LKOG: bijna alle klachten seksuele intimidatie gegrond
Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag voor de Decentrale Overheid: 7 van de 8 klachten over seksuele intimidatie in 2022 gegrond.
In 2022 zijn er negentien klachten over ongewenst gedrag bij de Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag voor de Decentrale Overheid (LKOG) ingediend, twee meer dan in 2021. De klachten gaan over discriminatie, (seksuele) intimidatie, pesten en agressie op de werkvloer. Zestien klachten waren afkomstig vanuit gemeenten. Twaalf klachten waren ingediend door vrouwen.
Seksuele intimidatie
Van de negentien meldingen van ongewenst gedrag zijn zeven meldingen niet ontvankelijk verklaard. Vijf daarvan waren arbeidsrechtelijk, één melding is onderzocht door het College van de Rechten van de Mens en één melder wilde een andere klachtenregeling hanteren dan de regeling van de LKOG. Verder zijn drie van de negentien meldingen opgeschort. Bij twee meldingen is mediation ingezet om alsnog het gesprek met elkaar aan te gaan, één melding is intern opgepakt vanuit veiligheidsoverwegingen, aldus het jaarverslag 2022 van het LKOG. Van de twaalf ontvankelijk verklaarde klachten gingen er acht over seksuele intimidatie, zeven daarvan (allen vanuit gemeenten), zijn ook gegrond verklaard. De vijf overige klachten zijn ongegrond verklaard.
Werkwijze LKOG
De LKOG onderzoekt klachten over agressie, discriminatie, (seksuele) intimidatie, geweld en pesten van medewerkers van instellingen die zich bij de LKOG hebben aangesloten, zoals gemeenten, provincies, waterschappen, veiligheidsregio’s. Een behandelcommissie van de LKOG onderzoekt klachten op het gebied van grensoverschrijdend gedrag als deze ontvankelijk zijn verklaard. De werkgever ontvangt advies of een klacht al dan wel of niet gegrond is. Klager(s) en aangeklaagde(n) worden tegelijkertijd op de hoogte gesteld. In het werk van de klachtencommissie van de VNG staan naar eigen zeggen twee waarden centraal: zorgvuldigheid en waarheidsvinding.
Proportionaliteit en subsidiariteit
In zijn voorwoord merkt voorzitter Ben Abbing op dat de commissie na het ontvangen van een klacht steeds vaker stilstaat bij de vraag of het wel verstandig is om onderzoek te doen. ‘We weten hoeveel impact het doen van een onderzoek heeft binnen een organisatie, niet alleen bij klager en beklaagde maar ook bij de getuigen, die vaak liever niet betrokken willen worden in het onderzoek.’ Commissielid Freek Walther spreekt over ‘proportionaliteit en subsidiariteit’. ‘Proportionaliteit’ gaat over de vraag of een onderzoekstraject, dat voor betrokkenen altijd belastend is, wel in verhouding staat tot de ernst van de klacht. Het kan ook gaan om de keuze van het meest passende onderzoeksmiddel. ‘De impact dient in redelijke verhouding te staan tot de verwachte opbrengst.’
Niet toevallig stond de auto van aangeklaagde uitsluitend in dat buitengebied wanneer hij dienst had samen met de klaagster
Verschillende onderzoeksmethoden
‘Subsidiariteit’ houdt in dat van de beschikbare onderzoeksmethoden altijd de methode wordt gekozen die de minste impact heeft op de privacy van betrokkenen. Voorheen bestond alleen het ‘hoorgesprek’, wat behoorlijk privacybelastend kon zijn. Later kwamen er ook andere methoden, zoals administratief onderzoek of het via elektronische rittenregistratie nagaan of de aangeklaagde op een plek was waar hij niet hoorde te zijn. Een aangeklaagde kon bijvoorbeeld niet uitleggen waarom hij regelmatig met de bedrijfswagen in een natuurgebied stond, terwijl het zijn taak was door een stadswijk te rijden. ‘Niet toevallig stond de auto van aangeklaagde uitsluitend in dat buitengebied wanneer hij dienst had samen met de klaagster.’
Het goede gesprek
Het denken over proportionaliteit begint voor het onderzoek van start gaat. Vroeger was dat anders, toen werden de meeste klachten onderzocht, maar was het advies na een duur, tijdrovend onderzoek dat de klager en aangeklaagde met elkaar in gesprek zouden moeten gaan. ‘Inmiddels vragen wij ons al op voorhand af of “het goede gesprek” of een traject van mediation nog tot de mogelijkheden behoort, in de hoop dat klager en aangeklaagde daarna met elkaar verder kunnen.’ Er worden ‘voorgesprekken’ gevoerd, waar minder belastende alternatieven worden voorgesteld.
Zorgvuldig en transparant
Belangrijk is dat de klager zich gehoord voelt, dat er echt geluisterd wordt en dat serieus aandacht wordt geschonken aan wat die naar voren brengt, aldus Abbing in zijn voorwoord. Belangrijk is ook dat op dezelfde manier geluisterd wordt naar de uitleg van beklaagde, vindt hij. ‘Mogelijk is er sprake van misverstanden, die al dan niet met behulp van een mediator intern uitgepraat kunnen worden.’ Helaas komt het volgens hem vaak voor dat een werkgever ‘te gemakkelijk’ reageert met een verwijzing naar de klachtenprocedure en dat de LKOG in het onderzoek tot de conclusie komt dat de klager het belangrijker vindt dat er nu ‘eindelijk’ eens serieus geluisterd wordt naar zijn of haar verhaal dan de uitkomsten van het onderzoek. ‘Waar onderzoek echt noodzakelijk blijkt, is ons streven om dit met hoor en wederhoor zo zorgvuldig en transparant mogelijk te doen.’
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.