Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

Stikstofminister weekt 1,28 miljard los uit transitiefonds

Ruim honderd natuur- en landbouwmaatregelen van de provincies zijn goedgekeurd.

24 januari 2024
Afgelopen zomer: een koe in het stroomgebied van de Eem.
Afgelopen zomer: een koe in het stroomgebied van de Eem in Utrecht.ANP

Het transitiefonds voor het landelijk gebied is nog altijd niet goedgekeurd door zowel de Tweede als Eerste Kamer. Maar om de provincies toch armslag te geven, probeert stikstofminister Christianne van der Wal bijna drie miljard euro vrij te spelen. Dit doet zij in aanloop naar het Kamerdebat over de begroting van het ministerie van Landbouw dat gepland is in de week van 30 januari.

Concerndirecteur Dienstverlening en Bedrijfsvoering

Zeelenberg in opdracht van Gemeente Alphen aan den Rijn
Concerndirecteur Dienstverlening en Bedrijfsvoering

Project- en Programma Controller

JS Consultancy
Project- en Programma Controller

Allereerst gaat het om 1,28 miljard euro die zij met een nota van wijziging wil overhevelen naar de landbouwbegroting. Zij put uit een aanvullende post op de begroting van het ministerie van Financiën, die gereserveerd is voor het nog altijd omstreden transitiefonds. Dit fonds moet eigenlijk in dienst komen te staan van het Nationaal Plan Landelijk Gebied (NPLG), dat al lange tijd bezig is.

De provincies hebben vorig jaar voor 2,7 miljard aan maatregelen voorgesteld, die zij in hun gebied willen uitvoeren met oog op natuurherstel, waterkwaliteit en verduurzaming van de landbouw. Van der Wal heeft deze maatregelen tegen het licht laten houden door Wageningen Economic Research. Van de 285 voorstellen hebben de onderzoekers er nu 173 kunnen beoordelen. Van die laatste kwamen er 112 door de keuring als voldoende concreet en doelgericht.

Tientallen projecten

Flevoland heeft bijvoorbeeld een Teeltplan van de Toekomst, Friesland zoekt naar de optimalisatie van een weidevogelbiotoop; Gelderland wil, onder veel meer, inheemse loofbomen planten; Noord-Brabant werkt aan koolstofvastlegging in landbouwbodems; Noord-Holland aan de uitbreiding van het Robbenoordbos en de Groene Carré; Utrecht zoekt een groenblauwe verbinding met de Kromme Rijn; en Zeeland stimuleert biobased teelt in Grenspark Groot Saeftinghe.

Zo zijn er tientallen projecten in alle provincies. De Wageninger onderzoekers zijn wel kritisch, zoals over de ‘aanzienlijke verschillen in het uitwerkingsniveau van deze maatregelen’. Over slechts 24 maatregelen zijn ze werkelijk lovend: ‘Deze maatregelen zijn direct verbonden met de NPLG-doelen, operationeel ontwikkeld, gesteund door (vaak impliciete) beleidstheorieën, en hebben meestal systemen voor monitoring en evaluatie.’ De onderzoekers stellen tal van verbeteringen voor, maar adviseren in veel gevallen toch alvast goedkeurend. Want langer wachten is geen optie: ‘Provincies hebben immers dringend behoefte aan (financiële) middelen om de maatregelen verder te ontwikkelen, op te starten of voort te zetten.’

Advies: doe een realiteitscheck

De onderzoekers adviseren daarnaast een ‘realiteitscheck’ te doen op ‘de beschikbare capaciteit bij provinciehuizen voor de ontwikkeling en uitvoering van NPLG-maatregelen’. Zij horen namelijk ‘dat deze capaciteit momenteel beperkend is en in de huidige arbeidsmarkt moeilijk op te lossen met werving en selectie.’

Bijna alle provincies willen dat de boeren in hun gebied gaan werken met kritische prestatie-indicatoren (KPI’s). De provincie Drenthe bijvoorbeeld werkt al met elf KPI’s, voor onder meer weidegang, ammoniakuitstoot en gewasbeschermingsmiddelen.

De onderzoekers waarschuwen de provincies niet te optimistisch te worden over wat die KPI’s mogelijk opbrengen. ‘Ondanks het erkende potentieel, leiden lopende KPI-projecten niet altijd tot een direct zichtbare reductie in broeikasgasemissies, stikstof- en fosfaatoverschotten’, schrijven zij.

Het verdienmodel?

Een ander punt is de grote aandacht in de provincies voor de extensivering van de landbouw, op basis van onder meer een hoger waterpeil in veenweidegebieden of agrarisch natuurbeheer in overgangsbieden. De financiële gevolgen hiervan voor de boer zijn onderbelicht in de provincieplannen. De onderzoekers noteren: ‘Een recente doorrekening (…) laat zien dat het saldo van een gangbaar melkveebedrijf met maar liefst 50 procent kan dalen onder een (vrijwillige) extensiveringsmaatregel voor Natura 2000-overgangsgebieden.’

De stoppersregelingen

Een tweede geldbedrag dat stikstofminister Van der Wal reserveert, is 1,45 miljard voor de verlenging tot eind 2024 van de stoppersregeling voor piekbelasters: de Lbv-plus, die vorig jaar zomer begon. De algemene stoppersregeling (Lbv) is afgelopen december wel al geëindigd. Om de piekbelastersregeling te kunnen voortzetten, is opnieuw toestemming nodig van de Europese Commissie.

De opbrengst van beide regelingen is nog niet duidelijk. Van de 503 Lbv-plus-aanmeldingen zijn er voorlopig 165 goedgekeurd, maar van 252 aanmeldingen is het onhelder of het gaat om aanmeldingen voor de Lbv-plus of de Lbv, schrijft de minister in een Kamerbrief. Ondertussen onderzoekt het Instituut voor Publieke Waarden (IPW) wat de ervaringen van boeren zijn met de piekbelastersaanpak.

In theorie kwamen zo’n 10.000 agrariërs in aanmerking voor de algemene stoppersregeling. Uit dat aantal dienden 507 boeren een aanvraag in.

Tot slot komt er een derde stoppersregeling, mits dat mag van de Europese Commissie: gericht op ondernemers met andere, kleinere dieren dan die in de stallen staan van reguliere veehouders.

De goedgekeurde voorstellen

Wageningen Economic Research heeft de voorstellen van de provincies beoordeeld. Op pagina 21-24 van hun rapport staan alle maatregelen die zij tegen het licht hebben gehouden.

Reacties: 3

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Nico Bos
Voor al het leed (jarenlang prutsbeleid) gaan de provincies de agrariërs ter compensatie weer eens vetmesten, het blijft toch een speciale band met al die subsidies.
R. D.
Eigenlijk krom dat we boeren geld geven ter compensatie terwijl het juist de natuur is die al die decennia heeft geleden onder de (te) intensieve landbouw.
Hielco Wiersma
De vraag is of de door de minister gekozen route wel de juiste volgorde is. Het lijkt juister om eerst duidelijkheid te hebben over de (eventuele) piekbelasters en daarna pas met de natuur aan de slag te gaan.
Voordat überhaupt met natuur aan de slag wordt gegaan is het noodzakelijk om 0-metingen te verrichten en na het natuurherstel vervolgens ook frequente metingen te verrichten. En wat gebeurt er eigenlijk met de postzegelgebiedjes?
Advertentie