‘Er zullen zeker rimpelingen zijn’
Op 1 januari gaat Nederland aan de Omgevingswet. Hugo de Jonge over het DSO en het dreigende 'lawyers paradise'. Zijn we er klaar voor?
Wat zijn voorgangers Melanie Schultz en Kajsa Ollongren voorbereidden, maakte Hugo de Jonge af: de Omgevingswet. Per 1 januari 2024 zal de wet ingaan. De demissionair minister vertelt waarom hij, ondanks alle hobbels op de route, vasthield aan de wet.
Uit elkaar
De voornaamste oorzaak dat de Omgevingswet niet eerder kon worden ingevoerd en zes keer moest worden uitgesteld, lag in het digitale stelsel dat burgers en bedrijven vanaf 1 januari moet faciliteren. Hadden de invoering van de wet en die van het digitale stelsel wellicht niet verder uit elkaar kunnen worden getrokken? ‘Dat wordt weleens gesuggereerd’, reageert De Jonge, ‘maar ik denk dat het dan niet mogelijk zou zijn om zonder geautomatiseerde processen het werken als één overheid ook gestand te doen.’ Een facelift van het bestaande Omgevingsloket Online (OLO) was volgens De Jonge niet mogelijk.
Heel complex
‘Het nieuwe Omgevingsloket toont voor het eerst alle wet- en regelgeving van alle overheden', zegt De Jonge, 'zodat je direct een compleet beeld hebt van wat mag en kan, terwijl de huidige voorzieningen OLO, AIM en Ruimtelijkeplannen.nl alleen hun eigen regels tonen. En dat zijn softwarepakketten die op hun laatste benen lopen. Houtje-touwtje aan elkaar gekoppeld. Ja, het DSO is heel complex, een enorme IT-operatie. Maar het moest tóch. En dan is de invoering van de Omgevingswet er het beste moment voor.’
BB In de Eerste Kamer rees argwaan over de staat van het digitale stelsel. Als antwoord kwam u met moeilijk te verifiëren voortgangsrapporten. Hoe kijkt u op die discussie terug?
‘Ik denk dat dit een voorbeeld is van hoe je als overheid aan IT-ontwikkeling doet. Namelijk in totale transparantie. Lokale softwareleveranciers hebben meegekeken, de andere overheden, het Adviescollege ICT-Toetsing. Het ingewikkelde bij het DSO is dat je van elkaar afhankelijk bent. Dat maakt het ook communicatief niet eenvoudig. Stel je voor dat het straks na de invoering niet lukt om een vergunning af te geven. Dan zal er, is mijn voorspelling, straks vrij snel naar het DSO worden gewezen. Maar wat is dat, hét DSO? Is dat de landelijke voorziening van het Rijk? Is dat het product van een lokale softwareleverancier? Of is dat de vulling van een op zich goed werkend softwarepakket door een van de mede-overheden?’
Volgens De Jonge zullen er ‘zonder twijfel’ dingen gebeuren, waardoor criticasters van de invoering na 1 januari zullen zeggen: “I hate to say: I told you so.” Ik denk dat we daar nuchter in moeten zijn. Zou het stelsel beter hebben gewerkt als we de invoering opnieuw hadden uitgesteld? Ik weet zeker van niet. Je moet een keer van de kant. En die keer is nu.’
Het huídige omgevingsrecht is een lawyers paradise
Niet alleen de oppositie in de Eerste Kamer, ook de Raad van State was kritisch over de invoeringsdatum. Er dreigt straks een lawyers paradise te ontstaan, waardoor urgente opgaven als woningnood of de stikstofaanpak meer vertraging oplopen.
‘Natuurlijk zullen er rechtszaken komen. Maar, mind you, die zijn er nu ook al. Het huídige omgevingsrecht is een lawyers paradise. Probeer eens een woontoren te bouwen in een stedelijke omgeving. Iedere boze buurman klimt in de pen en krijgt een paar jaar de tijd om de boel te vertragen. Daar moeten we vanaf. En wat helpt daarbij: een aanpassing via de Omgevingswet, namelijk de Wet Versterking Regie op Volkshuisvesting. We hebben ooit de keuze gemaakt om bij vergunningverlening op basis van een reeds vastgesteld bestemmingsplan beroep in twee instanties mogelijk te maken. We denken dat we burgers dan een serieuze mogelijkheid hebben geboden om op te komen voor hun recht. Ik vind dat daarbij wordt veronachtzaamd dat andere burgers dat recht juist wordt ontnomen. Hoe moet de overheid haar grondwettelijke opdracht waarmaken om te zorgen voor voldoende woongelegenheid als we de boze buurman eindeloos ruimte geven om zijn recht op uitzicht belangrijker te maken? De balans slaat nu door naar de mensen die dingen níet willen. Daarom willen we het beroep tot één instantie beperken.’
Onderspit
Er was nog een instantie die zich op de valreep kritisch over de Omgevingswet uitliet: de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Volgens de raad dreigt de minder mondige burger het onderspit te delven als initiatiefnemers straks zelf hun participatie mogen regelen.
‘Het tegendeel is waar’, reageert De Jonge. ‘Wie maakt er nu bezwaar tegen woontorens, sociale woningbouw of een daklozenopvang? Dat zijn mensen die hoog zijn opgeleid en vaak juridisch geschoold. Kortom, de huidige situatie is er juist één waarin hoger opgeleiden beter voor hun recht kunnen opkomen dan praktisch opgeleiden. Anders dan de huidige wetgeving geeft de Omgevingswet een verplichting tot participatie aan de voorkant, om als initiatiefnemer met de wijk het gesprek aan te gaan. Dus ik denk dat de Omgevingswet juist tegemoet komt aan de – terechte – zorg van de WRR.
BB Voor gemeenten wordt het lastig wanneer ze moeten intunen. Doe je het te vroeg, dan lijkt alles met de initiatiefnemer voorgekookt. Doe je het te laat, dan vragen burgers zich af waar de gemeente blijft.
‘Gemeenten zullen inderdaad moeten zoeken naar nieuwe manieren van participatie. Maar het is niet zo dat ze er pas vanaf 1 januari mee beginnen om met hun inwoners te praten. Ze voeren al heel lang als eerste overheid het gesprek met inwoners en ondernemers in wijken. Onder de Omgevingswet zullen er nieuwe vormen van participatie worden uitgevonden. En inderdaad, dat is een beetje zoeken. Je vraagt voortaan participatie aan initiatiefnemers, die daar ook een belang in hebben. Dat moet transparant worden gemaakt. Maar het verabsoluteren van o jee, omdat we het niet precies wettelijk hebben voorgeschreven, zal de participatie wel suboptimaal plaatsvinden – dat vind ik een gekke redenering. Alsof gemeenten zelf niet kunnen nadenken over wat ze sinds mensenheugenis doen.’
Op rijksniveau is ervoor gekozen om de vorm van participatie niet landelijk voor te schrijven.
Uw optimisme over die participatie staat haaks op de mening van Jozias van Aartsen en Winnie Sorgdrager, prominente oud-leden van de commissie-VTH. Zij zeiden in Binnenlands Bestuur te vrezen dat grote vervuilers onder de Omgevingswet vrij spel hebben.
‘Op rijksniveau is ervoor gekozen om de vorm van participatie niet landelijk voor te schrijven. Ik vind dat een verstandige keuze van de wetgever. Daarmee geef je de uitvoeringspraktijk de ruimte om dit met gezond verstand te doen. Zal het daarmee helemaal vormvrij gebeuren? Nee. Want in alle gemeenten zal de gemeenteraad vragen aan de wethouder: hoe ga je de participatie inrichten als hier een nieuwe wijk of fabriek moet komen? Nou zegt die wethouder dan: daar hebben we een participatieverordening voor. Dat betekent ook dat die voorschriften gelden voor alle lokale initiatiefnemers.’
BB We hebben nog een paar weken tot de Omgevingswet. Zijn we er klaar voor?
‘We zijn klaar voor de start. Maar daarmee niet klaar met de Omgevingswet. Het is een enorm grote wetgevende operatie is, die een structuurverandering vormt in het omgevingsdomein. En die vervolgens een cultuurverandering in gang zet. Er gaan allerlei vragen opkomen. Er zal onduidelijkheid zijn. Een project van een dergelijke omvang kan nooit vlekkeloos verlopen. Het eerlijke verhaal is dat er her en der zeker rimpelingen zullen zijn. Dat er brandjes zullen zijn die geblust zullen moeten worden. We moeten onszelf in staat stellen om die problemen snel te verhelpen. We hebben met het Informatiepunt Leefomgeving een zeer uitgebreide ondersteuningsstructuur ingericht, die alle vragen van gemeenten kan beantwoorden. Daarnaast is er een calamiteitenmanagement ingericht. Maar de belangrijkste beheersingsmaatregel is misschien wel de telefoon. Je kunt als burger altijd de gemeente bellen. En de gemeente, of wie dan ook, met ons.’
Lees het hele interview met Hugo de Jonge deze week in BB24 (inlog).
De Overheid speelt zelf een zeer prijsopdrijvende rol in de woningsector via de WOZ/OZB-wetgeving. Alleen al de grondkosten maken tegenwoordig ca. 50-60% deel uit van de kosten van een woning!
De meeste beleggers heeft deze minister inmiddels van de woningmarkt verjaagd door slechte maatregelen en die van zijn collega's de minister en staatssecretaris van Financiën met specifieke belastingen en enorme box 3 verhogingen.
Als deze minister in Nieuwsuur met droge ogen zit te beweren dat hij dit jaar ca. 90.000 woningen gaat realiseren dan liegt hij. Als het ca. 50.000 woningen worden zal hij blij mogen zijn.