Een vijfde werkende mannen wil kortere werkweek
Mannen zeggen vaker dan vrouwen juist korter te willen werken dan ze nu doen. En twee derde van de vrouwen blijkt nu economisch zelfstandig.
Mannen zeggen bijna 1,5 keer zo vaak als vrouwen korter te willen werken dan ze nu doen. Ze willen hun werkweek met gemiddeld 13 uur inkorten, tegenover bijna 10 uur bij vrouwen. Dit hangt samen met het grotere aandeel mannen met een voltijdbaan. Dat blijkt uit de Emancipatiemonitor 2022 van het CBS.
Minder werken
Mannen zeggen vaker dan vrouwen juist korter te willen werken dan ze nu doen: 19,1 tegenover 13,7 procent. Van alle vrouwen die in 2021 voltijds (minstens 35 uur per week) werkten, zei 21,8 procent minder uren te willen werken, tegenover 9,7 procent van de deeltijds werkende vrouwen. Bij voltijds werkende mannen was dit 20,6 procent, tegenover 12,6 procent van de deeltijds werkende mannen. Mannen die minder willen werken, zouden hun werkweek met gemiddeld 13 uur willen inkorten. Hun gewenste arbeidsduur zou dan uitkomen op 3,5 dagen per week. Bij vrouwen die minder willen werken zou dat 3 dagen per week zijn, een vermindering van ruim 9 uur ten opzichte van hun huidige arbeidsduur.
Europees kampioen deeltijdwerk
Verder blijkt uit de Emancipatiemonitor dat ruim driekwart (77,1 procent) van de vrouwen tussen 15 en 65 jaar in 2021 betaald werk had tegenover 86,6 procent van de mannen. De arbeidsdeelname neemt sinds 2014 bij zowel mannen als vrouwen toe, maar bij vrouwen sterker dan bij mannen, waardoor het verschil in arbeidsdeelname is geslonken. En waar de gemiddelde arbeidsduur van vrouwen in 2013 nog bijna 27 uur per week was, is deze in 2021 opgelopen tot 29,2 uur. De groei stokte alleen in coronajaar 2020. Bij mannen schommelde de gemiddelde arbeidsduur rond 39 uur. Deze liep in 2020 terug, maar was met 39,4 uur in 2021 weer vrijwel gelijk aan de pre-coronajaren. Daarmee blijven Nederlanders ‘Europees kampioen’ deeltijdwerken. Bijna 2 op de 10 werkende mannen hadden in 2021 een deeltijdwerkweek tegenover bijna 7 van de 10 werkende vrouwen.
De loonkloof tussen mannen en vrouwen is in Nederland groter dan in de meeste andere EU-landen.
Loonkloof
Voor twee derde van de vrouwen (exclusief scholieren, studenten en gepensioneerden) betekent werken in 2021 ook economische zelfstandigheid. Bij mannen is dat 81 procent. Hierbij gaat de monitor uit van bijstandsniveau (1080 euro netto per maand). Het feit dat meer mannen economisch zelfstandig zijn, komt doordat ze vaker werk hebben, meestal voltijd, en ze per uur meer verdienen. De loonkloof tussen mannen en vrouwen is in Nederland groter dan in de meeste andere EU-landen. Nederland neemt met een loonverschil van ruim 14 procent de tiende plaats in. In tien jaar tijd werd de loonkloof vooral bij de overheid kleiner. In Letland is het verschil tussen werkende mannen en vrouwen met ruim 22 procent het grootst, gevolgd door Estland (21 procent).
Bestuur en ambtenaren
Letland is wel Europees koploper in het aandeel vrouwelijke managers met een meerderheid van 55 procent vrouwen. Het aandeel vrouwelijke managers in Nederland is met bijna 30 procent een van de laagste van de EU. Alleen in Cyprus en Luxemburg is het minder. Het EU-gemiddelde bedraagt 39 procent. Bij de rijksoverheid nam het aandeel vrouwen onder de topambtenaren toe van 34 procent in 2017 naar ruim 40 procent in 2021 en 2022. De participatie van vrouwen in politieke functies is op vrijwel alle niveaus toegenomen. Alleen in de Eerste Kamer liep de vertegenwoordiging van vrouwen terug: van 35 procent in 2017 tot 31 in 2022. Het aandeel vrouwen in het huidige kabinet overstijgt dat van de Nederlandse delegatie in het Europees Parlement (48 tegen 45 procent). Het aandeel vrouwen onder wethouders in 2022 bleef gelijk, bij de gedeputeerden nam het toe van 24 naar 28 procent. Ook onder de burgemeesters (van 21 naar 30 procent) en gemeenteraadsleden (naar 35 procent) zaten in 2022 meer vrouwen dan in 2017.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.