Gemeenten blijven worstelen met hun flexbouw
Het snel neerzetten van tijdelijke woningen blijkt voor gemeenten vaak veel minder makkelijk dan gedacht.
Personeelsgebrek en een grote investeringsonzekerheid belemmeren gemeenten bij de ontwikkeling van flexibele woonprojecten. Die komen daardoor niet snel, of zelfs helemaal niet van de grond, concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in een verkennende studie.
Minder dan de helft
Met de oplevering van flexwoningen hopen gemeenten versneld bij te dragen aan het verminderen van de woningnood. Voor de tijdelijke woningen hoeft een minder uitgebreid vergunningentraject te worden doorlopen. Minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) wil dat er jaarlijks 15.000 flexwoningen worden bijgebouwd voor urgent woningzoekenden. Maar in het laatste peiljaar 2020 bleef het aantal op minder dan de helft steken: 7.000.
Belemmeringen
Volgens het PBL doet zich in de praktijk een aantal hardnekkige belemmeringen voor. Zo kan het veel tijd en moeite kosten om een geschikte locatie te vinden en moeten eenmaal opgeleverde woningen soms lang wachten op water- en elektra-aansluitingen. Daarnaast is het rendement van flexwoningen voor investeerders onzeker. Het is vaak niet duidelijk wat de verwachte levensduur van de woningen is, en of ze verplaatst kunnen worden en waarnaartoe. Dat maakt het moeilijk om noodzakelijke investeerders te vinden.
Beperkte capaciteit
Ook de beperkte personele capaciteit bij gemeenten en corporaties kan volgens het PBL een probleem vormen. De inzet van mensen bij de realisatie van tijdelijke projecten zou ten koste kunnen gaan van de tijd en aandacht die nodig is voor de realisatie van permanente woningbouw. Verder brengt de verhuur en het beheer van eenmaal opgeleverde de flexwoningen relatief veel werk met zich mee: ze kennen een hoge mutatiegraad en worden vaak bewoond door kwetsbare doelgroepen.
Gemeenten en verhuurders rekken de exploitatietermijn voor flexwoningen verder op
Exploitatietermijn
Het PBL ziet dat gemeenten en verhuurders al op die problemen inspelen door de exploitatietermijn voor flexwoningen verder op te rekken waarmee investeerders makkelijker over de streep kunnen worden getrokken. Ook zetten ze bij specifieke doelgroepen als statushouders en de uitstroom van de geestelijke gezondheidszorg budgetten uit het sociaal domein in om de businesscase rond te krijgen.
Structurele aandacht
Volgens de onderzoekers kunnen dergelijke kortetermijnoplossingen eraan bijdragen dat een flexproject toch van de grond komt. ‘Maar belangrijk is te realiseren dat flexwoningen en hun bewoners ook na de bouw om structurele aandacht vragen’, stellen de onderzoekers.
Marktontwikkeling
Volgens het PBL kan door ‘marktontwikkeling van het product flexwoning’ de vraag en het aanbod beter op elkaar aansluiten. Bijvoorbeeld door terugkoopgaranties af te geven en hergebruik van onderdelen van flexwoningen makkelijker te maken. Verder zou moeten worden geaccepteerd dat flexwoonprojecten zonder financiële inspanning van de (lokale) overheid niet haalbaar zijn. ‘Tegelijkertijd dragen deze projecten vaak bij aan de oplossing van belangrijke problemen. Voer daarom het gesprek over de subsidiëring van flexwoonprojecten.’
Breder toegepast
Daarnaast zouden flexwoningen als tijdelijke oplossing breder moeten worden toegepast, met minder nadruk op kwetsbare doelgroepen. Om zo (verdere) stigmatisering van het concept te voorkomen.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.