'Misschien was die term 'sturend' onhandig gekozen'
Volgens Bouwend Nederland verandert er niet zoveel nu 'water en bodem' in de ruimtelijke ordening niet langer 'sturend' heten te zijn.
Voor het kabinet-Schoof zijn de elementen ‘water en bodem’ niet langer sturend in onze ruimtelijke ordening, maar moet er slechts ‘rekening worden gehouden met’. Het lijkt een afzwakking van de klimaat-adaptieve ambities. Hoe kijken experts daarnaar? In het tweede deel van een serie van vijf Martijn Verwoerd, beleidsadviseur publiek recht bij Bouwend Nederland.
‘Sinds de introductie van het principe dat water en bodem in onze ruimtelijke ontwikkeling sturend zijn, zie je dat iedereen dat nogal verschillend uitlegt’, begint Martijn Verwoerd. Zelf keek hij in de Dikke Van Dale, waarin sturend wordt omschreven als ‘richtinggevend’. ‘Maar we zagen als Bouwend Nederland dat het in de praktijk vaak een aan/uit-knop werd. Neem de gebeurtenissen in de Zuidplaspolder in Zuid-Holland, waar overheden tegenover elkaar in de rechtbanken staan. Ik kan niet in het hoofd van voormalig minister Hugo de Jonge kijken, maar ik denk niet dat hij de interpretatie van het principe zo stringent heeft bedoeld.’
BB Hoe dan wel?
‘Kijk, ik woon zelf in een veenweidegebied dat gezellig zakt. Daar heb je innovaties nodig om er te kunnen bouwen. Simpel gezegd: als je weet dat de bodem ergens pap is, zul je meer moeten heien. En op sommige plekken zul je misschien helemaal niet meer moeten bouwen, maar dat zal een gesprek met alle betrokkenen moeten uitwijzen. Besluitvorming is uiteindelijk een afweging van belangen. Ik was daarom nogal verbaasd over de consternatie over de uitspraken van Mona Keijzer, want volgens mij verandert er niet zoveel.’
BB Maar ‘rekening houden met’ is toch net iets anders dan het daadwerkelijk sturend laten zijn water en bodem?
‘Het verzandt snel in een taalspelletje. Is ‘rekening houden met’ nou echt zo anders dan dat richting geven van de Van Dale? Wij interpreteren het zo dat je op complexe bouwlocaties eerst gaat nadenken of het daar wel verstandig is. En of we met bepaalde technieken de problematiek kunnen oplossen. Nederland heeft tenslotte een rijke historie op het gebied van bouwen in en rond water. De Kamerbrief over ‘water en bodem sturend’ was er destijds een met veel mitsen en maren. We zagen dat iedereen er een beetje in aan het verzuipen was. Misschien was die term ‘sturend’ ook wat onhandig gekozen. Dan biedt ‘rekening houden met’ meer helderheid. Op locaties waar het water of de bodem daartoe aanleiding geven, zul je je besluit om te bouwen beter motiveren. En dan kan ook de uitkomst zijn om niet te bouwen. Bekijk het per project en ga niet meteen in je schuttersputje zitten. Dat gebeurt al te veel in Nederland.’
BB Dijkgraaf Kees Jan de Vet bepleitte dat waterschappen eerder aan tafel moeten schuiven bij bouwplannen. Delen jullie die mening?
‘Ik denk dat dat sowieso goed is. Het is uiteindelijk ook een van de uitgangspunten van de Omgevingswet: dat je alle relevante partijen eerder betrekt. Zeker bij grotere ontwikkelingen lijkt me dat heel gezond. Waarbij overigens iedereen weet dat niemand voor de volledige 100 procent zijn zin zal krijgen.’
BB Ook de discussie over al dan niet duurzamere eisen in het Bouwbesluit laait weer op. Zijn jullie voor landelijke normen of voor meer gemeentelijke vrijheid om toekomstbestendig bouwen mogelijk te maken?
‘Ook dit is een belangenafweging. Als je zegt dat je snelheid van bouwen belangrijk vindt met een vaste kwaliteit, dan kom je snel uit bij fabrieksmatig werken. Die huizen moeten allemaal vooraf worden ge-engineerd, een intensief en duur proces. Als je dat voor elk woonwijkje opnieuw moet gaan doen, dan gaan die woningen een hele hoop meer kosten. Dat dus liever niet. Waar wij best over willen nadenken is het cafetariamodel: dat je landelijk twee of drie plussen kunt regelen waarmee gemeenten gemotiveerd kunnen afwijken van het Bouwbesluit. Dus onze basishouding is: liefst landelijk. Als het helpt om een of twee escalatietrappen landelijk te organiseren, dan is dat ook prima bespreekbaar. Maar ga alsjeblieft niet als 340 gemeenten allemaal het wiel uitvinden en net andere eisen formuleren dan de buurman.’
BB Waar hoopt u dat het door Mona Keijzer aangebrachte accentverschil toe leidt?
‘Wat ik vooral hoop is dat het ertoe leidt dat partijen met elkaar in gesprek gaan. Niet langer: ik heb gelijk, dus jij mag dat niet. Ik vind dat ‘rekening houden met’ net wat meer recht doet aan die situatie. En dat die woorden ook duidelijker maken wat je van iedereen verwacht. Bij de Zuidplaspolder zijn de provincie, Rijkswaterstaat en de gemeente betrokken en alle drie menen ze kapiteins te zijn. Nou, als drie mensen tegelijk proberen te sturen, wordt het er doorgaans niet beter op.’
Dit is de tweede aflevering in een serie. Lees het eerste deel hier.
Dit is toch juist alles wat mis is met de Omgevingswet? Dat wij nu juist wel 340 varianten gaan hebben in het omgevingsrecht voor wat betreft geluidsnormen, geuremissie en andere ''lokale problematiek''. De insteek was, lokaal wat lokaal kan, nu blijkt steeds meer dat dit idee achterhaald is en dan landelijke regie juist MOET. We moeten ook niet vergeten dat de Omgevingswet initieel ook gewoon een bezuiniging moest zijn.