Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Een steeds grotere gifkaart

Dit voorjaar zetten rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hun handtekening onder het convenant ‘Bodem en Ondergrond 2016 – 2020’. In mei volgende nog een convenant tussen rijk en bedrijfsleven (VNO-NCW en MKB). Op de agenda staat onder meer de aanpak van maar liefst 1.300 locaties die met voorrang moeten worden aangepakt. De vervuiling dreigt zich namelijk in het grondwater te verspreiden.

05 juni 2015

Na de affaire ‘Lekkerkerk’ in 1980 moest de vervuilde bodem in Nederland binnen één generatie schoon. Het dit voorjaar afgesloten convenant Bodem en ondergrond maakt dat tot een illusie. Sterker: de bodem wordt alsmaar vuiler.

Dit voorjaar zetten rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hun handtekening onder het convenant ‘Bodem en Ondergrond 2016 – 2020’. In mei volgende nog een convenant tussen rijk en bedrijfsleven (VNO-NCW en MKB). Op de agenda staat onder meer de aanpak van maar liefst 1.300 locaties die met voorrang moeten worden aangepakt. De vervuiling dreigt zich namelijk in het grondwater te verspreiden.

Daarmee kan, zeker op de zandgronden, de winning van drinkwater in gevaar komen. Vermoedelijk zullen duizend van deze zogenaamde ‘verspreidingslocaties’ het predicaat ‘spoedeisend’ krijgen, gezien de aard van de vervuiling en de nabijheid van kwetsbare objecten. Verder resteren er verontreinigingen van de waterbodems (slib) die moeten worden aangepakt.

Voorts, meldt het convenant monter, zijn er nog ongeveer 200 duizend locaties waar mogelijk sprake is van minder ernstige bodemverontreiniging. Die hoeven niet met spoed te worden gesaneerd. Wanneer echter de functie van het gebied van bijvoorbeeld bedrijfsterrein wijzigt naar wonen, kan sanering toch noodzakelijk zijn. ‘Na 2020 moeten alle vervuilde locaties veilig zijn voor mens en milieu’, sust een persbericht. Na de miljarden guldens en euro’s die de afgelopen 35 jaar aan de schoonmaak van de bodem zijn gespendeerd, trekt het rijk nog eens 610 miljoen euro uit voor de komende operatie.

Hoe hebben we het nu? De taal klinkt namelijk bekend in de oren: in 2009 werd ook al een soortgelijk bodemconvenant afgesloten tussen de drie overheden. Toen werd onder meer afgesproken om vóór het einde van 2015 zeker vierhonderd ‘humane spoedlocaties’ te saneren. Daar was anno 2009 sprake van ‘direct gevaar voor de mens’. De aanpak van andere locaties waar verontreiniging zich mogelijk zou kunnen verspreiden en schade aan flora en fauna zou kunnen berokkenen, liep vertraging op door de economische crisis. Vooral die in de bouw. Veel bodemvervuiling wordt immers tegelijk aangepakt met het bouwrijp van nieuwbouwterreinen.

Gebed zonder end
De oude Leendert Ginjaar zou zich omdraaien in zijn graf in de Zeeuwse klei. De toenmalige VVD-minister voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne in het kabinet Van Agt-Wiegel beloofde in 1980 na de geruchtmakende gifaffaire in Lekkerkerk dat de bodem in één generatie helemaal schoon zou zijn. Een voorlopige inventarisatie bracht toen een slordige vierduizend gifzaken aan het licht.

Er werd in de jaren daarna inderdaad volop afgegraven, ingepakt, weggepompt, beheerd en nagezorgd, maar het leek wel een gebed zonder end. Elke tien jaar werd ondanks een respectabel aantal saneringen het aantal gevallen van bodemverontreiniging steeds naar boven in plaats van naar beneden bijgesteld.

In 1990 sprak men bijvoorbeeld van zesduizend urgente bodemgevallen en 100 duizend vervuilde bedrijventerreinen. De kosten werden toen geschat op 25 miljard euro. In de periode 1980–1990 zijn met grote moeite 750 locaties schoongemaakt voor 500 miljoen euro. Het is nooit helemaal duidelijk geworden wat Ginjaar precies bedoelde met één generatie, maar we zijn inmiddels veertig jaar verder als het nieuwe convenant over vijf jaar de bodem onder controle denkt te hebben.

‘Ik denk dat we allemaal het gevoel hadden dat we ondanks het succes van het bodemconvenant uit 2009 nog een slag moesten maken’, reageert het ministerie van Infrastructuur en Milieu. ‘Met name de bedreiging voor het grondwater en de toenemende functies van de ondergrond kregen in het eerste convenant nog niet de aandacht die zij verdienden.’

Op schema
Programmadirecteur van het bodemconvenant Gerd de Kruif benadrukt dat de saneringsoperatie juist helemaal op schema loopt. ‘We hebben in het bodemconvenant van 2009 afgesproken dat de 400 humane spoedlocaties worden aangepakt vóór het einde van 2015. En ik verwacht dat we dit halen’, stelt hij. De Kruif neemt namens rijk, provincies, gemeenten en waterschappen het uitvoeringsprogramma van het lopende convenant voor zijn rekening.

Ook is hij ‘kwartiermaker’ voor het komende uitvoeringsprogramma. De 1.500 mogelijke gevallen waar de bodemvervuiling zich kan verspreiden en risico’s voor ecologie zou kunnen opleveren, zijn bij een inventarisatie naar voren gekomen, aldus De Kruif. ‘Ze zijn eerder geïnventariseerd dan was afgesproken. Kom daar maar eens om in het Nederlandse beleid. In het vervolgconvenant gaan we bekijken hoe we deze gevallen daadwerkelijk kunnen aanpakken.’

De 200 duizend gevallen waar sprake is van geringe bodemvervuiling vormen weer een ander puntje van de vuile bodemtaart die De Kruif aansnijdt. Want ‘geringe vervuiling’ betekent niet dat er geen enkel risico bestaat, zegt De Kruif. ‘Als je het beton van een oud bedrijfsterrein in de binnenstad weghaalt om daar woningbouw te realiseren, dan kan die plek door de verandering van de bestemming een potentieel gevaar voor de toekomstige bewoners opleveren. In dat geval moet je de bodem dus wel degelijk gaan saneren.’

Zo beschouwd deelt De Kruif de visie wel dat de bodemsaneringsoperatie in Nederland maar geen geschiedenis wil worden en dat er sprake lijkt van een wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de giftaart. ‘In de tijd van Ginjaar kon men niet weten wat precies de omvang was van de vervuiling van de bodem, laat staan dat de minister kon zeggen dat de zaak in één generatie zou zijn opgeruimd. Mij hoor je niet zeggen dat we in 2020 klaar zijn met de bodemsanering. Er zullen altijd situaties zijn waar nieuwe verontreinigingen aan het licht komen. Systeemgericht beheer van grondwater blijft nodig. Die verontreinigingen neem je niet zo maar weg.’

Grote klap
De Kruif denkt wel dat de grote klap in de operatie intussen is uitgedeeld. ‘Bij de zwaar vervuilde gasfabrieksterreinen is echt een groot probleem opgelost. Neem het Griftpark in Utrecht, rond 1995. Of het oostelijk centrumgebied in Arnhem dat in de afgelopen jaren is aangepakt. Daar is het risico voor de mens weggenomen. De veelal verwaarloosde terreinen zijn op een inspirerende wijze opnieuw in gebruik genomen.’

Maar het zijn niet louter oude gevallen die voor nieuwe verrassingen zorgen. Ook bijvoorbeeld de gevaren die het nieuwe dumpen van xtc-afval in Brabantse natuurgebieden met zich meebrengt, moeten bestuurders zorgen baren. ‘Zeker, xtc-afval is een punt waar onder meer Brabant wat mee moet’, beaamt De Kruif. ‘We moeten koste wat kost voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging ontstaan, want anders zijn we aan het dweilen met de kraan open.’

Met de bij de overheid aanwezige kennis over bodemverontreiniging is het inmiddels niet al te best gesteld. Vanaf 1995 is veel expertise van de overheid weggevloeid naar de bodemadviesbranche die in die dagen een gouden boterham verdiende aan alle saneringsonderzoek. De afgelopen jaren is in die branche de prioriteit verlegd naar andere, nieuwe markten. Tegelijk is de resterende kennis bij de overheid verder uitgedund door pensionering van de babyboomgeneratie en de reorganisaties bij de gemeenten.

‘Zorgelijk’, meent Gerd de Kruif. ‘We moeten daar echter flexibel en op een moderne wijze mee omgaan. De kennis die bij gemeente A aanwezig is, moet de betreffende ambtenaar ook voor gemeente B kunnen leveren. Dat moeten we via een landelijke pool van bodemexperts kunnen regelen en onderling uitwisselen. In Zeeland doen ze daar ervaring mee op met de op bitcoins geïnspireerde soil coins. Bodemexpertise kan daar met gesloten portemonnee worden geruild.’

Het op peil houden van kennis bij de overheid blijft belangrijk. Want het rijk voorziet in een opheffing van de Wet bescherming bodem (WBB). Op een nog nader te bepalen tijdstip, met inachtneming van een overgangsrecht, gaat de oude wet over in de nieuwe Omgevingswet. Net als bij dakkapellen, de kap van bomen of vergunningen voor fabrieken mogen gemeenten binnen bepaalde grenzen lokale afwegingen maken in de aanpak van bodemvervuiling. De regelgeving wordt eenvoudiger. Bodemexperts maar ook medewerkers van de regionale uitvoeringsdienst moeten daarbij voldoende kennis leveren.

Het gaat er volgens Gerd de Kruif om het negatieve imago van de bodem om te buigen. ‘De bodem biedt natuurbeleving en biodiversiteit en is door de landbouw nog steeds onze bron voor voedsel. En er zijn nieuwe activiteiten. Denk aan de opslag van energie, CO2, berging van water en ondergronds bouwen. Dat vergt geen sectorale maar integrale aanpak, inclusief grondwaterbeheer. Door de enorme operatie van de sanering van de vervuilde bodem werken we stapje voor stapje aan de verbetering van de kwaliteit van de ondergrond.’ En nu maar hopen dat de giftaart geen roet in het eten gooit.


Afbeelding


Vervuiling in beeld
Overzicht van de 1.300 locaties waar bodemvervuiling volgens het nieuwe convenant (2016–2020) wordt aangepakt. Bijna de helft (46 procent) bestaat uit chloorkoolwaterstoffen. Andere bronnen van verontreiniging zijn minerale olie (17 procent), vluchtige aromaten (13 procent) en zware metalen (12 procent).

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Meppie
Onvoorstelbaar dat dit artikel door de redactie bij de beste tien van 2015 is geplaatst.

Er klopt werkelijk geen hout van. De stemmingmakende kop en eerste alinea slaan de plank werkelijk volledig mis.

Dat soms oude verontreinigingen aan het licht komen en sanering minder snel verloopt dan in de jaren '80 gepland betekent niet dat de verontreiniging toeneemt.

Als dit het niveau van de BB redactie is voor het komend jaar houd ik mijn hart vast.
Advertentie