten donderdag bekend. Ze laten nog niks los over de inhoud, behalve dat voor de vraag of iemand in armoede leeft bepalend wordt of iemand minimaal noodzakelijke uitgaven kan doen.

Incidentmanager Defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem (DBBS)

JS Consultancy
Incidentmanager Defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem (DBBS)

Beleidsadviseur Economische Zaken

Gemeente Heemstede
Beleidsadviseur Economische Zaken

CBS-methode

Dat lijkt enigszins logisch, maar het is niet de methode die lang door het CBS is gehanteerd. Als sinds eind jaren ’70 gebruikt het CBS een koopkrachtbedrag, de zogenaamde Lage-inkomensgrens, aangevuld met indicatoren die gebruikt worden om de kans op armoede beschrijven. Zo wordt er gekeken naar hoelang iemand onder de inkomensgrens valt, de vermogenspositie, de omvang van de vaste lasten en het oordeel over de eigen financiële positie.

SCP

Dat is geheel anders dan de methode van het SCP. Het uitgangspunt van de armoedemethodiek van het SCP is namelijk dat er sprake is van armoede wanneer een huishouden voor langere tijd niet de middelen heeft goederen en voorzieningen te kopen die in de samenleving als minimaal noodzakelijk gelden: Het zogenaamde ‘niet-veel-maar toereikend (nvmt)-criterium’ is daarin de ondergrens. Samen met het Nibud stelde het SCP daarvoor referentiebudgetten op.

Verschillende normen

Op basis van de SCP-methode leefden in 2023 naar schatting ruim 830.000 mensen (4,9%) onder de armoedegrens. Het CBS spreekt alleen van armoederisico. Ten slotte is er ook nog de Europese armoedegrens. Volgens die norm leeft iemand in armoede als het inkomen lager dan 60% van het mediane besteedbaar inkomen is. Kortom, er bestaan verschillende opvattingen over wanneer er sprake is van armoede. Dat kan bijvoorbeeld voor beleidsmakers lastig zijn.

Nieuwe, gezamenlijke meetmethode

Reden genoeg dus om tot één definitie en meetmethode te komen. Het CBS merkte eind vorig jaar al op dat de nieuwe, in overeenstemming met het SCP en het Nibud opgestelde grens, vanaf de publicatie ervan het centrale criterium zijn in de CBS-statistieken en -publicaties over armoede. Op basis van wat CBS, Nibud en SCP nu al naar buiten hebben gebracht lijkt het erop dat de nieuwe meetmethode zal lijken op degene die het SCP nu al hanteert.

Individuele uitgaven

Voor het eerst worden daarbij ook werkelijke individuele uitgaven aan wonen en energie meegenomen, laten de instanties weten. ‘Hierdoor is er een completer inzicht in welk bedrag huishoudens – naast de uitgaven aan de vaste lasten – overhouden voor de minimaal noodzakelijke uitgaven aan voeding, kleding, etc. en of ze daarmee boven of onder de armoedegrens vallen.’

17 oktober

Wat dat betekent voor de armoedecijfers in Nederland, bijvoorbeeld of er straks meer mensen volgend de officiële definitie in armoede leven, blijkt pas 17 oktober bij de publicatie van het eindrapport. CBS, Nibud en SCP willen op dit moment nog niks kwijt. Gezien de stijgende woonlasten en energieprijzen lijkt het voor de hand liggend dat, wanneer die factoren worden meegerekend, er meer mensen onder de armoedegrens gaan vallen.

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Hielco Wiersma
Overheden zullen moeten leren leven met het gegeven dat een (beperkt) deel van de burgers altijd in armoede zal leven. Als burgers dat moeten doen vanwege fysieke omstandigheden dan behoren zij alle mogelijke steun te krijgen. Daar waar eigen verantwoordelijkheid in het leven om de hoek komt kijken zijn oplossingen beperkt en niet altijd realiseerbaar. In verruiming van de individuele beleidsvrijheid voor Gemeenten, die verder gaat dan de vigerende sociale wetgeving, schuilt een groot gevaar. Dergelijke verschillen kunnen namelijk leiden tot (meer) sociale mobiliteit van burgers en tot ongewenste verhoudingen tussen Gemeenten. Bovendien leidt dat op lokaal niveau tot (nog meer) politicering in het sociale domein en dat zou niemand moeten willen. Kortom, beperk inkomenspolitiek op lokaal terrein zoveel als mogelijk is.
Advertentie