Elf miljard voor ongeveer 700.000 woningen
Hugo de Jonge beantwoordt schriftelijke vragen van Tweede Kamerfracties over de Wet versterking regie volkshuisvesting.
‘Zou de minister een lijstje kunnen sturen van waar dat geld aan uitgegeven is en wat dat nou aan woningen opgeleverd heeft?’, vroeg PVV-Kamerlid Barry Madlener begin april tijdens een Kamerdebat aan demissionair minister Hugo de Jong. Zijn vraag betrof de overheidsinvesteringen in de woningbouw die het demissionaire kabinet al heeft gedaan en nog op stapel heeft staan.
In een nieuwe Kamerbrief geeft de minister antwoordt op de vraag van de PVV'er. Tot en met 2030 wordt elf miljard euro gespendeerd, waarmee ongeveer 700.000 van de bijna 1 miljoen geplande woningen een bijdrage ontvangen.
Lastige optelsom
‘Dit is een gecompliceerde optelsom in verband met overlap tussen regelingen’, schrijven de ambtenaren van de minister weliswaar in de beslisnota bij de Kamerbrief. Ze noteren dat de De Jonge niet tevreden was met een eerdere berekening van het aantal nieuwbouwwoningen dat financieel geholpen is, waarna de hulp is ingeroepen van het adviesbureau Rebel Group.
De 11 miljard die Hugo de Jonge noemt, betreft veelal incidentele en dus geen structurele financiering. Dat is een kritiekpunt dat begin mei nog werd geuit door het Interprovinciaal Overleg (IPO) en Aedes, de koepel van woningcorporaties.
Ook de ChristenUnie wijst hier op in de laatste schriftelijke behandeling van de Wet versterking regie huisvesting. De Kamerfractie vraagt of minister De Jonge niet bang is dat het ontbreken van structurele financiering van de bouwopgave die bij de gemeenten ligt, ‘zal leiden tot vertraging en uitstel van plannen omdat de kosten voor de bouw van nieuwbouwwoningen blijven stijgen en opbrengsten dalen’, en of hij bereid is de financiering wél structureel te maken.
Geen antwoord
De Jonge antwoordt hier niet op, maar zegt slechts: ‘Bij een groot deel van de woningbouwontwikkeling is een forse publieke investering nodig door gemeenten. Dat is nodig voor bijvoorbeeld het uitplaatsen van bedrijven, grondsanering, bereikbaarheid, leefbaarheid en eisen aan het aandeel betaalbare woningen.’
Wel merkt De Jonge op bij een vraag van de CDA-fractie, dat hij deze leest ‘als een oproep aan de formerende partijen om te zorgen voor structurele middelen voor de woningbouw.’ Waaraan hij toevoegt: ‘Ik onderschrijf het belang daarvan.’
Inderdaad staat in het hoofdlijnenakkoord van de nieuwe coalitie dat het nieuwe kabinet elk jaar één miljard euro extra voor woningbouw uittrekt. In een eerste reactie heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat verwelkomd, maar benadrukt dat het te weinig is: ‘Dit is serieus geld maar veel minder dan we in het kader van uitvoeringsagenda wonen en woontop hebben berekend dat nodig is.’
Eén van de redenen dat de woningbouw niet zo snel gaat als De Jonge wil (ook volgens de nieuwe coalitie, die 100.000 nieuwe woningen per jaar wenst) komt volgens de minister door het gebrek aan ambtelijke capaciteit bij provincies en gemeenten. De financiële hulp die deze overheidslagen hiervoor krijgen, eindigt vooralsnog dit jaar met een laatste 40 miljoen euro voor de provincies.
Geen voorrang statushouders
De nieuwe coalitie wil doorgaan met het wetsvoorstel, maar een paar punten wijzigen. Zo staat in het hoofdlijnenakkoord dat statushouders voor gemeenten voortaan geen urgentiegroep meer zijn in de huisvesting. De Wet versterking regie volkshuisvesting gaat ook over dit onderwerp. De VVD benadrukt in de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel dat deze moet voorkomen dat nog een keer voorkomt wat vorig jaar in de gemeente Utrecht gebeurde: toen zijn zes weken lang sociale huurwoningen uitsluitend aan statushouders toegewezen, waardoor andere urgentiegroepen en woningzoekenden zijn overgeslagen.
In zijn antwoord analyseert De Jonge deze kwestie als een verdelingsvraagstuk: ‘Op dit moment zien we dat niet alle gemeenten bijdragen aan de huisvesting van urgent woningzoekenden. (...) Om te zorgen dat reguliere woningzoekenden overal een goede kans op een woning hebben moet de huisvesting van wettelijk urgent woningzoekenden evenredig verdeeld worden.’
De nieuwe coalitie echter zoekt een oplossing nu in een verbod. Maar de VNG laat weten dat ze vraagtekens heeft bij een algehele stop op het toewijzen van woningen aan statushouders: ‘Onduidelijk is hoe gemeenten dan moeten voldoen aan de jaarlijkse taakstelling bij het huisvesten van statushouders.’
Inkorten van beroepsprocedures
Om de bouwtijd te versnellen gaat de nieuwe wet vergezeld van een nieuwe algemene wettelijke grondslag in de Omgevingswet. Deze maakt het mogelijk om bezwaarprocedures rond bouwprojecten van zwaarwegend maatschappelijk belang te beperken tot één beroep bij de Raad van State (geen hoger beroep), een uitsprakentermijn van zes maanden en geen optie voor een pro forma beroep.
Deze nieuwe grondslag geldt tijdelijk: tien jaar plus een mogelijke verlenging van vijf jaar. Die tijdelijkheid vindt De Jonge belangrijk omdat het een inbreuk is op ‘het normale stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming’. De VVD laat echter weten dat deze ‘procesversnellers’ wel permanent mogen worden, omdat ook na 2030 nog gebouwd moet worden.
De energietransitie
De BBB vraagt De Jonge waarom ook de energietransitie kan komen te vallen binnen deze nieuwe wettelijke grondslag. De partij is bang dat zonnevelden en windturbines te makkelijk worden geplaatst, gezien het feit dat ze hinder en gezondheidsproblemen kunnen opleveren.
De minister merkt op dat klimaatminister Jetten inderdaad van plan is gebruik van de wettelijke mogelijkheid te maken: ‘Het gaat daarbij om de infrastructuur voor elektriciteitsprojecten die nodig is om de energietransitie mogelijk te maken en die - tevens en op kortere termijn - problemen met netcongestie doet verminderen.’ Maar zonnevelden en windturbines vallen daar niet onder.
Toch gemeentelijke vrijheid
De Wet versterking regie volkshuisvesting is bedoeld om de volkshuisvesting voor een deel weer te centraliseren en de rijksoverheid en provincies meer grip te geven op de gemeentelijke woningbouwprojecten. Het wetsvoorstel schrijft voor dat provincies moeten sturen op 130 procent plancapaciteit, zodat er genoeg woningen komen zelfs als bouwprojecten niet doorgaan. Ook wordt het verplicht dat op regionaal niveau twee derde van de nieuwbouw in de categorie ‘betaalbaar’ valt en dat alle gemeenten binnen de woningbouwregio hun aandeel leveren. Doen ze dat niet, dan kunnen het rijk en de provincie ingrijpen en zelfs via een ‘indeplaatstreding’ het gemeentelijke omgevingsplan gedwongen wijzigen.
Toch laat De Jonge gemeenten nog enigszins vrij. De VVD bijvoorbeeld wil de gemeente Amsterdam afremmen, die 40 procent sociale huur wil bijbouwen. De gemeente heeft nu al bovengemiddeld veel sociale huurwoningen. Al die goedkope woningen maken woningbouwprojecten onrendabel, vreest de VVD. Maar De Jonge gunt Amsterdam die vrijheid, omdat de gemeente flankerend beleid voert om de financiële risico's te ondervangen.
Het springende punt
Dat is het springende punt, in de ogen van De Jonge. ‘Wanneer gemeenten hogere ambities hebben, maar geen aanvullende maatregelen treffen waardoor projecten niet meer van de grond komen, kunnen provincie of rijk ook juridisch interveniëren.’ Dat laatste wordt mogelijk met de nieuwe wet.
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.