Van vluchteling tot inspecteur
Het vierde portret in een seiro over ex-vluchtelingen die werk vonden in de publieke sector.
Als je Yana Hovhannisyan (37) vraagt waar ze vandaan komt, antwoordt ze: Azerbeidzjan. Maar een Azerbeidzjaanse is ze niet, zegt ze. ‘Noem mij maar wereldburger.’
Hovhannisyan groeit op in Azerbeidzjan, dan een USSR-republiek en tweemaal zo groot als Nederland, met de helft zo weinig inwoners. ‘Ik ben opgeroeid in de Sovjet-tijd’, zegt Hovhannisyan: ‘Geen vrijheid van meningsuiting dus, maar als kind ontgaat je zoiets.’ Ze herinnert zich het Armeense kerkje in Bakoe, van het christelijk geloof dat ze thuis beleden, en ze herinnert zich andere gezindten: moslims – veruit in de meerderheid – joden ook. En alles en iedereen leefde vreedzaam naast en met elkaar.
Discriminatie
Dan, eind jaren tachtig gaat het van het een op het andere moment mis, zeker in de beleving van een jong kind. Plots is de o zo vertrouwde stad inclusief de eigen wijk ‘vol gevaar’, en moet je maar afwachten of je het er heelhuids van af gaat brengen. Gelukkig komen op enig moment Sovjettanks de stad binnengereden om jou, je vader, moeder en pasgeboren broertje – net als zovele anderen, allemaal Armeens – te beschermen en enkele dagen later op de trein te zetten naar Nagorno Karabach. Ook daar blijkt het na een tijdje allesbehalve veilig, sterker: vanaf 1991 is het er oorlog, tot aan 1994. Dat doet het gezin in ’92 besluiten om naar Jerevan te vertrekken, de hoofdstad van buurland Armenië. Eindelijk rust zou je denken, Armeniërs onder elkaar, maar dat blijkt toch niet helemaal het geval. Hovhannisyan: ‘Juist daar werden we gediscrimineerd, al hadden we hetzelfde geloof en spraken we dezelfde taal: Armeens, met niet eens een ander accent. Wij kwamen uit Azerbeidzjan, hoorden er om die reden niet bij, en dat lieten de mensen merken ook.
Verblijfsstatus
Hoe prettig is dan de derde verhuizing uit noodzaak: die in 1998, naar Nederland, een land waar ze nog nooit van gehoord hebben, maar wordt aangeraden door UNHCR-hulpverleners. Ze komen in het dorp Middelstum terecht: eerst vier jaar in een omgebouwd pension voor vijftig vluchtelingen. Dan moet een verblijfsstatus nog worden verworven, wat ‘door tijdrovende procedures’ alles bijeen tien jaar neemt. ‘Ik voelde me soms moe, ontmoedigd, en vroeg me af hoe een dag zonder problemen of zorgen zou zijn. Je moet stevig in je schoenen staan om als vluchteling in een vreemd land overeind te blijven.’
Studeren
Al die jaren mag Hovhannisyan niet werken en wil – met een opleiding vergelijkbaar met havo op zak – vooral verder leren. Na een scholing Nederlands gaat ze in Groningen met een provinciale subsidie hbo-v studeren, en daarmee klaar kan ze aan de slag in het Martini Ziekenhuis in dezelfde stad. Om niet haar hele leven ‘aan het bed’ te hoeven blijven, gaat ze naast haar baan een deeltijdstudie doen: staats- en bestuursrecht.
Inspectie Gezondheidszorg
Recentelijk heeft ze het ziekenhuis ingeruild voor de Inspectie voor Gezondheidszorg (IGZ), waar ze sinds september jongstleden werkt. ‘De inspectie is heel breed en divers, er is werkelijk van alles te doen, dus daar kan ik wel even mee vooruit. Maar ooit zou ik iets met vluchtelingen willen, de combinatie met recht en gezondheid lijkt me wel wat. Nu zou dat te snel zijn geweest. Want eigenlijk pas vanaf 2008, toen ik de verblijfsvergunning kreeg, ben ik een beetje tot rust kunnen komen en lukt het beter de emoties achter me te laten. Er moet nog wat meer tijd overheen wil ik zo’n job goed kunnen doen, met de nodige afstand.’
Lees het vierde portret in een serie over ex-vluchtelingen die werk vonden in de publieke sector in Binnenlands Bestuur nr. 25 van deze week. (inlog)
Welkom ; weer een hoffelijke bijdrage aan onze welvarende, multiculturele samenleving.