Minister wil pilot ondersteuningsfonds klokkenluiders
Na een verkenning naar mogelijkheden voor psychosociale, juridische en financiële ondersteuning voor klokkenluiders vindt minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nadere ondersteuning voor klokkenluiders inderdaad wenselijk. Dat schrijft zij in een reactie op de evaluatie van de Wet Huis voor klokkenluiders. Ook overweegt zij een andere naam voor het Huis.
Na een verkenning naar mogelijkheden voor psychosociale, juridische en financiële ondersteuning voor klokkenluiders vindt minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nadere ondersteuning voor klokkenluiders inderdaad wenselijk. Dat schrijft zij in een reactie op de evaluatie van de Wet Huis voor klokkenluiders. Ook overweegt zij een andere naam voor het Huis.
Pilot ondersteuningsfonds
Het Huis pleit in zijn toekomstvisie voor de oprichting van een onafhankelijk fonds, dat middelen ter beschikking stelt voor gefinancierde en gespecialiseerde bijstand en steun aan klokkenluiders. De minister vindt het wel belangrijk dat die aanvullende voorziening doeltreffend en doelmatig wordt ingericht. ‘Om zicht te krijgen op de best mogelijke invulling van die aanvullende voorziening en om die vervolgens goed vorm te kunnen geven, heb ik voor ogen om eerst te starten met een pilot.’ Na overleg hierover met de Stichting van de Arbeid en de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid zal zij de Kamer voor de zomer van 2021 informeren over de stand van zaken en de nadere uitwerking van de ondersteuning.
Verschuiving bewijslast
Verder wijst zij erop dat het wetsvoorstel voor de implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn nu wordt voorbereid. De inwerkingtreding van dat wetsvoorstel is voorzien in december 2021 en zal volgens haar leiden tot een aanzienlijke verbetering van de rechtsbescherming van de klokkenluider. Een essentiële verbetering daarin is de verschuiving van de bewijslast. ‘Na inwerkingtreding van het implementatiewetsvoorstel, hoeft de klokkenluider, ten overstaan van de rechter, voortaan alleen nog aan te tonen dat hij een melding of openbaarmaking heeft gedaan en dat hij is benadeeld. De werkgever moet dan aantonen dat de gestelde benadeling geen verband houdt met de melding. Dit is van grote invloed op de bescherming van de klokkenluider en leidt tot een meer gelijk speelveld tussen de klokkenluider en de werkgever.’
Transitiefase
Met tevredenheid stelt de minister vast dat het Huis de afgelopen periode een goede ontwikkeling heeft doorgemaakt. ‘Maar ik constateer ook dat het Huis nog in een transitiefase zit.’ Het Huis heeft dit jaar drie onderzoeken gepubliceerd. Ollongren vindt het belangrijk dat het Huis onderzoeken blijft afronden en blijft met het Huis in gesprek over de toekomstvisie en de mogelijke veranderingen in de rol en positie van het Huis in de toekomst. Ze merkt verder op dat het volgens de onderzoekers nog niet goed mogelijk is om harde conclusies te trekken en aanbevelingen te doen over aanpassingen in de wet, omdat er te weinig feiten en cijfers beschikbaar zijn. De minister zal met het Huis afspraken maken hoe informatie om meer inzicht te krijgen in de effecten van de wet het beste kan worden verzameld. Toch spreekt zij van een gedegen rapport, waarop zeker vervolgstappen mogelijk zijn.
Misstand blijft ‘abstract begrip’
De onderzoekers concluderen dat voor de ‘buitenwereld’ nog onduidelijk is wanneer een situatie net wel of net niet een maatschappelijke misstand is, zoals bedoeld in de wet, maar ook dat duidelijkheid over het begrip ‘maatschappelijke misstand’ zich niet gemakkelijk laat vangen in aanpassing van de wet. Ollongren kan zich vinden in die constatering. ‘Omdat een misstand zich op elk terrein en in vele verschijningsvormen kan voordoen, kan het niet anders dan een abstract begrip zijn. Dit begrip zal zich verder moeten uitkristalliseren. Zoals de onderzoekers hebben aangegeven kan het Huis via zijn communicatie ook meer duidelijkheid geven over het begrip maatschappelijke misstand.’
Adviestaak verduidelijken
Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen geeft in zijn advies aan dat de adviestaak van het Huis zich moet richten op voorlichting geven, het verstrekken van relevante informatie en het op weg helpen van de klokkenluider naar een organisatie die hem kan ondersteunen. Volgens hem moet de adviestaak van het Huis zo worden geformuleerd dat die past bij de kerntaken van het Huis en moet ervoor worden gezorgd dat werkprocessen en de wet aansluiten bij die adviestaak. De onderzoekers constateren in het eindrapport van de evaluatie dat in de wet niet is vastgelegd wat ‘advies door het Huis’ precies inhoudt en waar het stopt en wat de externe specialistische hulp is waarnaar het Huis kan doorgeleiden. In het wetsvoorstel voor de implementatie van de EU-klokkenluidersrichtlijn wordt voorzien in verduidelijking van de adviestaak. ‘Daarmee kan het Huis ook verwijzen naar instanties of organisaties die juridische of psychosociale hulp kunnen verlenen.’
Geen ‘strikte scheiding’ advies en onderzoek nodig
In het aanvullende evaluatierapport is het vraagstuk van scheiding tussen onderzoek en advies en de constructie van het Huis nader onderzocht. Dit aanvullende onderzoek heeft bij de onderzoekers niet geleid tot een ander beeld. Zij zien weinig noodzaak in een dergelijke strikte scheiding, omdat de adviestaak van het Huis géén belangenbehartiging voor de werknemer omvat. De onafhankelijkheid van het onderzoek en vertrouwelijkheid van de adviesrelatie kunnen ook worden geborgd met een scheiding op afdelingsniveau of een scheiding op casusniveau. Het uitvoeren van de taken advies en onderzoek onder één dak kan juist ook meerwaarde hebben, aldus de onderzoekers: dit bevordert het consistent optreden van het Huis en vergroot de mogelijkheden tot het opdoen van kennis en inzicht. De minister kan zich vinden in die conclusie. ‘Of de wettelijke scheiding op afdelingsniveau binnen het Huis aanpassing behoeft, komt aan de orde in de lopende gesprekken met het Huis.’
Preventietaak blijven verrichten
De onderzoekers suggereren dat om de preventietaak van het Huis te verankeren in de wet, maar de minister wijst erop dat op grond van die wet de afdeling advies onder meer als taak heeft algemene voorlichting te geven over het omgaan met een vermoeden van een misstand en de afdeling onderzoek als taak heeft algemene aanbevelingen te formuleren over het omgaan met een vermoeden van een misstand. ‘De preventietaak en de bijdrage aan cultuurverandering door het Huis heeft in het kader van deze taken plaatsgevonden.’ De minister vindt het dan ook belangrijk dat het Huis die activiteiten blijft verrichten. Ze wil nog wel nagaan wat het Huis precies beoogt met de preventietaak. ‘Het kan zijn dat die gesprekken mij ertoe brengen de wet aan te passen, indien blijkt dat de huidige wetgeving een goede uitvoering van die preventietaak verhindert.’
Naam Huis mogelijk wijzigen
De onderzoekers constateren dat de naam ‘Huis voor klokkenluiders’ bij veel mensen associaties oproept met een instituut dat de belangen voor de klokkenluider gaat behartigen. Die associatie is volgens de onderzoekers niet terecht, want het Huis geeft informatie, advies en ondersteuning, maar behartigt niet de belangen van de klokkenluider richting de werkgever. Wat een betere naam zou zijn, laten zij in het midden. De minister zal de voor- en nadelen van een naamswijziging van het Huis nader onderzoeken ‘en bezien of een aanpassing van de wet op dit punt wenselijk is’. Ollongren vindt het ook belangrijk dat het Huis zijn wettelijke taken goed kan uitvoeren en in dat licht beschikt over voldoende capaciteit en middelen. Daarom heeft ze het jaarlijkse budget van het Huis met ingang van 2021 verhoogd van 3 miljoen euro naar 3,7 miljoen euro. ‘Deze uitbreiding ziet onder andere op de uitbreiding met de zeven formatieplaatsen.’
‘Onder de tap’
De onderzoekers spreken in het eindrapport van de evaluatie het vermoeden uit dat het ontbreken van een verschoningsrecht en een voorziening waardoor vertrouwelijke telefoongesprekken en e-mailcontacten met en naar het Huis niet bij opsporingsdiensten ‘onder de tap’ kunnen komen te staan, ertoe zouden kunnen leiden dat de drempel hoger wordt om uiteindelijk een misstand intern of extern te melden. Dergelijke terughoudendheid kan volgens hen een negatief effect hebben op het bereiken van de doelen van de wet. Ook het Huis zelf ziet graag dat hiervoor een voorziening wordt getroffen.
Verschoningsrecht
De minister wijst op de onlangs door de Kamer aangenomen motie-Van Nispen, waarin de regering wordt verzocht om ervoor te zorgen dat het Huis voor klokkenluiders niet kan worden afgeluisterd, zodat iedereen veilig en vertrouwelijk een misstand kan melden bij het Huis. De mogelijkheden rond deze motie worden verkend en onderzocht, zegt zij. In het eerste kwartaal van 2021 wordt de Kamer erover geïnformeerd. Het Huis vroeg ook om een wettelijk verschoningsrecht voor medewerkers en bestuurders. Daar doet de minister geen uitspraak over. Wel benadrukt ze dat het moed vereist om een misstand aan de kaak te stellen. ‘Daarom is het van belang dat een klokkenluider ondersteuning kan ontvangen als hij wordt benadeeld vanwege diens melding. Daar blijf ik mij voor inzetten.’
Ollengren heeft het al over december 2021, vijf en een half jaar na oprichting van het Huis, dat nog steeds een - ook financieel - debacle is en zelfs van naam wil veranderen. De klokkenluider en de rechtsbescherming heeft nooit centraal gestaan.
En dat zelfs een klokkenluider binnen het Huis eruit is gewerkt hoor je Ollengren niet over.
En dat fonds, wie gaat daar de spelregels voor bepalen? Van alle klokkenluiders die zich voor 1 januari 2019 bij het Huis hadden gemeld wil men van af. Zorgvuldigheid? Vertrouwen?
Menig advies- en onderzoeksbureau, interim-manager, advocaat en consultant heeft leuke facturen kunnen indienen n.a.v. opdrachten met een gewenste juridische en/of politieke uitkomst. Hoe e.e.a. in zijn werk gaat bij de overheid heeft iedereen de laatste maanden live op televisie kunnen zien.
Klokkenluiders zijn niets meer dan een verdienmodel en een speeltje voor windowdressers en opportunisten.