Ravijnjaar is een beheersbare financiële dip
Vijf mogelijke opties om het tekort te beperken.
Dit jaar stellen gemeenten de begroting op voor het ravijnjaar 2026, waarin zij een tekort van € 1,1 miljard verwachten. Het merendeel van de gemeenten presenteerde een negatief resultaat in hun meerjarenbegroting voor dat jaar. Dat is ongekend.
Toch is de terugval van inkomsten uit het gemeentefonds niet geheel onbeheersbaar. KokxDeVoogd pleit voor (nog) meer realisme in de financiële huishouding en geeft enkele handvatten.
Dat gemeenten € 1,1 miljard tekort laten zien, verhult dat de gemeentelijke inkomsten uit het gemeentefonds met 9% zijn gedaald, van € 42,3 miljard in 2025 naar € 38,4 miljard in 2026. Ook provincies moeten 9% van hun inkomstenbron inleveren. Gemeenten hebben, net als in andere jaren, hun uiterste best gedaan om de begroting sluitend te krijgen, Hierdoor konden zij € 2,7 miljard van de € 3,8 miljard korting op het gemeentefonds opvangen.
Om het tekort in perspectief te plaatsen: hoewel € 1,1 miljard een aanzienlijk bedrag is, vormt het slechts 2% van de totale gemeentelijke begrotingen van € 64,0 miljard. Welke oplossingen zijn er mogelijk?
1. Eenmalige onttrekking aan de algemene reserve
De makkelijkste manier om het structurele tekort weg te werken, is een eenmalige onttrekking aan de algemene reserve. Dit is toegestaan mits er genoeg overblijft (solvabiliteitstoets) als buffer voor de komende jaren. Veel gemeenten ontkomen er niet aan om dit te doen. Dit is echter geen structurele oplossing.
2. Verhoging van de overige opbrengsten
Zo’n 40% van de inkomsten van gemeenten komt uit andere bronnen dan het gemeentefonds, zoals onroerendezaakbelasting, heffingen en leges. Deze inkomstenbronnen kunnen echter door begrotingsregels niet zomaar worden verhoogd. Daarnaast mogen veel heffingen niet meer dan kostendekkend zijn.
3. Beperking van de programmalasten
Programmalasten zijn inkomensoverdrachten (zoals uitkeringen) of kosten die gemeenten maken voor dienstverlening aan burgers en bedrijven door derden (jeugdhulp, hulp in het kader van de wet maatschappelijke ondersteuning, leerlingenvervoer, etc.). Hoewel het verlagen van deze kosten moeilijk is, is het niet onmogelijk. Het vereist zorgvuldige voorbereiding en consequent handelen (in lokale regelgeving, uitvoering en handhaving).
4. Verlaging van de uitvoeringskosten
Uitvoeringskosten zijn kosten voor de taken en dienstverlening aan burgers en bedrijven die gemeenten zelf uitvoeren of laten uitvoeren door hun eigen verbonden partijen. Kostenbesparingen zijn veelal mogelijk door doelmatiger ordening van taken en processen en het automatiseren van standaard werkzaamheden. Daarnaast kan met reëler begroten worden voorkomen dat veel gemeenten in hun jaarrekeningen onderuitputting van budgetten moeten presenteren als gevolg van (te) ambitieuze voornemens.
5. Verlaging van de overheadkosten
Overheadkosten worden gemaakt voor de instandhouding van de gemeentelijke organisatie, het democratische proces en voor de ondersteuning van de uitvoering van de dienstverlening aan burgers en bedrijven. Het schrappen van deze kosten leidt niet direct tot problemen in de uitvoering van de dienstverlening aan burgers en bedrijven, maar te veel schrappen leidt mogelijk tot continuïteitsproblemen.
Een laatste kritische blik op de begroting 2026, vanuit het juiste perspectief en een strenge maar open houding kan de laatste 2% aan besparing opleveren. Dit vraagt echter om reëel begroten, moedige keuzes van gemeenten, en het willen accepteren van de maatschappelijke gevolgen.
Meer weten?
Neem gerust eens contact op met Maxim ter Hedde.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.