Jeugdzorg ook in 2018 gestegen
Bijna tien procent van de jongeren kreeg vorig jaar jeugdzorg. Dat is (iets) meer dan in 2017. Dat blijkt uit vandaag gepubliceerde, voorlopige, cijfers van het CBS.
Bijna een op de tien jongeren kreeg vorig jaar jeugdzorg. Dat is (iets) meer dan in 2017. Vooral jongeren uit gemeenten in Limburg en het noordoosten van Nederland krijgen vaak jeugdhulp. Dit blijkt uit vandaag gepubliceerde, voorlopige, cijfers van het CBS naar het gebruik van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering.
Lichte stijging
In de periode 2015-2017 was sprake van een stijging van 12,1 procent van de jeugdhulp, zo bleek uit onderzoek naar de volumegroei dat minister De Jonge (VWS) vorige week naar de Kamer stuurde. De stijging heeft zich ook vorig jaar doorgezet, blijkt nu uit de CBS-cijfers. In 2015 kregen 380.000 jongeren tot 23 jaar jeugdzorg, in 2017 waren dat er bijna 420.000 en vorig jaar was dat aantal gestegen naar 428.000; een stijging van 1,9 procent. Daarmee lijkt de stijging wel wat af te zwakken.
Grote verschillen
Er zijn grote verschillen in jeugdhulpgebruik, constateert het CBS. In gemeenten in het noordoosten van Nederland en Midden-Limburg kreeg meer dan 12,5 procent van de jongeren jeugdhulp. Zo kreeg in Veendam 16,8 procent van de jongeren vorig jaar jeugdhulp, in Stadskanaal 14,5 procent, Delfzijl 14,3 procent en de stad Groningen 12,8 procent. In Heerlen kreeg vorig 18,4 procent van de jongeren professionele hulp, in Kerkrade 16,3 procent, in Maastricht 15,6 procent, in Roermond 15 procent en in Brunssum 14,6 procent.
Gouda heeft met 18 procent het meest aantal jongeren in zorg. Van de vier grote steden heeft Utrecht met vijftien procent de meeste jongeren met jeugdhulp, en Den Haag met 12,4 procent het minst aantal jongeren dat jeugdhulp krijgt.
Edam-Volendam
In tien gemeenten ligt dat percentage onder de 7 procent, waaronder Edam-Volendam (5,7 procent), Staphorst (5,9 procent), Urk (6,4 procent) Tubbergen (6,5 procent) en Wierden (6,8 procent). Edam-Volendam is daarmee in Nederland de gemeente met het minst aantal jongeren in jeugdhulp.
Groepsdruk
Het CBS heeft geen zicht op mogelijke oorzaken van deze verschillen in jeugdhulpgebruik. Edam-Volendam gaf in een eerder onderzoek naar het bestaan van ‘Blue Zones’ in de jeugdhulp aan dat het lage gebruik te wijten is aan de ‘aan de vele familiebanden tussen inwoners en daardoor de hoge mate van sociale controle en groepsdruk’. Blue Zones in de jeugdhulp zijn gemeenten waar substantieel minder gebruik wordt gemaakt van jeugdhulpvoorzieningen.
Zorg in natura
Het gros van de jongeren (409.000 jongeren) krijgen jeugdhulp in natura, zo meldt het CBS verder. Dat is bijna een op de acht jongeren. Ruim 20.000 jongeren maakten gebruik van een persoonsgebonden budget. Daarvan ontvingen 14.000 jongeren ook hulp in natura.
Jeugdbescherming
40.000 jongeren van 0 tot 18 jaar kregen vorig jaar jeugdbescherming. Ook hier springen Limburg en het noordoosten van het land eruit. 9.000 jongeren tussen de 12 tot 23 jaar kregen jeugdreclassering. Vooral in de regio’s rond de vier grote steden worden relatief veel jongeren door jeugdreclassering begeleid. Sociale, economische en politieke omstandigheden kunnen hierin een rol spelen, stelt het CBS.
Reacties: 4
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Zo worstelt NL zich door een probleem dat nu wordt gedomineerd met een end of pipe benadering. Deze weg zal nooit een bevredigende oplossing kunnen geven ongeacht hoeveel geld erin wordt gestopt.
Niet geld maar behoefte van het kind moet centraal komen te staan. Dit kan alleen als dit wettelijk is geborgd en integraal over rijkstaken en gemeentetaken is verankerd.
Jeugdzorg wordt niet opgelost zolang basisonderwijs geen expliciete rol heeft in bewustwording en experimenteerruimte. Dit zal naast de standaard pedagogische opleiding ook met specialisme op scholen moeten worden ondersteund. Dit betekent dat de formatieruimte en de bevoegdheden van basisscholen hiertoe wettelijk moeten worden geborgd.
Alleen met de hulp van de grootste gemene deler tijdens het opgroeien van kinderen, het onderwijs, kan een antwoord worden gevonden op de grote vraagstukken van deze tijd, drugs, informatie overvloed, sexueel geweld, de plaats van geloof en het gevaar van religie en het vinden van wegen om de spanning die deze onderwerpen geven in expressie en beweging te compenseren en zicht te houden op perspectief. Dit zijn geleidelijk aan minstens zulke belangrijke leerdoelen als rekenen en taal.
In het basisonderwijs moet de nadruk op cognitieve eigenschappen en prestaties worden opgebogen naar nadruk op omgaan met emoties, tegenstellingen, teleurstellingen en verlies. Pas na het 10de jaar moeten de maatschappelijke eisen meer en meer nadruk krijgen en dient het “paspoort”van het kind niet tussen elke stap verloren te gaan, maar meegegeven/ behouden te worden.
Het vragen aan het rijk om meer middelen voor jeugdzorg zonder naar de feitelijke ontstaan en wegen tot preventie en vroegsignalering te heroverwegen is als dweilen met de kraan open zonder een oplossing voor de kwetsbare jeugd. Een op de 10 is in het zicht, dat betekent dat de potentie ongeveer 3 maal zo groot is.
De huidige hulpverleningskanalen zijn complex, bijna onmogelijk te beheersen met hulpverleners die feitelijk voor niet oplosbare zaken worden gesteld, waar dan ook een steeds hogere hoeveelheid middelen in gestopt moet worden om aan de vraag van resultaat te voldoen. Dit blijkt een heilloze weg.
Alleen door een continue signalering en professionele inzet via het onderwijs traject met primaire aandacht en tijd voor de behoefte van het kind kan hier een mate van beheersing en effectief vroegtijdig ingrijpen worden bereikt
De moties die nu in diverse gemeenten worden aangenomen zullen dan ook zowel aan het ministerie van onderwijs als naar het ministerie van volksgezondheid moeten worden gestuurd. Het kabinet moet bewaken dat de betreffende ministeries hier hun taak gaan oppakken.
Slechts zo kunnen gemeenten lokaal samen met het onderwijs en hulpverleners een omslag bewerkstellingen in deze steeds verder toenemende vraag om hulp en dito kosten.
Open-eind regelingen stimuleren het gebruik er van. Aanbieders zullen altijd hulpvraag stimuleren, niet persé uit omzet behoefte (hoewel ook) maar natuurlijk ook wel uit een bepaalde vorm van compassie. Daarom moeten de regelingen zo worden opgezet dat overbodige hulp wordt vermeden om daarmee ook hospitaliseren te voorkomen.