Advertentie
sociaal / Column

Kunnen we de tijdgeest grijpen?

Enkele zondagen geleden volgde ik op tv een gesprek van Wim Brands met de Duitse filosoof Peter Sloterdijk. Dit eindigde met een uitdagende gedachte. Sloterdijk constateerde dat er zoiets is als een tijdgeest en dat het de kunst is die te pakken.

06 juni 2011

Wat is de huidige tijdgeest en hoe kunnen we die grijpen? In hoeverre zijn die twee vragen van belang voor mijn huidige werk als wethouder van sociaal beleid? Ik ben verbaasd en verbolgen dat eertijds bevochten sociale verworvenheden zo gemakkelijk op de tocht worden gezet en dat de financiële crisis als vanzelfsprekend wordt afgewenteld op de mensen met de minste draagkracht. Ik probeer me ertegen te verzetten en de schadelijke gevolgen ervan zo veel mogelijk te neutraliseren. Is dat het juiste antwoord op de uitdaging van Sloterdijk om de huidige tijdgeest te ontwaren en te pakken? Verzet en verweer? Blijf ik daarmee niet te zeer gevangen in de tijdgeest van weleer en mis ik daarmee de boot van de vernieuwing, verandering, verbetering…???

 

De tijdgeest waarnaar velen op zoek zijn, beweegt zich ergens op het denkbeeldige veld tussen individu en samenleving, het veld tussen Ik en Wij. Maar waar? In de jaren vijftig tot zeventig van de vorige eeuw, bevond de tijdgeest zich aanwijsbaar aan de Wij-kant van het veld. Door met z’n allen die tijdgeest te ontwaren en te grijpen werd het onmogelijke mogelijk: winsten, lonen én sociale voorzieningen konden tegelijkertijd stijgen. Zo ontwikkelde zich ‘het kapitalisme met het menselijke gezicht’ en begon de twintig jaar durende ‘eeuw van de altijd durende welvaart’. Het werken met de tijdgeest resulteerde in een collectief bouwwerk van de grote solidariteit. Die garandeerde iedereen bestaanszekerheid: werk voor allen tegen een loon waarvan te leven viel, geen mensen meer zonder ouderdomsvoorzieningen, een inkomensgarantie voor degenen die niet konden werken.

 

Dank zij deze sociale verworvenheden konden steeds meer mensen zich losmaken uit de soms knellende banden van de kleine solidariteit van familie, buurt en (kerk)genootschap. Mede daardoor schoof de tijdgeest op naar de Ik-kant van het veld. De sfeer in de samenleving werd steeds meer bezield van de markt. Deze ontsnapte steeds brutaler aan de temming die met de tijdgeest van de voorafgaande periode aan hem was opgelegd. Voorzieningen en diensten werden geprivatiseerd. De overheid organiseerde zich als een bedrijf, dat zijn burgerklanten goed en snel moest bedienen. De gestructureerde NV-Wij veranderde in een kluwen van flexibele Ik-bv’s. Die moeten nu in hun samenloosheid een gezamenlijk antwoord vinden op de drastische bezuinigingen als gevolg van de gigantische verliezen van de financiële windhandelaren die weer over gegaan zijn tot de (wan)orde van de dag. De voorzieningen uit het Wij-tijdperk verschralen steeds meer. Mensen met een uitkering en mensen met een handicap krijgen het zwaar te verduren. Dat vraagt om verzet teneinde sociale rechten te verdedigen. Maar wat als sommige van deze rechten versplinterd zijn tot individuele claims die het sociale draagvlak ervan steeds verder aantasten? Dan voltrekt zich een merkwaardige positiewisseling: Wij-mensen gaan individuele claims verdedigen en Ik-mensen maken zich zorgen over het Wij-gehalte.

 

Bij zoveel verwarring raakt ook de tijdgeest op drift. Op het veld van individu en samenleving begint de tijdgeest een trektocht in de richting van een nieuw Wij. Ze neemt daarin veel Ik-verworvenheden mee. Anders dan de collectieve solidariteit van de naoorlogse tijd groeit nu, vaak noodgedwongen en onder protest, een verindividualiseerde kleine solidariteit. Familieleden, buren, dorpsgenoten worden weer meer op elkaar aangewezen. Voorzieningen worden niet langer gegarandeerd door een anonieme overheid; ze moeten opnieuw opgebouwd worden door de verindividualiseerde samenleving. Er is geen geld meer voor re-integratie van mensen met een arbeidshandicap. Is dat erg als we met z’n allen bereid zijn in ons team plaats te maken voor iemand die minder kan presteren? Het wordt te duur om een beroepskracht iedere dag tien kilometer te laten rijden om een oudere de steunkousen aan te trekken. Is dat erg als we met z’n allen bereid zijn medemensen een handje te helpen? We worden weer afhankelijk van elkaar en van de bereidheid van de ander om mij hulp te bieden als ik die nodig heb. Dat is voor veel Wij-denkers en voor nog meer Ik-denkers een schrikbeeld. Moet het dat zijn? Kunnen we de tijdgeest van het nieuwe Wij zo grijpen dat individu en samenleving niet langer los van elkaar gedacht en georganiseerd worden? De onverantwoord drastische bezuinigingen die dit kabinet mensen oplegt, kunnen ons helpen creatieve antwoorden op die vraag te vinden. Tenminste, als we ophouden met klagen en in plaats daarvan gaan klunen!

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Michiel Jonker / ambtenaar bij een decentrale overheid
"Niet klagen maar klunen", is de conclusie van Raf Janssen: een variant op het aloude "Niet klagen maar dragen". Een gekke conclusie van deze column, want dat is precies wat de huidige afbraak-regering ook zegt. "Zelfredzaamheid" noemt die dat.

Wie kritiek levert op de harteloze onverschilligheid, wordt al gauw weggezet als een "klager", een "zeurder" of iemand die geen verantwoordelijkheid wil nemen. Daar hoeven we ons niet door te laten inpakken! Klagen moet, klagen doet je goed!

Het probleem met de "kleinschalige Wij-gedachte" (burenhulp, mantelzorg) is dat de maatschappij inmiddels op zo'n manier is georganiseerd dat enorm veel individuen een enorme hoop energie kwijt zijn aan administratie en ik-gerichte keuzevragen die aan ons worden opgedrongen. Welke verzekeraar kies je, welke bank, welke producten, welke energiemaatschappij, welke mening die goed is voor je loopbaan?

Er is door de neo-liberalisten een enorme wedstrijd georganiseerd die ons tot ratten reduceert. Om te overleven, moeten we zelf ook rattengedrag vertonen, lijkt het, en komen we niet toe aan echt sociaal gedrag.

Zelfs ons zogenaamd sociale gedrag is grotendeels veranderd in een vorm van egoïstisch gedrag: "netwerken", met andere woorden: elkaar gebruiken, in plaats van elkaar belangeloos te helpen.

Heel veel mensen hebben het hart op de goede plek en willen elkaar wel degelijk helpen, maar ze worden overheerst en steeds vaker in het nauw gedreven door een dominante groep die zo'n vechtmaatschappij wel mooi vindt, ook al wordt dat verborgen onder een dun laagje "samen-praat" en nog wat andere schaamteloze halve schaamlapjes.

Ik denk dat het motto zou moeten zijn: "Klagen èn klunen". Of, zoals Stephane Hessel het in zijn pamflet uitdrukt: "Neem het niet!".

Maar dan wel goed klagen: niet om zielig te doen, maar om de oorzaak van het probleem in allerlei concrete gevallen te benoemen en zichtbaar te maken.

En goed klunen: gemeenschappen bouwen, bijvoorbeeld in de vorm van netwerken, die gebaseerd zijn op niet-egoïstische, niet afgedwongen waarden. En dan - er zit helaas niets anders op - vanuit die gemeenschappen meedingen naar de macht. Of dat politieke macht moet zijn, is sterk de vraag. Misschien moet het subtieler, indirecter.

Zulke gemeenschappen kun je alleen bouwen als klagen mag - ook onderling. Want alleen door dingen oprecht te benoemen (over jezelf en anderen) kun je een gemeenschap bouwen die op authentiek wederzijds vertrouwen is gebaseerd.

Het sleutelwoord is: zelfinzicht. Een gemeenschap van individuen die meer zelfinzicht hebben, en daardoor ook meer inzicht in elkaar, zal een ander soort kracht kunnen ontwikkelen dan een "gemeenschap" die vooral gebouwd is op taboes, oogkleppen en uiterlijke vormen.

De weg naar zelfinzicht is bezaaid met valkuilen. Maar er is in onze maatschappij de afgelopen vijftig jaar - inderdaad, sinds de roemruchte jaren zestig - met vallen en opstaan door enorm veel mensen enorm veel zelfkennis opgebouwd. En die geven ze door aan elkaar en hun kinderen. Dat geeft hoop.
Advertentie