Vaststellen tarieven jeugdzorg blijft rommelig
De Jeugdautoriteit acht meer standaardisatie ‘absoluut noodzakelijk’.
Gemeenten hanteren bij kostprijsonderzoeken verschillende definities voor de kostprijselementen. Daarbij worden nog niet alle kostenonderdelen uit de AMvB reële prijzen Jeugdwet meegenomen. In 60 procent van de onderzoeken maakt een data-uitvraag bij jeugdhulpaanbieders geen deel uit van de onderzoeksmethode. Hierdoor bestaat het risico dat de werkelijke kosten van de jeugdhulp afwijken van de vastgestelde tarieven.
Dat blijkt uit een vandaag verschenen rapport van de Jeugdautoriteit, dat onderzoek deed naar de totstandkoming van tarieven in de jeugdzorg. De overheidsdienst keek onder andere naar de kostprijs- en/of tarievenonderzoeken van 30 jeugdhulpregio’s. In deze regio’s werken gemeenten samen, met één gemeente als aanspreekpunt. Officieel zijn er in Nederland 42 jeugdhulpregio’s, maar door afsplitsingen zijn er in de praktijk ongeveer 60.
Onenigheid
Het bepalen van tarieven is complex en zorgt geregeld voor onenigheid tussen aanbieders en gemeenten. ‘Dat komt onder andere doordat in kostprijsonderzoeken niet altijd gekeken wordt naar de daadwerkelijk gemaakte kosten’, schrijft de Jeugdautoriteit. Gemeenten hanteren verschillende definities voor de kostprijselementen. Daarbij worden nog niet alle kostenonderdelen uit de AMvB reële prijzen Jeugdwet gebruikt. Deze Algemene Maatregel van Bestuur trad op 1 juli in werking en concretiseert met welke vier kostprijselementen in ieder geval rekening moet worden gehouden. Denk aan het indexeren van de lonen en de overheadkosten van aanbieders, zoals ict en huisvesting. De Jeugdautoriteit vermoedt dan ook dat deze maatregel geen ‘game changer’ zal zijn.
Voorspelbaar
Verder wordt een ‘no-show’ van cliënten vaak niet expliciet benoemd in het kostprijs- en tarievenmodel. Dat terwijl dit kostenonderdeel voor sommige doelgroepen van jeugdzorg ‘structurele en voorspelbare’ kosten veroorzaakt.
Ruis
Daarnaast ziet de Jeugdautoriteit dat gemeenten nog vaak een grote variëteit aan productomschrijvingen gebruiken, die per regio verschillen. Aanbieders blijken evenmin in staat om op éénduidige wijze inzicht te bieden in hun kosten. Dit geldt met name voor hun overheadkosten. ‘Het gevolg is dat er met enige regelmaat ruis ontstaat bij het opstellen van tarieven’, constateren de onderzoekers. Eénduidig taalgebruik is daarom een belangrijke voorwaarde om tot goed onderbouwde tarieven te komen. De Jeugdautoriteit pleit voor ‘meer harmonisatie’ bij gemeenten en aanbieders.
Zorgvuldiger
Er is ook goed nieuws. Sinds de decentralisatie in 2015 hebben gemeenten en jeugdzorgaanbieders meer kennis van elkaars werelden. ‘Trajecten om tot tarieven te komen gaan over het algemeen beter en zorgvuldiger dan enkele jaren geleden’, is te lezen in het rapport. Al zijn de verschillen tussen regio’s nog behoorlijk groot.
Langlopende contracten
Niettemin acht de Jeugdautoriteit meer standaardisatie ‘absoluut noodzakelijk’. Dit geldt zowel voor de bedrijfsvoering en administratie van aanbieders als de productdefiniëring van gemeenten. ‘Beide zijn noodzakelijk om tot betere tarieven te komen.’ Hoewel de onderzoekers het standaardisatietraject in de Hervormingsagenda Jeugd ‘hoopvol’ noemen, gooien de grote hoeveelheid langlopende contracten en de ‘complexiteit van het vraagstuk’ roet in het eten. De effecten zullen daarom pas over een jaar of vijf soelaas bieden, zo verwacht de overheidsdienst.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.