Oog voor de mantelzorger
Ondersteuning van mantelzorgers is volgens de Wmo 2015 een verantwoordelijkheid van gemeenten. Zij moeten oog hebben voor de positie van mantelzorgers en (helpen) voorkomen dat die door de hoeven zakken.
Mantelzorgers belonen met een financieel ‘compliment’ volstaat niet. De samenleving als geheel moet meer oog krijgen voor hun positie. Niet als het water hen al aan de lippen staat, maar in het dagelijks leven.
De Apeldoornse woningmakelaar/ assuradeur Jeroen Reinders mag een bordje op de gevel spijkeren: mantelzorgvriendelijke werkgever. Drie van zijn elf werknemers bleken thuis of in hun naaste omgeving mantelzorgtaken te hebben, en hij wist van niks. Mantelzorg is geen onderwerp dat medewerkers graag aansnijden bij hun baas. Reinders: ‘Ik vroeg: waarom hebben jullie mij niks verteld? Een van hen antwoordde: daar wil ik jou niet mee lastig vallen.’
Samen met andere lokale werkgevers tekende Reinders onlangs een convenant met de gemeente Apeldoorn en het lokale steunpunt voor mantelzorg De Kap. De convenantpartners geven mantelzorgers de ruimte en ondersteunen waar mogelijk. Erg ingewikkeld hoeft dat volgens Reinders meestal niet te zijn: de werknemer krijgt toestemming om een uurtje later te beginnen en dat later in te halen, of mag flexibel omgaan met verlof. ‘Zulke oplossingen zie ik liever dan dat ze overbelast raken en langdurig verzuimen.’ Op verzoek van de gemeente werd de makelaar ambassadeur voor het thema werk en mantelzorg. Als kleine werkgever is hij toch invloedrijk, want Reinders is actief in verschillende ondernemersnetwerken. Ook een grote organisatie als Achmea heeft een handtekening gezet en treedt op als ambassadeur.
Compliment
Ondersteuning van mantelzorgers is volgens de Wmo 2015 een verantwoordelijkheid van gemeenten. Zij moeten oog hebben voor de positie van mantelzorgers en (helpen) voorkomen dat die door de hoeven zakken. Jaarlijks kunnen gemeenten burgers met zware zorgtaken een vergoeding toekennen (de opvolger van het eerder door het rijk verstrekte ‘mantelzorgcompliment’). Via het vrij besteedbare gemeentefonds krijgen ze daarvoor in principe de middelen. De meeste gemeenten besteden de uitvoering van mantelzorgondersteuning deels of geheel uit aan vrijwilligers- en mantelzorgorganisaties. In toenemende mate worden er andere instellingen uit het maatschappelijk middenveld en de lokale samenleving bij betrokken.
‘Het gaat niet uitsluitend om regelingen, het gaat om een cultuur, een klimaat waarin mantelzorg bespreekbaar is’, zegt Linda Stomphorst, beleidsadviseur Zorg & Welzijn bij de gemeente Apeldoorn, naar aanleiding van het voorbeeld van de makelaar. ‘Betere ondersteuning wil niet per se zeggen dat er onwijs veel extra geld heen moet. Als gemeente proberen wij met bestaande middelen toch te vernieuwen.’
In Apeldoorn gaat 60 duizend euro extra naar het bestaande vrijwilligers- en mantelzorgsteunpunt De Kap, bovenop de vijf à zes ton die deze grotendeels op vrijwilligers draaiende organisatie al kreeg. De Kap moet met dat extra geld van ‘steunpunt’ uitgroeien tot Stedelijk Knooppunt Mantelzorg, ‘een expertisecentrum met een netwerk in alle geledingen van de lokale samenleving.’
Het is niet de bedoeling dat het een ‘statisch loket’ wordt. Het moet ‘een outreachende werkwijze’ kiezen en het thema mantelzorg bij partijen in de stad agenderen. Behalve werkgevers zijn dat bijvoorbeeld sportverenigingen, zorg- en welzijnsinstellingen, scholen, het Centrum voor Jeugd en Gezin, professionals in de sociale wijkteams.
Rek en respijt
‘Ambtenaren zitten sinds de invoering van de Wmo (2007) sterk op het idee: we moeten álle mantelzorgers bereiken,’ zegt Ursela van Dijk van het Gelderse adviesbureau Spectrum, dat gemeenten adviseert over onder meer de Wmo, vrijwilligerswerk en mantelzorg. ‘Dat is niet alleen onmogelijk, maar het hoeft ook niet. Met de meesten gaat het heel goed. Het gaat erom dat je andere partijen, professionals en vrijwilligers alert maakt op het onderwerp mantelzorg.’
‘Mantelzorg raakt ons allemaal: je bent mantelzorger, je wordt het nog of je bent het geweest,’ schetst Linda Stomphorst. ‘Daarom vraagt mantelzorg iets van de samenleving als geheel. Wat we proberen, is betrokken partijen een handelingsrepertoire mee te geven. Zijn er signalen dat de mantelzorger vast dreigt te lopen, dan kan men vanuit die netwerken de persoon wijzen op het Wmo-loket of een koffieochtend voor mantelzorgers. Of op respijtzorg, waarbij de zorg tijdelijk wordt overgenomen door professionele krachten of vrijwilligers.’
‘Zorgvragers verdwenen decennialang in het zorgcircuit,’ zegt Van Dijk. ‘De afgelopen jaren hebben we bedacht: je moet ook in het eigen netwerk zoeken naar oplossingen. Is dat in beeld, dan vinden veel professionals dat ze klaar zijn, want het eigen netwerk neemt het toch over? Vaak is er een steunpunt mantelzorg met hooguit één fte en dat is het dan.’
Daar zit volgens haar de crux: ‘Die mantelzorger is vaak een normale burger die op doordeweekse dagen aan het werk is of op school zit. Als de professionals in zijn leefgebieden alert zijn op mantelzorgsituaties en de belasting die daarmee gepaard gaat, kunnen zij al in een vroeg stadium meedenken over oplossingen. Juist in het gewone leven kunnen we een stukje extra rek en respijt inbouwen. De belangrijkste taak die gemeenten in mijn ogen hebben ten aanzien van mantelzorgers: zorgen dat de dagelijkse omgeving oog voor hen heeft. Zodat ze het niet alleen langer volhouden, maar ook op een prettige manier.’
Duidelijke grenzen
‘Wat mantelzorg betreft is er eigenlijk weinig nieuws onder zon, vergeleken met de oude Wmo’, vindt Erny Reuling beleidsambtenaar Wmo en ondersteuning van de gemeente Rheden. ‘De oude Wmo schreef al voor dat we ons moeten richten op kwetsbare inwoners. En ook toen was de opdracht om mensen de mogelijkheid te bieden langer thuis te wonen. Die beleidsdoelstelling is nu strakker ingekaderd. Eerst het eigen netwerk, dan een beroep op andere, vaak georganiseerde vrijwilligers en pas in laatste instantie op professionele ondersteuning.’ Zo had de uit zeven dorpen bestaande Gelderse gemeente het beleid al min of meer vormgegeven, met een sterk beroep op de civil society en investeringen in vooral algemeen toegankelijke voorzieningen.
Een verbetering, vindt Reuling, ‘want er werd voorheen te veel vanuit zorg en in doelgroepen gedacht.’ Zo denken burgers volgens haar niet: ‘Zij redeneren vanuit hun eigen leefwerelden, hun familie, clubje, buurthuis, werelden die als schillen om hen heen gegroepeerd zijn. Niet al die schillen zijn voor alle burgers even groot en soms lopen ze in elkaar over. Als je Bill Gates heet, kun je alle zorg kopen die je wilt en hoef je niet aan te kloppen bij de buren. Heb je dat geld niet, dan moet je het doen met wat familie, buren en vrijwilligers kunnen bieden. Daar zitten evenwel duidelijke grenzen aan. De formele zorg moet hier waar nodig op aansluiten. Professionals moeten zich voegen naar de behoeften van burgers, niet andersom.’
Als voorbeeld noemt Reuling een dorpshuis, dat geheel wordt gerund door vrijwilligers en waar ook een zorgorganisatie voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel huist. Waar de zorginstelling er voorheen vooral activiteiten voor eigen cliënten organiseerde, past zij die activiteiten nu aan op het algemene gebruik van het dorpshuis. Cliënten van die organisatie helpen bijvoorbeeld de kaartclub door tafels klaar te zetten en koffie en thee te zetten.’
Allochtonen
Volgens Fleur Kusters van Mezzo, belangenbehartiger van mantelzorgers, zit de compensatieplicht nog niet bij alle gemeenten goed ‘tussen de oren’. Zo worden mantelzorgers volgens haar regelmatig van het kastje naar de muur gestuurd. ‘We horen geluiden van mantelzorgers die dagen aan het rondbellen zijn op zoek naar informatie: naar de gemeente, naar zorgaanbieders, verzekeraars, SVB of CAK. Instanties geven geen duidelijkheid en verwijzen niet goed door. Er is geen algemeen beeld te schetsen van hoe gemeenten hun taken ten aanzien van mantelzorgers oppakken.
Op onderdelen hebben ze hen vaak goed in het vizier, maar op andere gebieden laten ze het soms afweten. Zo sturen gemeenten mantelzorgers naar Mezzo met de vraag of zij in aanmerking komen voor het Mantelzorgwaardering, een vergoeding als blijk van waardering voor de zorg die zij verlenen.’
Apeldoorn heeft extra aandacht voor risicogroepen: ‘Partners van thuiswonende mensen met dementie en personen met ggz-problematiek verkeren vaak eerder in de gevarenzone en daar moet je dus alert op zijn’, vindt Stomphorst. ‘En groepen als allochtone en jonge mantelzorgers vragen om een andere benadering.’ Zij wil mantelzorg niet al te zeer problematiseren. ‘Het is iets moois en krachtigs en mensen doen het meestal met hart en ziel. Lang niet alle mantelzorgers hebben ondersteuning nodig. Mocht dat wel zo zijn, dan moeten zij weten waar ze kunnen aankloppen.’
Mantelzorg in cijfers
Nederland telt 3,5 miljoen mensen die hulp geven aan een hulpbehoevende of zieke partner, kind, ander familielid, vriend of buur. 2,6 miljoen mantelzorgers verlenen intensief en/of langdurig hulp. 450.000 mantelzorgers zijn zwaar belast of overbelast door mantelzorgta ken - In Nederland zijn 420.000 vrijwilligers actief in de zorg. Er is sprake van mantelzorg als er langer dan drie maanden en/of meer dan acht uur per week hulp wordt geboden.
Bron: SCP/Mezzo
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.