Advertentie
ruimte en milieu / Column

Wettelijke groennorm vertraagt woningbouw nog verder  

Boom-evangelisten zorgen voor een nieuwe hindernis in de toch al zo traag verlopende gebiedsontwikkeling, vindt Friso de Zeeuw.

13 september 2024

In ‘het drama van de goede bedoelingen’ schrijven we dezer dagen een nieuw hoofdstuk. Het dilemma tussen tegengaan van verdere vertraging van woningbouwplannen en de ambitie om die plannen kwalitatief nóg beter te maken tekent zich in alle scherpte af. Concreet staat de invoering van een juridisch bindende ‘groennorm’ op de nationale politieke agenda, voor zowel nieuwbouwplannen als bestaande woonwijken. Die zou als ‘instructienorm’ in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) moeten worden opgenomen.

In een brief met als eerste ondertekenaar de ANWB (!) scharen nu zelfs de brancheverenigingen van projectontwikkelaars en bouwers zich achter het pleidooi voor nieuwe landelijke regelgeving. Dan moet de wanhoop wel nabij zijn. Als motieven luiden: ‘gelijk speelveld’ en ‘weten waar je aan toe bent’. Deze bekende drogredenen hebben snel school gemaakt, bijvoorbeeld bij de waterlobby die ‘water en bodem sturend’ in strikte wettelijke voorschriften wil verankeren. Dat wordt nog een apart gevecht.  

‘Gelijk speelveld’ is een bekend, laf motief om aan de verplichte lijst van 26 vinkjes die je nu al moet ophalen bij elke gebiedsontwikkeling nog een 27ste toe te voegen. Het beginsel staat diametraal tegenover een van de voornaamste uitgangspunten van de Omgevingswet: ruimte voor lokale differentiatie. Feitelijk perkt een wettelijke (groen-)norm het maatwerk dat gebiedsontwikkelingsplannen kenmerkt verder in. Dus weer minder ontwerpvrijheid om tot een kwalitatief en financieel-economisch uitvoerbaar plan te komen. En weer een onderzoeks-verplichting er bij, met uitgebreide verslaggeving in het omgevingsplan of de BOPA. De plankosten gaan verder omhoog.

Elke nieuwe juridisch vastgelegde norm biedt ook een nieuwe beroepsgrond voor bezwaarmakers. De groennorm werkt zo verdere juridisering en vertraging in de hand (wachttijd van de Raad van State is nu al opgelopen tot minimaal anderhalf jaar).

Prachtig toch, dit bomen-evangelie?

Met een landelijke groennorm zou een einde komen aan de ‘verwarrende hoeveelheid lokale normen en richtlijnen’. Een volstrekt naïeve gedachte. Kijk naar het verbod op aanvullende duurzaamheidsvoorschriften in de bouw (was art. 122 Woningwet, nu art. 23.7 Omgevingswet). Onbekommerd overtreden gemeenten dit verbod dagelijks met eigen striktere duurzaamheidseisen en marktpartijen aanvaarden het gelaten. Ze tekenen zelfs allerlei convenanten mee die aanzetten tot wetsovertreding. Niemand die er om maalt. Met het groen zal het niet anders gaan.

Hoe zou een landelijke groennorm eruit kunnen zien? Daarvoor nemen wij het briefadvies ‘Zorg voor gezond bewegen’ van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli), de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving (RVS) en de Nationale Sportraad ter hand. Een van de adviezen behelst de invoering van de 3-30-300-regel als wettelijk voorschrift. Deze regel houdt in dat je vanuit je woning drie bomen moet kunnen zien; dat 30 procent van de wijk binnen de schaduw van bomen valt en dat zich binnen maximaal 300 meter van elke woning een parkje bevindt.

Prachtig toch, dit bomen-evangelie? Zeker, maar onwerkbaar als uniform voorschrift. Sowieso kunnen de meeste verdichtingsplannen voor bestaande wijken de shredder in. Bij andere plannen zie je bij de Raad van State de stukkenwisseling tussen de advocaten al voor je. Met gedetailleerde afstands- en schaduwberekeningen van adviesbureaus. Het ‘lawyers paradise’ krijgt er een knappe (groene) voortuin bij.
Met dit advies diskwalificeert vooral de Rli zich behoorlijk. De Raad negeert de eigen adviezen over uitvoerbaarheid.

Het Hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet wijdt mooie woorden aan versnelling van woningbouw: geen nieuwe duurzaamheidsregels; versnellen van procedures; wegnemen van belemmeringen. De eerste confrontatie tussen deze dappere voornemens en de lobby voor de bindende groennorm (en andere extra eisen) gaan we op 3 oktober beleven. Dan debatteert de Tweede Kamercommissie met de minister van VRO over het ‘Klimaatakkoord gebouwde omgeving’.

Over de uitkomsten van het debat bestaat geen reden voor optimisme; de goedbedoelde regeldrift trekt doorgaans aan het langste eind. Maar ik laat mij graag verrassen.   

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie