Laaggeletterdheid op de kaart
Drie van de vier grote gemeenten hebben beleid ontwikkeld op het gebied van laaggeletterdheid of hebben plannen daartoe. In 2006 stond het onderwerp nog nergens structureel op de agenda.
Ongeveer 1,5 miljoen Nederlanders hebben moeite met lezen of schrijven. Zij zijn laaggeletterd. Sinds prinses Laurentien zich een aantal jaar geleden over het onderwerp ontfermde, is de aandacht voor het probleem toegenomen. Adviesbureau CINOP onderzocht de stand van zaken bij de aanpak van het probleem in de 52 grootste gemeenten. Maarten Ooms van CINOP vertelt over de resultaten.
Hoe actief zijn gemeenten in de aanpak van laaggeletterdheid?
‘Het gaat behoorlijk goed. In 2006 ging het landelijk Aanvalsplan Laaggeletterdheid van start. Toen was er nog geen enkele gemeente die het onderwerp echt op de agenda had staan. Uit ons onderzoek blijkt dat driekwart van de onderzochte gemeenten nu beleid heeft of van plan is dat op termijn te ontwikkelen. Nog meer gemeenten, 85 procent, hebben activiteiten op het gebied van laaggeletterdheid of hebben die gehad.’
Laaggeletterden vormen een brede doelgroep. Op wie richten de meeste gemeenten zich?
‘Het gros van de activiteiten is vooral gericht op volwassenen. Dat is wel jammer, want met preventief beleid is veel te winnen. Het aantal laaggeletterden daalt niet, want er komt steeds nieuwe instroom van de scholen. Het ministerie van Onderwijs doet daar veel aan door taalonderwijs belangrijker te maken. Maar bij gemeenten die wel actief zijn op het gebied van laaggeletterdheid bij de jeugd en daarin samenwerken met het onderwijs, zoals bijvoorbeeld Enschede, zie je ook dat het resultaat heeft.’
De meeste beleidsplannen zijn wel van korte duur en lopen af. Hoe gaat het daarna verder? Staat het onderwerp blijvend op de agenda?
‘Dat weten we niet en daar maken we ons best zorgen over. In deze crisistijd moeten gemeenten kiezen aan wie ze hun geld besteden. Het lijkt erop dat ze dan kiezen voor de mensen met de kortste afstand tot de arbeidsmarkt. En dat zijn over het algemeen niet de laaggeletterden. Er is een risico dat deze groep wordt verwaarloosd.’
Een opvallende uitkomst van uw onderzoek: bijna de helft van de gemeenten kon niet vertellen hoeveel van hun burgers cursussen volgen bij het ROC. Ze financieren trajecten, maar hebben geen idee wie er gebruik van maakt.
‘Gemeenten zouden die gegevens wel moeten kunnen leveren. Sinds de invoering van het participatiebudget in 2009 moeten gemeenten zich eigenlijk tot op deelnemersniveau verantwoorden. Blijkbaar is de praktijk nog anders. We hebben de gegevens van de gemeenten ook vergeleken met cijfers die we kregen van ROC’s. In slechts 15 procent van de gevallen komen die overeen. Het is ook belangrijk tegen de achtergrond van het feit dat het participatiebudget vanaf 2011 onder meer verdeeld wordt op basis van resultaten: gemeenten die het goed doen krijgen meer, de rest minder. Maar dan moeten die gegevens er wel zijn.’
In de uitvoering heeft dat ene participatiebudget ook nog niet tot grote veranderingen geleid, blijkt uit het onderzoek.
‘Klopt. Driekwart van de gemeenten zegt dat samenvoeging van verschillende potjes tot één budget niet tot veranderingen in de organisatie hebben geleid. Er komt nu één budget binnen bij gemeenten voor re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie en de aanpak van laaggeletterdheid, maar dat verdelen ze daarna zelf weer in drie verschillende potjes. Samenhangend beleid ontbreekt vooralsnog. Het is zaak die eilandenstructuur te doorbreken. Want de informatie die bij de ene afdeling bekend is over iemand die laaggeletterd is, kan ook voor re-integratie van belang zijn. De bedoeling van het participatiebudget is dat dit in de uitvoering ook bij elkaar komt.’
Veel laaggeletterde jongeren
Gemeenten zouden meer moeten doen om laaggeletterdheid bij jongeren te bestrijden. Dat bepleit Margreet de Vries, directeur van Stichting Lezen & Schrijven. Deze week verscheen het PISA-onderzoek naar leerprestaties van 15-jarigen in 65 landen. Daaruit blijkt dat 14,3 procent van de Nederlandse 15-jarigen laaggeletterd is. De Vries: ‘Die kunnen dus hun lesboeken niet lezen. Met dat soort cijfers begrijp je ook waarom de schooluitval zo hoog is. Jaarlijks verlaten 30 duizend kinderen het onderwijs zonder dat ze goed kunnen lezen of schrijven. Nederland ambieert de vijfde kenniseconomie van de wereld te worden. Dat wordt met dit soort scores heel moeilijk.’
Het probleem manifesteert zich met name in het onderwijs, maar dat wil niet zeggen dat alleen daar de oplossing ligt, zegt De Vries. ‘Op consultatiebureaus, in de kinderopvang en peuterspeelzalen moet er meer aandacht voor zijn. Gemeenten hebben daar een verantwoordelijkheid. Nederlandse kinderen scoren ook erg laag op leesplezier. Bijna de helft zegt geen lol in lezen te hebben. En wie het niet leuk vindt, doet het ook niet. In bibliotheken kan geprobeerd worden daar wat aan te doen.’
Gemeenten zetten vooral in op het bestrijden van laaggeletterdheid bij volwassenen (zie artikel). De Vries begrijpt dat keuzes moeten worden gemaakt. ‘Maar zo is het wel dweilen met de kraan open. Op deze manier ben je over 50 jaar nog met het probleem bezig, terwijl het opgelost kan worden.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.