Doemdenken en stemming maken over Omgevingswet
Tegenstanders van de wet maken zich schuldig aan Omgevingswet-populisme, vindt Trees van der Schoot.
En toen was het 1 januari. Volgens sommigen op internet komt groot onheil nu over ons. Hun toon veranderde de afgelopen maanden. Van signalen en waarschuwingen over het DSO ging het over in op de persoon spelen en stemming maken. Het parlement zou onjuist en onvolledig zijn geïnformeerd en vrijwel alle adviezen van de Raad van State zouden zijn genegeerd. Naar de ‘werkvloer’ zou niet worden geluisterd.
Het zijn forse aantijgingen, die gepaard gingen met een overdreven positieve waardering van het sectorale rechtssysteem. Dat kon echter een wooncrisis, materialencrisis en biodiversiteitscrisis niet voorkomen en leidde tot problemen op het platteland. Het hielp niet om transities naar een circulaire economie en ander energiegebruik voor elkaar te krijgen en droeg wel bij aan afvalbergen en vervuiling van fabrieken. Met wetten kun je goede en slechte besluiten nemen. Je kunt ze goed of niet goed uitvoeren en handhaven. Het zijn immers ‘slechts’ wetten.
Waarom de Omgevingswet? Zie de 27 eerste pagina’s van de Memorie van Toelichting: de verbrokkelde wetgeving leidde tot afstemmings- en coördinatieproblemen en onduidelijkheid bij gebruikers, was niet gericht op duurzame ontwikkeling, hield te weinig rekening met regionale verschillen, stond maatwerk in concrete gevallen in de weg en droeg niet bij aan vroegtijdige betrokkenheid van belanghebbenden bij de besluitvorming. Is dat allemaal gelogen?
Dat er nu veel ontwerpbestemmingsplannen ter inzage liggen is niet iets ‘des Omgevingswets’. In 1984 werden nog voordat de 'Interimwet beperking varkens- en pluimveehouderijen' parlementair was behandeld al massaal Hinderwet- en bouwvergunningen aangevraagd. Die wet beoogde namelijk vanwege milieuproblemen nieuwe bedrijven en uitbreiding van bestaande bedrijven te voorkomen. De varkensstapel nam hierdoor tot 1987 met 28 procent en de pluimveestapel met 16 procent toe. Dus: sectoraal of integraal, wie het nieuwe voor wil blijven, grijpt zijn kans.
Interessanter is waarom dit nu ook gebeurt? Vanuit het overgangsrecht en het tijdelijke omgevingsplan bezien, is het niet nodig. Of weten we echt niet wat vroegtijdige participatie, integraal werken en goed samenhangend motiveren is? Waarmee het failliet van ‘goede ruimtelijke ordening’ dan is gegeven.
Erg vond ik de reactie op een post van een lid van de Evaluatiecommissie Omgevingswet. Of hij een ‘scepticus of een gelovige’ was? Daarmee wordt al voordat de commissie iets heeft kunnen doen, wantrouwen gezaaid over de onafhankelijkheid van de evaluatie en wordt de betreffende persoon in diskrediet gebracht. Omgevingswetpopulisme?
Stop! Deze wetgeving is meerdere malen door – in samenstelling verschillende - Kamers van het parlement behandeld en hierbij waren veel gewone en deskundige mensen betrokken. Er staan geconsolideerde versies van de wetteksten op internet. Voor de Wro heb ik daar zelf nog een boekje voor gemaakt. Er zijn twee uitgebreide websites waarop je alles kunt vinden. De ‘werkvloer’ is al lang aan de slag. Vroegtijdige participatie wordt vrij algemeen als zinvol, maar niet gemakkelijk gezien. De gemeenten waar ik kom, zijn volop bezig met omgevingsvisies en hebben het afgelopen jaar geïnvesteerd in een goede overgang. Hun aandacht verschuift nu naar de bedoeling van de wet. Ik zie gemeenteraden hun eigen rol opnieuw bepalen en zoeken naar balans tussen grip houden via bindend adviseren en werken met beleidssturing. Allemaal lopen ze aan tegen de enorme stapeling van hun sectorale beleidsdocumenten: niet te evalueren noch uit te voeren.
Wat is er ook een angst voor de integrale benadering. Waterschappen vrezen voor de waterkwaliteit, monumentenorganisaties voor het erfgoed, natuurorganisaties voor de natuur, boerenorganisaties voor de landbouw en organisaties van bedrijven denken dat er geen bedrijvigheid meer mogelijk is. De juridische werkelijkheid volgend maken aan verbindend onderhandelen en het halen van doelen is kennelijk heel erg eng.
Het leidt af van wat er te doen is: betere keuzes maken, die goed motiveren en mensen daar vroeger en daadwerkelijk bij betrekken. Hoog tijd dus, om beleid en regels bij de tijd te krijgen en voor uitvoering en handhaving te zorgen. Mensen weer zelf verantwoordelijk te krijgen door een benadering vanuit het perspectief van gebruikers in plaats vanuit systemen. Om te gaan werken vanuit een gezonde dosis vertrouwen naast waakzaamheid voor wat er niet goed gaat. Omgevingswetpopulisme past hier niet bij. Je hoeft geen gelovige, noch een scepticus te zijn. Het is ‘slechts’ een nieuwe wet, waarmee je aan de slag moet.
Goed ook dat er nu al een evaluatiecommissie is en dat er geconsolideerde wetteksten en twee websites beschikbaar zijn. Goed dat via het overgangsrecht geleidelijk omgeschakeld kan worden. Goed dat door het uitstel getraind kon worden. Goed dus dat we aan de slag kunnen met deze democratisch tot stand gekomen wetgeving. Fijn dat we in een rechtsstaat leven waar onrechtmatige besluiten zullen worden gecorrigeerd.
Ik wens iedereen een positief en constructief 2024 toe: met de Omgevingswet en via het overgangsrecht met de oude wetten.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.