Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Kappen voor een vlinderparadijs

Met eenvoudige ingrepen zijn de saaie productiebossen in Nederland om te toveren tot meer natuurlijke bossen. Soms met verbluffend snel resultaat, zo blijkt in het Voorsterbos in de Noordoostpolder. En ook de recreant is beter af. ‘Als je ergens gaat kappen, moet je het wel goed uitleggen aan de burger.’

08 augustus 2008

Het is een bos zoals een kind een bos voorstelt - dicht beplant en donker. De stammen staan rechttoe rechtaan, er is nauwelijks ondergroei, met een dikke bladerlaag waar een pad doorheen slingert. In de verte wordt het lichter en een enkele minuten later staat een gezelschap van journalisten op een opengehakte plek in het bos.

 

Er staan pioniersoorten als distel, braam en brandnetel, maar er is ook leverkruid, sint jacobskruid, kamperfoelie. Dat komt mede doordat de plek met een brede strook met een weiland is verbonden, waarlangs menige koe een uitstapje naar het bos waagt. En de kuierende koeien kapen pioniersoorten en gras weg en leveren fijne mest, waardoor een keur van bloemen kansen krijgt en vlinders nectar kunnen drinken.

 

Want dat is de bedoeling van de bewust gekapte open plekken en brede stroken in dit Voorsterbos in de Noordoostpolder bij Kraggenburg. Natuurmonumenten en de Vlinderstichting laten hier zien dat in een tijdsbestek van amper tien jaar een saai productiebos met enkele redelijke eenvoudige ingrepen kan worden omgevormd tot een ecologisch walhalla.

 

En passant is het bos meer dan verdubbeld door omringende landbouwgronden aan te kopen of boeren tot een extensievere bedrijfsvoering te bewegen. Met name vlinders, maar ook libellen, vleermuizen, reptielen en een hele serie insectenetende vogels waaronder de tuinfluiter en de nachtegaal voelen zich senang in dit natuurlijk bos dat enerzijds beschutting biedt, maar anderzijds door open plekken de mogelijkheid om op te warmen.

 

Dat is cruciaal want vlinders zijn koudbloedig, legt vlinderexpert Kars Veling uit. ‘Het lijfje van de vlinder is niet voor niets zwart. Pas als het tot om en nabij de dertig graden is opgewarmd, gaat het diertje fladderen.’ Veling, de enthousiaste woordvoerder van de Vlinderstichting die dit jaar 25 jaar bestaat, is in zijn nopjes met de beleid- en beheermaatregelen van Natuurmonumenten.

 

‘Sinds vorig jaar is hier de grote weerschijnvlinder gesignaleerd en sinds kort hebben we de bevestiging dat het niet een solitaire dwaalgast is, maar dat de zeldzame vlinder zich hier blijvend heeft gevestigd.’ Dat het Voorsterbos in tien jaar een toplocatie voor vlinders is geworden, noemen de deskundigen een spectaculair en snel resultaat. ‘Het is een hele snelle beloning van het nieuwe beleid’, oordeelt Veling. Behalve de grote weerschijnvlinder turven de vlinderfreaks ook het koevinkje, de gehakkelde aurelia, het bont zandoogje, het landkaartje en de eikenpage.

 

Vrijwilligers hebben door nijver speurwerk in het Voorsterbos intussen dertig van de vijftig in Nederland voorkomende vlindersoorten geturfd, waaronder vele bedreigde (zogeheten Rode Lijstsoorten), zoals de bruine eikenpage. In totaal telt het Voorsterbos twintig kilometer aan vlinderstroken en zijn er zestig gaten met verschillende afmetingen aangelegd. Ook vleermuizen als ruige dwergvleermuis, grootoorvleermuis, rosse vleermuis en franjestaartvleermuis hebben baat bij de vlinderstroken. ‘Het is een soort McDrive voor ze’, zegt Veling.

 

Aaibaar

 

De bossen in het nieuwe land van de Noordoostpolder en Flevoland, aangeplant na de Tweede Wereldoorlog, beginnen stilaan een respectabele leeftijd te bereiken. Vlinders als de grote weerschijnvlinder vertonen namelijk in hun korte leven van twintig dagen een secuur voortplantingspatroon waar mannetjes en vrouwtjes elkaar vinden in hoge eikenbomen. ‘Door de van oudsher smalle paden te verbreden en verbindingszones aan te leggen, ontstaat een overgang tussen het oude bos met een bosstruweel van heesters en kruiden’, legt boswachter Klaas Althuis van Natuurmonumenten uit.

 

Sommige delen van het bos zijn gesloten om reeën rust te gunnen, maar in het algemeen is ook de recreant beter af met de transformatie van productiebos tot ecoparadijs. ‘Er is veel meer te beleven, de mensen zien vele vlinders en andere “aaibare” soorten zoals libellen’, aldus Althuis. Waar een productiebos twee tot drie vlindersoorten en tien vogelsoorten telt, haalt een meer ecologisch ingericht bos gemakkelijk het vier- tot vijfvoudige aantal.

 

Al dit ecologisch succes gaat niet ten koste van de recreërende burger. Er zijn vandaag de dag meer wandelroutes en fietsroutes dan voorheen in het oude bos. Er is zelfs zogeheten struinnatuur waar de gevorderde natuurvorser van de gebaande paden af mag geraken en door de ruigte mag slenteren. Meer werk voor Althuis’ team en de vele vrijwilligers is een natuurlijker bos wel. Ze moeten meer maaien, het maaisel afvoeren, maar in sommige gevallen ook het gras een keer laten overstaan om de larven van de vlinders met succes te laten overwinteren.

 

Nu is het Voorsterbos in handen van de natuurorganisatie Natuurmonumenten, maar ook in bossen van Staatsbosbeheer en in bossen op grondgebied van gemeenten is her en der de overgang plaats van bossen waar louter de productie van hout centraal stond, naar meer natuurlijker bossen. Al haast Natuurmonumenten te zeggen dat het niet de bedoeling is om alle productiebossen te veranderen. Cultuurhistorisch zijn die productiebossen wel van belang, meent de natuurorganisatie, het is ook belangrijk om het verhaal van de dennen te vertellen die nodig waren als onderstutting van de mijnen in Limburg.

 

Herplantplicht

 

In het algemeen zijn natuurorganisaties tevreden over de rol van de provincies en de provinciale landschappen, die een belangrijke taak hebben bij het vaststellen van de prioriteiten op het gebied van de natuur. Dat geldt zeker sinds de budgetten voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en andere natuurontwikkelingsprogramma’s niet langer centraal door het ministerie van LNV worden verdeeld, maar per provincie worden toegewezen op grond van hun eigen voorkeur.

 

Daar komt nog bij dat het natuurlijker maken van productiebossen soms bijzondere bijeffecten heeft. ‘Voor elke boom die we kappen om open plekken te maken, moeten we elders een boom aanplanten’, zegt boswachter Althuis. Aan deze conform de Boswet verordonneerde herplantplicht is in het Voorsterbos nog wel te voldoen. Vele hectaren voorheen boerenland zijn omgezet in bos, waardoor het bos in een tijdsbestek van tien jaar meer dan verdubbeld is tot 1500 hectare. Toch is het Voorsterbos met de revival van de grote weerschijnvlinder een uitzondering op het helaas sombere verhaal over de vlinders in Nederland. ‘Het intensieve ruimtegebruik, de versnippering en vooral de monotonie van het landschap doen de vlinder geen goed’, aldus Veling.

 

Elders pakt het natuurbeleid minder gunstig uit, vindt ook Althuis. ‘In de omgeving van Nijmegen is een belangrijke verbindingszone voor adders uiteindelijk afgelast doordat er geen grond was om de gekapte bomen elders te herplanten. De regelgeving moet niet te rigide worden.’

 

Ook de contacten met de provincies zijn van wisselende kwaliteit, zeggen Natuurmonumenten en de Vlinderstichting. ‘Hier in Flevoland is men geneigd mee te werken. We krijgen natuurlijk niet altijd helemaal onze zin, maar de ambtenaren luisteren en ze proberen onze leidraad over maaien en plaggen op te volgen. Want dan krijg je de bloemrijke plekken waar de vlinders gedijen’, zegt Veling. Datzelfde geldt voor Overijssel en Brabant, aldus de Vlinderstichting.

 

‘In Friesland en Groningen komen we minder binnen. Wellicht komt het door het overwegend agrarische karakter van de provincie, waardoor de ambtenaren hier meer inzetten op agrarisch natuurbeheer. Dat is heilig voor ze, maar het is niet goed genoeg om zeldzame vlindersoorten terug te krijgen. Het gentiaanblauwtje vestigt zich alleen maar in natte heideterreinen, de grote vuurvlinder - die nergens meer ter wereld voorkomt - gedijt alleen in laagveen. En dat lukt niet in agrarisch cultuurlandschap.’

 

Poelen

 

Volgens Veling en Althuis is het kennisniveau van provincies op peil, net als dat van gemeenten met veel bossen op het grondgebied. Maar dan nog. ‘Motivatie is belangrijker dan informatie’, meent Veling, ‘want kennis is niet moeilijk te vinden.’

 

Dat vindt Rinus Boortman ook. De bosbeheerder van de gemeente Ede begon 25 jaar geleden met het omvormen van vijftien verschillende wildweiden tot meer natte en bloemrijke plekken waar reptielen, libellen en vlinders zich thuis voelen. ‘Het is eigenlijk een kwestie van bewust verarmen van de grond door de voedselrijke zoden af te voeren en het kale zand tevoorschijn te halen’, zegt Boortman die maar liefst 2400 hectare onder zijn hoede heeft waaronder 1800 hectare echt bos.

 

En waar moeten die herten en reeën op de verdwenen wildweides heen? ‘Daar richten we andere plekken voor in, bijvoorbeeld langs de uiterwaarden’, zegt bosbeheerder Boortman. ‘Ook hebben we acht nieuwe poelen gegraven en werken we aan een meer geleidelijk verloop van de bosrand naar de weide. De open plekken komen koudbloedige dieren als reptielen en vlinders ten goede’, aldus Boortman. Ook op het Edese grondgebied is de recreant beter af. Er zijn meer wandelroutes en fietspaden. ‘De ingrepen zijn wel voorzien van informatiepanelen, en zeker als we gaan kappen, moeten we de plannen goed uitleggen aan de burgers. In het begin ziet het er nog niet zo mooi uit.’

 

Ook Staatsbosbeheer heeft vaak het een en ander uit te leggen als er ergens dennenbomen worden omgehaald om de duinen of stuifzanden weer hun oorspronkelijke dynamiek terug te geven. ‘We nemen geïnteresseerd, verontrust publiek vaak van tevoren mee naar plekken waar we dergelijke ingrepen al eerder hebben uitgevoerd’, zegt woordvoerder Angelique van Helvoort. Anders dan Natuurmonumenten verkeert Staatsbosbeheer in de gelukkige omstandigheid dat de dienst een ontheffing heeft voor de Boswet. ‘We hebben namelijk nog steeds een functie als beheerder van de houtproductiebossen’, aldus Van Helvoort. ‘Daardoor hoeven we niet elke gekapte boom elders terug te planten.’

 

Volgens Staatsbosbeheer bestaat er nog nauwelijks saai productiebos in Nederland. ‘We zijn het bos overal aan het omvormen in ons streven naar multifunctioneel bos’, zegt Van Helvoort. ‘Dat wil zeggen dat we nog een beetje hout uit de bossen halen, dat het leuk moet zijn voor recreanten en dat het bos vooral ook meer natuurwaarde moet hebben dan voorheen in het productiebos.’ Net als in het bosbezit van Natuurmonumenten spelen de bosecologen van Staatsbosbeheer daarbij veel met licht om de diversiteit te bevorderen. Soms gaat het om specifieke maatregelen. Van Helvoort: ‘Zoals op de Sallandse Heuvelrug waar we bomen hebben weggehaald en we de vorming van heide stimuleren, wat goed is voor de korhoender.’

 

Landschapsbeheer Groningen zegt dat er wel degelijk dergelijke transitieprocessen in de bossen in Groningen plaatsvinden. ‘Alleen hebben wij niet zoveel bossen en we streven ook niet naar bebossing, gezien het karakter van het open Groningse landschap’, zegt adjunct- directeur Jacqueline de Milliano van Landschapsbeheer Groningen. ‘De schaarse bossen die Groningen telt, zijn niet in bezit van Natuurmonumenten maar van Staatsbosbeheer.’

 

En daar vinden op kleine schaal snoei- en kapacties plaats die vergelijkbaar zijn met het Voorsterbos en waarmee de natuurontwikkeling wordt bevorderd, bevestigt De Milliano. ‘Het zijn vaak kleine percelen van enkele hectaren die bijvoorbeeld door ruilverkaveling vrijkomen. Groningen beschikt van oudsher over heel veel akkerland, dus het is niet onlogisch dat hier een meer agrarisch natuurbeheer belangrijk is. Maar ook hier kunnen bloemrijke akkerranden en graslanden ontstaan voor de vlinders.’

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie