Ambtenaren zijn verpletterend loyaal
Nieuw onderzoek naar de verhouding tussen wethouder en ambtenaar laat zien dat de laatste verpletterend loyaal is. In een essay beschrijft onderzoeker Petra Habets de gevolgen van die houding.
Nieuw onderzoek naar de verhouding tussen wethouder en ambtenaar laat zien dat de laatste verpletterend loyaal is. In een essay beschrijft onderzoeker Petra Habets de gevolgen van die houding.
Teamwork
Een aantal jaren geleden vertelde een gemeentesecretaris mij dat het niet uitmaakte wie na de verkiezingen de nieuwe wethouders werden. Hij verzamelde om iedere wethouder een team dat op hem of haar was afgestemd. Tijdens de verdediging van mijn proefschrift over wethouders moest ik hieraan denken toen het ging over de leiderschapsstijlen van wethouders zelf. Het gaat te ver om te stellen dat leiderschapskwaliteiten van individuele wethouders niet belangrijk zijn, maar er is in de kern sprake van teamwork.
Steun en toeverlaat
Iedereen moet wethouder kunnen worden, beter gezegd: partijen kunnen iedereen naar voren schuiven en daar moet je het als ambtenaar (schrijf ik als oud-ambtenaar) ‘maar mee doen’: als ambtenaar zorg je dat jouw wethouder goed in het zadel komt en jou benut als steun en toeverlaat, ongeacht politieke kleur, achtergrond en capaciteiten.
Samenwerking op één
Dit blijkt te kloppen. Vraag wethouders naar de verklaringen voor hun successen en 72 procent zet in de top 3 de samenwerking met de ambtenaren, gevolgd door samenwerking in het college (40 procent) en het eigen vakmanschap (26 procent). Dus wethouders zelf zien hun eigen vakmanschap niet automatisch als belangrijkste succesfactor.
Belangrijkste adviseurs
Vraag wethouders wie hun belangrijkste adviseurs zijn en wederom komt de ambtenaar op plek 1, met anderen op gepaste afstand. Vraag wethouders hoe belangrijk ambtenaren als steunbron zijn en 75 procent noemt hen zeer belangrijk en slechts 2 procent niet (zo) belangrijk. Vraag wethouders wie hen hielp toen ze vreesden voor hun positie als wethouder, en de ambtenaren scoren wederom het hoogst.
Rapportcijfer
Ook als wethouders gevraagd wordt een rapportcijfer te geven voor het samenspel op diverse speelvelden (raad, college, fractie, coalitie, externe omgeving en ambtenaren), staat het samenspel met ambtenaren fier op de eerste plaats. En daar waar deze rapportcijfers een zekere spreiding kennen, is deze spreiding voor het samenspel met de ambtenaren zeer gering.
Gemiddeld een acht
Wethouders zijn het met elkaar eens: de ambtenaar krijgt gemiddeld een 8, met als slechtste cijfer een 5 gegeven door 1 procent van de wethouders. De waardering voor het samenspel op de andere speelvelden leidt tot een tweede plek voor het college (7,66), gevolgd door de fractie (7,65) en de externe omgeving (7,58). Op wat grotere afstand sluiten de coalitie (7,00) en de raad (6,81) de rij.
Verpletterende loyaliteit
Bovenstaande gegevens zijn afkomstig uit een enquête die ik twee jaar geleden uitzette in de laatste maanden voor de gemeenteraadsverkiezingen 2018 onder wethouders die op dat moment praktisch allemaal bezig waren met de afronding van hun collegeperiode. Deze enquête heeft geleid tot 449 bruikbare reacties. Het beeld rijst op van een verpletterende loyaliteit van ambtenaren.
Goed gelukt
Weliswaar kan hier vertekening in zitten omdat de meeste wethouders vier jaar lang hebben kunnen wennen aan hun ambtenaren en omgekeerd. Toch neemt dat niet weg dat dit aan elkaar wennen in die vier jaar (en hopelijk ook wat eerder) wel goed gelukt is. Is dit positieve beeld dat wethouders van ambtenaren hebben een compliment voor de professionaliteit van de Nederlandse gemeenteambtenaren, of is het een zorgelijk signaal dat wethouders wellicht te weinig tegenspel krijgen uit de ambtelijke organisatie?
Lees het hele essay van Petra Habets deze week in BB23 (inlog).
Reacties: 7
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Klein punt van aandacht. Mogelijk is er ook een (lichte) vertekening in de cijfers omdat wethouders zijn bevraagd die de collegeperiode bijna hebben voltooid. Diegene die eerder zijn gestopt of zijn gevallen hebben mogelijk andere waarderingen.
Helemaal met u eens!
Die vraag zou ook inderdaad aan ambtenaren gesteld moeten worden. Ik verwacht een behoorlijke discrepantie.
Wat ook ontbreekt is een steekproef onder de doelgroep, die te maken krijgt met de uitkomsten. Liefst vooraf. Tevens vooraf onder de veldwerkers, die steeds in contact komen met doelgroepen. Je kunt dan al veel ondoordachtheid voorkomen. Vooraf, of achteraf, zie ik dat niet gebeuren, of niet effectief.
Je wordt doodgegooid als client, met verzoeken, vanuit allerlei onderzoek bureaus, om vragen te beantwoorden. Ik heb daar, na jaren ervaring, zelden of nooit wat door zien vooruit gaan voor de doelgroep.
De vragen zijn daar ook niet altijd op geconcentreerd. Vaak heel beperkt over aard van contact.
Het lijkt meer geldverspillende vulling voor archiefkast te zijn en natuurlijk het gevoel bij opdrachtgever: we zijn goe bezig.
Of het nu een gemeentehuis, bedrijf, school, instelling is, de leiding bepaalt in hoge mate de werkcultuur. Is die niet goed zullen de goede medewerkers hun heil elders zoeken als zij die kans hebben en stromen mensen met verantwoordelijkheidsgevoel en werkethiek weg. Met name als collega's hen niet steunen en zich in zwijgen hullen. De gevolgen van die dynamiek zorgt ervoor dat zaken zolang scheef kunnen blijven lopen, tot een wal het schip keert.