Planbureau opent opnieuw debat over woningbouwsubsidies
Het kabinet werkt momenteel aan een ‘realisatiestimulans’. Toch blijft het een vraag wat de meerwaarde is van woningbouwsubsidies.
In Nederland hebben woningbouwsubsidies maar een beperkt effect en is er een aanzienlijk risico dat ze vooral resulteren in stijgende grondprijzen. Met die waarschuwing komt het Centraal Planbureau (CPB) donderdag naar buiten. Het is niet de eerste keer dat dit kritische geluid opklinkt. Toch heeft het huidige kabinet tot en met 2029 nog voor 470 miljoen aan Woningbouwimpuls (WBI) in de begroting staan. Daarnaast volgt vanaf 2026 een realisatiestimulans van in totaal 1,6 miljard. Dat is een beloning voor elke afgebouwde woning.
Niet voor het eerst
Het is niet voor het eerst dat aan de meerwaarde van de woningbouwsubsidies van de rijksoverheid wordt getwijfeld. In 2022 schreef de Algemene Rekenkamer over de Woningbouwimpuls van één miljard euro, die drie jaar eerder door minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken was ingesteld, dat de minister ‘onvoldoende aannemelijk’ had gemaakt dat deze subsidie tot 140.000 extra woningen had geleid. Dat was wat Ollongren had beweerd. De Rekenkamer noteerde bovendien dat ‘er een reëel risico is dat de minister met de WBI heeft bijgedragen aan woningbouwprojecten die er zonder bijdrage ook zouden zijn gekomen’. En in een nieuwsbericht: ‘Op basis van ons onderzoek hebben wij grote twijfel over de vraag of de regeling tot de beoogde doelen leidt.’
Desondanks zette Ollogrens opvolger Hugo de Jonge de WBI voort, naar zijn zeggen omdat een tussentijdse evaluatie uit 2021 wél gunstig had geoordeeld. Toch zei hij rekening te houden met drie aanbevelingen die de Rekenkamer had gedaan. Om een vinger aan de pols te blijven houden, publiceert de Algemene Rekenkamer in oktober 2025 een vervolgonderzoek naar de WBI.
Doelmatig?
Dat woningbouwsubsidies in Nederland lang niet altijd doelmatig zijn, is al jaren bekend. Al in 2017 schreef het CPB in een notitie voor het ministerie van Binnenlandse zaken dat subsidies in een weinig prijselastische woningmarkt zoals de Nederlandse ‘vooral tot prijsstijgingen’ leiden, in plaats van het aanbod en de betaalbaarheid van woningen te vergroten. Het planbureau baseerde zich hierbij op al decennia oude internationale studies. De reden is dat de aanbod- of prijselasticiteit in de Nederlandse woning(bouw)markt erg laag is, in tegenstelling tot in een land als de Verenigde Staten. Dat betekent dat het woningaanbod nauwelijks met groei reageert op het stijgen van de prijzen, doordat de woningbouw in Nederland vooral door andere factoren dan door prijzen wordt gestuurd.
Remmen
In de periode 1995 tot 2007 stegen de huizenprijzen bijvoorbeeld flink, maar nam de hoeveelheid nieuwbouw juist af. Hoe kan dat? Wat zijn dan de remmende factoren in Nederland? ‘Vergunningverlening, ruimtelijkeordeningsbeleid en bouweisen zorgen dat het veel tijd kost om een woning te bouwen en bepaalt dus hoe snel het aanbod reageert’, schreef het Instituut voor Publieke Economie in 2023. ‘Dit wordt verergerd door de stikstokcrisis.’
Het CPB zelf wijst in zijn nieuwste studie naar ‘complexe en langdurige vergunningsprocedures’, de weerbarstigheid van binnenstedelijk bouwen, de leenrestricties voor huizenkopers, de overheidseis om betaalbare woningen op te leveren, en de wisselwerking tussen de overheidslagen.
Ollongren
De kritiek van de Algemene Rekenkamer in 2022 was dat het ministerie van Binnenlandse Zaken onder Ollongren aan deze facetten geen aandacht besteedde: ‘De minister onderbouwde de WBI vanuit de gedachte dat het woningtekort kan worden ingelopen door gemeenten financieel te ondersteunen.’ Dit had de schijn van een tunnelvisie: ‘Wij hebben in de beleidsonderbouwing van de WBI de rol van bijvoorbeeld vertragende wet- en regelgeving, het gebrek aan capaciteit in de ambtenarij en de bouwsector en/of de beschikbaarheid van bouwlocaties bij de problemen op de woningmarkt niet aangetroffen.’
Niet altijd verkeerd
De CPB vat dit alles nu samen met de opmerking: ‘Omdat subsidies werken door prijzen te veranderen, hebben ze weinig effect in situaties waar niet prijzen maar andere hindernissen de woningbouw belemmeren.’
Dat maakt subsidies niet altijd verkeerd. Het planbureau wijst vooral op de eventuele meerwaarde van subsidies voor onrendabele toppen; het optoppen, splitsen en transformeren van woningen; en voor specifieke woningtypen. Maar altijd is er het risico dat de subsidie ‘neerslaat’ in hogere grondprijzen.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.