Karremans (VWS) verzet zich tegen aanpassingen jeugdzorgwet
Diverse amendementen worden door de staatssecretaris ‘ernstig ontraden’.

Vandaag hervat de Tweede Kamer het debat over het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg. Enkele Kamerleden willen de verplichte regionale samenwerking tussen gemeenten afzwakken of de inkoop van alle specialistische jeugdzorg overhevelen naar het rijk. Hun amendementen kunnen rekenen op stevige kritiek van VWS-staatssecretaris Vincent Karremans (VVD).
Minder regie
Zo hebben Tweede Kamerleden Ismail el Abassi (DENK), Chris Stoffer (SGP) en Doğukan Ergin (DENK) een amendement ingediend waarmee gemeenten in een regio op eigen verzoek kunnen worden ingedeeld in subregio’s. De indieners zijn op zich vóór het indelen van gemeenten in regio’s, maar vrezen dat regionalisering bij met name grotere regio’s (bijvoorbeeld Rotterdam-Rijnmond) zorgt voor minder regie bij kleinere gemeenten.
Versnippering en instabiliteit
Staatssecretaris Karremans moet echter niets weten van dit plan: ‘Dit amendement doet het effect van het wetsvoorstel feitelijk teniet.’ Volgens hem is de wet juist bedoeld om versnippering en instabiliteit bij de inkoop van specialistische jeugdzorg tegen te gaan.
Negatieve gevolgen
Formeel zijn er momenteel 42 jeugdregio’s, maar in het najaar van 2023 bleek uit een toets dat specialistische jeugdhulpaanbieders met minstens 58 (sub)regionale inkoopverbanden te maken hebben. Door de mogelijkheid van subregio’s in het wetsvoorstel op te nemen, ‘wordt de deur opnieuw opengezet voor al deze inkoopverbanden’, schrijft Karremans in een brief aan de Kamer. ‘Met alle (negatieve) gevolgen van dien’. Uit de toelichting op het amendement maakt hij namelijk op dat het de bedoeling is dat deze subregio’s ook specialistische jeugdhulp kunnen inkopen.
Afsplitsen
Weliswaar willen El Abassi, Stoffer en Ergin dat er in de subregio voldoende vraag naar specialistische jeugdzorg moet zijn. Maar hun amendement garandeert niet dat er ook voldoende vraag blijft in de overige gemeenten van de regio, meent Karremans. Volgens hem wordt hiermee voorbijgegaan aan het feit dat de regio-indeling als geheel al is getoetst op robuustheid. Hij waarschuwt: ‘Het afsplitsen van één of meer gemeenten in een subregio heeft ook gevolgen voor de robuustheid van het deel van de regio dat overblijft.’
Slag of stoot
Een ander amendement komt van Kamerlid Sarah Dobbe (SP). In plaats van regionale inkoop, wil zij dat de contractering van alle specialistische jeugdzorg wordt overgeheveld naar het rijk. Dobbe vindt de regionale samenwerkingsverbanden ‘vaak instabiel’. ‘De geschiedenis van scheuringen en afsplitsingen bij de huidige regio’s laat zien dat regionale samenwerking niet zonder slag of stoot tot stand komt.’ Het SP-Kamerlid vraagt zich af wat er moet gebeuren op het moment dat gemeenten in een regio er alsnog niet met elkaar uitkomen.
Administratieve lasten en regeldruk
Karremans is echter niet te spreken over dit voorstel. De bewindspersoon noemt het amendement ‘een ernstig impactvolle wijziging van het wetsvoorstel’. ‘Dit zou een grote, kostbare stelselwijziging zijn en gaat in tegen de afspraken uit de Hervormingsagenda Jeugd.’ Hij voorspelt een toename van administratieve lasten en regeldruk in het stelsel: ‘Bij het Rijk moet een nieuw inkooporgaan worden opgetuigd evenals een nieuw orgaan dat beoordeelt of een jeugdige aanspraak kan maken op de landelijk ingekochte jeugdhulp. Deze organen zijn er op dit moment niet. En alle tijd die het optuigen hiervan kost brengt het verbeteren van de beschikbaarheid van specialistische jeugdzorg niet dichterbij.’
Lokaal maatwerk
In de nieuwe jeugdzorgwet worden gemeenten verplicht om regionaal samen te werken bij de inkoop van specialistische jeugdzorg. Maar als het aan parlementariër Faith Bruyning (NSC) ligt komen er ook uitzonderingen. Ze wil dat het rijk op verzoek van gemeenten een ontheffing kan verlenen voor de verplichte regionale samenwerking. Met haar amendement poogt Bruyning tegemoet te komen ‘aan de zorgen van partijen, gemeenten en overige organisaties’. Zij vrezen dat ‘de regionale samenwerking niet altijd zal leiden tot de beste zorguitkomsten en kan leiden tot bureaucratische inefficiëntie.’ ‘Door gemeenten de mogelijkheid te bieden om onder strikte voorwaarden af te wijken van de verplichte samenwerking, krijgen zij de ruimte om lokaal maatwerk te bieden als dit aantoonbaar effectiever is’, aldus Bruyning. Deze ontheffing zou kunnen worden ingetrokken als blijkt dat de gemeente niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, of als de resultaten achterblijven bij een bij ministeriële regeling vast te stellen landelijke norm voor jeugdzorg.
‘Onuitvoerbaar’
Karremans keert zich fel tegen dit amendement. Over de mogelijkheid van het intrekken van de ontheffing schrijft de staatssecretaris: ‘Het is volstrekt onduidelijk wat een dergelijke norm behelst en hoe deze ministeriële regeling zou moeten luiden.’ Hij bestempelt dit deel van het amendement als ‘onuitvoerbaar.’ Bovendien blijven gemeenten verantwoordelijk voor de toegang tot jeugdhulp, ongeacht het niveau (lokaal, regionaal, landelijk) waarop de jeugdhulp is ingekocht. Lokale initiatieven blijven mogelijk, verzekert Karremans.
Woensdagavond wordt het debat over de jeugdzorgwet hervat. Daarna wordt duidelijk wanneer de Tweede Kamer stemt over het wetsvoorstel en de bijbehorende amendementen.
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Maar dat moeten de gemeenten toch ook? Maar dan in 42 regio's? Alleen: dan liggen de risico's ineens weer bij het Rijk. En moeten ze bij het Rijk ineens weer aan het werk. Terwijl ze net zo genoten van die heerlijke thuiswerkcultuur.