Massief pleidooi voor binnenstedelijk bouwen
De G4, provincies, projectontwikkelaars en de stichting Natuur en Milieu willen dat het nieuwe kabinet geld uittrekt voor woningbouw in de stad. ‘De toekomst van Nederland hangt ervan af.’
Een breed front van decentrale overheden, marktpartijen en andere betrokkenen houdt in een open brief aan de kabinetsinformateurs Rosenthal en Wallage en de fractievoorzitters in de Tweede Kamer een hartstochtelijk pleidooi voor binnenstedelijk bouwen.
De brief is tot stand gekomen op initiatief van de G4, en is ondertekend door onder andere de gemeenten Eindhoven, ’s-Hertogenbosch, Zaandstad en Schiedam, de provincies Utrecht en Zuid-Holland, en de projectontwikkelaars AM, ING Real Estate en NS Poort. Volgens de Utrechtse gedeputeerde Bart Krol (Ruimtelijke Ontwikkeling, CDA ), die spreekt namens alle ondertekenaars, is binnenstedelijk bouwen van groot belang voor de toekomst van Nederland.
‘Dat klinkt misschien heel zwaar, maar zo is het wel’, zegt hij. ‘Het gaat om de toekomst van onze steden, en daarmee automatisch ook over de toekomst van ons platteland. Dat hangt allemaal samen. Als ondertekenaars van de brief gáán wij ervoor, maar er is wel een actieve rol van de rijksoverheid nodig. Want op dit punt is het Rijk de afgelopen jaren een beetje absent geweest.’
Het ontwikkelen van woningbouwlocaties binnen de stadsgrenzen houdt steden volgens de briefschrijvers vitaal en leefbaar. Op die manier kunnen de steden hun positie als economische motor behouden of versterken. Door ‘hergebruik van industrie-, haven- en spoorterreinen en leegstaande kantoren’ kan tegelijkertijd open ruimte worden gespaard. Behalve met geld, zou het Rijk ook over de brug moeten komen met een versoepeling van wet- en regelgeving.
Volgens gedeputeerde Krol zitten bijvoorbeeld geluidsvoorschriften, richtlijnen over geurcontrouren, en regels op het gebied van externe veiligheid en bodemsanering binnenstedelijke bouwprojecten geregeld in de weg. Gemeenten zouden ‘meer vrijheid en ruimte’ moeten krijgen om hiervan af te wijken. ‘We zijn in ons land een tikje doorgeschoten, en accepteren geen enkel risico meer. De regels zijn de afgelopen jaren op centraal niveau erg opgeschaald’, meent Krol.
Waarde van grond
Een ander probleem waarvoor volgens de briefschrijvers een oplossing moet komen, is de wijze waarop de waarde van grond wordt bepaald. Nu delen grondeigenaren fors mee in de waardestijging van hun eigendom als de bestemming wordt gewijzigd.
Krol: ‘In de praktijk lopen de grondeigenaren weg met de grote pot met geld, de samenleving blijft dikwijls achter met een onbetaalbaar project. Wij pleiten ervoor aan eigenaren de huidige grondwaarde uit te keren, in plaats van de toekomstige waarde.’
Provincies, gemeenten en marktpartijen zijn volgens Krol bereid om fors bij te dragen aan de bouw van woningen in binnenstedelijk gebied. Maar financiële steun van de rijksoverheid is hard nodig, menen de briefschrijvers. Geld dat wordt vrijgespeeld door mogelijke hervormingen op de woningmarkt, zou hiervoor deels kunnen worden aangewend, opperen zij.
Krol: ‘Er gaat nu heel veel geld om in de woningmarkt, en dat zal absoluut gaan veranderen. De opbrengsten van huurliberalisatie of beperking van de hypotheekrenteaftrek, kan je natuurlijk allemaal in de schatkist stoppen. Maar je kan het ook inzetten voor de binnenstedelijke opgave, al is het maar ten dele.’ Krol benadrukt dat de open brief is geschreven vanuit de gedachte dat nu al maatregelen moeten worden genomen om de steden in de toekomst vitaal te houden.
Het is daarom volgens hem niet vreemd dat Amsterdam een bouwstop afkondigt, en tegelijkertijd samen met anderen aan het toekomstig kabinet om extra geld vraagt: ‘Met die bouwstop reageert Amsterdam op de huidige economische situatie, wij richten ons op de langere termijn. Tot 2030, 2040 moeten er honderdduizenden woningen worden gebouwd. De huidige crisis verandert niets aan het langetermijnperspectief.’
Voor de open brief, zie: www.binnenlandsbestuur.nl/binnenstedelijkbouwen
Het is inderdaad zo dat er normen gesteld zijn voor het plaatsgebonden risico die er op neerkomen dat er op bepaalde locaties nabij risicobronnen geen of slechts beperkt ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Maar behoudens enkele uitzonderingen (denk aan de p-contour bij LPG-tankstations) levert het plaatsgebonden risico zelden grootschalige restricties op bij de ontwikkeling van grond.
Voor het groepsrisico geldt m.m. hetzelfde. Hiervoor wordt in plaats van een norm de risicobenadering gehanteerd. Het verantwoorden van het groepsrisico als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling is een eigenstandige bevoegdheid van (meestal) het College van B&W. Er hoeft niet voldaan te worden aan een harde norm; wel moet met de orientatiewaarde als referentiekader onderbouwd worden hoe het College de mogelijkheden voor risicoreductie heeft overwogen. Het College dient ook expliciet te maken dat het de risiconiveaus als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar vindt. De RvS vernietigt geen ruimtelijke plannen vanwege een overschrijding van de orientatiewaarde, wel vanwege een ondeugdelijke motivering op dit punt.
In die zin verschillen het Bevi, en de nieuwe AMvB's Weg en Buis, fundamenteel van bijvoorbeeld de Wgh.