Brabantse gemeenten ontwikkelen zelf hun windparken
Acht Brabantse gemeenten gaan samen windparken ontwikkelen en richten een Publiek Ontwikkelbedrijf op. Wethouder Rik Grashoff vertelt.
Onder aanvoering van de gemeente Tilburg hebben zeven Brabantse gemeenten een eigen Publiek Ontwikkelbedrijf opgezet. Hun doel is in de eigen regio wind- en zonneparken te laten verrijzen, verspreid over vijf energiehubs. Oók aandeelhouder is het Energiefonds Brabant (EFB), verbonden aan de Provincie Brabant.
Rik Grashoff, Tilburgs wethouder namens GroenLinks (foto hieronder), zit de stuurgroep voor. Al jaren is aan de oprichting gewerkt. ‘Er komt nog een achtste gemeente bij, Hilvarenbeek’, vertelt hij. ‘De gemeenteraad heeft vorige week positief over deelname besloten en het college heeft nu ook ingestemd.’
Over het waarom
‘Het is een samenspel van een paar centrale argumenten’, zo schetst hij de bestaansreden van deze bestuurlijke samenwerking. ‘Het eerste argument is dat als wij dit als overheden oppakken, dat wij dan grip houden op het proces en de inhoud. Dat betekent dat wij op zoek kunnen naar onze voorkeurslocaties en niet volgend hoeven te zijn op aanvragen van marktpartijen.
Binnen die locaties zoeken wij een goede combinatie van wind en zon, met een stevige nadruk op wind omdat er al veel zon is in onze regio. Die goede verhouding is ook belangrijk met oog op de netbelasting, omdat zon en wind niet op hetzelfde moment hun piek hebben. Als het hard waait, schijnt de zon minder.
Het tweede argument is dat als je beter kunt sturen op de locaties waar je die molens wilt, dat je dan ook meer kunt sturen in de participatie van omwonenden en beter maatschappelijke weerstand kunt inschatten of compenseren. Daarnaast, omdat je als overheden deze projecten zelf ontwikkelt, heb je de mogelijkheid niet voor maximaal rendement te gaan.
We kunnen een stuk geld opzij zetten voor twee doelen: voor klimaatadaptatieprojecten, die je niet kunt vragen van marktpartijen, en voor een compensatiefonds voor bewoners. Compensatie bijvoorbeeld voor het stilzetten van de molens in verband met slagschaduwen. Die middelen hebben we gereserveerd binnen de business case.
Last but not least: op sommige van deze locaties moeten we ook behoorlijk aan de slag met klimaatadaptatie. We hebben zeker een opgave op de Brabantse zandgronden, met zorgen over de verdroging en het bestrijden van wateroverlast als het water vanwege clusterbuien ons letterlijk over de voeten loopt. Dit zijn opgaven die alleen kosten en niks opleveren. We werken aan beekherstel, waterberging, infiltratie, natuuraanleg en bosaanleg. Daar hebben we veel geld voor nodig.’
BB Hoe gaan jullie dit politiek-bestuurlijk stroomlijnen? Acht gemeenten werken straks samen. En veel van de geplande energiehubs liggen op het grondgebied van meerdere gemeenten.
Je moet je realiseren dat van plek tot plek de betrokken partijen verschillen. Op al die plekken is de gemeente het bevoegd gezag, niet het publiek ontwikkelbedrijf. Elke bewoner kan er dus vanuit gaan dat het college en de raad de verantwoordelijkheid nemen voor de ruimtelijke besluitvorming: voor alle locaties moet een MER-procedure en een vergunningsprocedure doorlopen worden. Dat is gewoon een publiekrechtelijk ding, wat een publiek ontwikkelbedrijf niet kan doen.
Niet zelden liggen de energiehubs inderdaad in meer dan één gemeente. Maar het is niet wezenlijk anders of je met een publiek ontwikkelbedrijf te maken hebt of met één grote marktpartij. De gemeenten werken samen aan een besluitvormingsproces, en kunnen één projectleider aanstellen om de MER- en de vergunningsprocedure te leiden. Dit geldt voor alle projecten, bijvoorbeeld ook wegenprojecten, die plaatsvinden op een schaal die grenzen van gemeentes doorkruist.
Dat is de verantwoordelijkheid die de netbeheerders dragen, en daar zal ik ze op aanspreken.
BB Houden de betrokken netbeheerders TenneT en Enexis rekening met jullie plannen? In Noord-Brabant geldt namelijk een aansluitstop tot 2030.
De netbeheerders zijn betrokken geweest bij het vaststellen van de Regionale Energie Strategieën (RES), of zoals die bij ons heet: de Regionale Energie- en Klimaatstrategie (REKS). Ook is bij de keuze van ontwikkellocaties al rekening gehouden met een gunstige ligging ten aanzien van het elektriciteit net, om de projecten goed te kunnen invoeden. Maar ik sluit niet uit dat wij nog een pittige discussie krijgen met onze netbeheerders. Voor de netbeheerders is dit niet vrijblijvend: wij hebben een Klimaatakkoord dat wij als RES-regio hebben uit te voeren. Iedereen in de regio moet daaraan meewerken.
Er loopt ook nog een discussie met Defensie. Wij hebben vlak in de buurt de militaire luchthaven Gilze-Rijen, waar hoogtebeperkingen gelden omdat de Defensieradar niet verstoord mag worden. Als je onze totale ambitie erbij pakt, zal dat gaan conflicteren. Wij denken dat technisch te kunnen oplossen, en zijn met Defensie in overleg. Dit voegt trouwens ook weer iets toe aan de discussie over de publieke regie op deze projecten. Marktpartijen zullen niet staan te springen om zo’n project aan te pakken als dat een discussie over de defensieradar met zich meebrengt.
Met TenneT en Enexis hebben we nu discussie over de netschaarste. We weten dat er een aantal maatregelen gaat plaatsvinden die weer ruimte zullen opleveren. Wij zijn in Tilburg-Noord betrokken bij de vuilstortlocatie van Attero waar een een 380 KV-station komt, een hoogspanningsnet. Van daaruit kan de hele pocket Tilburg van stroom worden voorzien. Dat station is gepland om in de loop van 2025 opgeleverd te worden.
Vanaf dan ontstaat er geleidelijk weer ruimte. Niet in één keer, omdat er ook onderstations verzwaard moeten worden. Wij verwachten daarom dat in de richting van 2030 een belangrijk deel van de netschaarste moet kunnen zijn opgelost. Dat is de verantwoordelijkheid die de netbeheerders dragen, en daar zal ik ze op aanspreken. Ik verwacht dat zij hun zaakjes voor 2030 op orde hebben. Als dat niet zo is, zal ik een stevige discussie met ze voeren.
BB Zit er een risico in om een eigen Publiek Ontwikkelbedrijf te beginnen?
Ja, er zit een risico in. Als je met andere overheden samen de keuze maakt dit te doen, betekent dat dat je er risicodragend kapitaal insteekt. Dat is niet anders dan wat elke marktpartij doet. De kosten gaan voor de baten uit. Uiteindelijk moeten we de business case netjes sluitend krijgen, met inbegrip van de afdracht aan het klimaatfonds. Die afdracht is vier miljoen euro. Dat betalen we direct uit als voorschot. Een groter bedrag hiervoor is nu niet in de afspraken opgenomen.
BB Hoe lang gaat het ontwikkelen van de vijf energiehubs duren?
Wij streven ernaar eind 2025 bruikbare vergunningen te hebben. Een marktpartij die grondposities heeft, kan er dan met ons over in gesprek gaan om die vergunning van ons over te nemen en moet daar dan een marktconforme prijs voor betalen. Het ontwikkelbedrijf is bedoeld voor het ontwikkelen van locaties. Het bouwen en exploiteren is niet als uitgangspunt vastgesteld. We kunnen dat doen, maar dat hoeft niet per se. Daar zit een belangrijke knip in het proces. Wij zetten alles in het werk om te komen tot bruikbare vergunningen, zodanig dat je een schep in de grond kunt steken. Als we dan een deal met een marktpartij moeten sluiten, staan wij daar in principe voor open.
Vijftig procent lokaal eigendom? Ja, daar zit een heel zwaar politiek commitment op.
BB Jullie willen ook nadrukkelijk dat de energiehubs vijftig procent lokaal eigendom worden.
‘Ja, daar zit een heel zwaar politiek commitment op. Wij conformeren ons daarmee aan het uitgangpunt van het Klimaatakkoord. In heel Nederland is het volgens mij nog de vraag in hoeverre je die vereiste juridisch hard kunt maken. Maar omdat wij de ontwikkelende partij zijn, hebben wij de mogelijkheid dit hard op te nemen in de overeenkomsten. Ook hebben wij nu een samenwerkingsovereenkomst op hoofdlijnen met lokale energiecoöperaties. Wij hebben er afspraken over hoe wij hen meenemen in het proces en hoe zij kunnen participeren.
Die energiecoöperaties hebben eigenlijk twee rollen: ze kunnen van dienst zijn in het maatschappelijk debat en in de participatiemogelijkheden richting omwonenden en betrokkenen, ze kunnen dus helpen maatschappelijke weerstand weg te nemen. Tegelijkertijd kunnen ze de projecten voor 50 procent exploiteren. Op de ene plek kan dat voor 0 procent zijn, op de andere plek voor 100 procent, maar gemíddeld 50 procent. Zij zijn op dat punt niet de enige speler, maar wel een belangrijke speler. Zou je alleen hen erbij betrekken, dan kom je op gespannen voet met het mededingingsrecht.
1. kan het elektriciteitsnet in Brabant deze initiatieven verwerken?
2. passen deze activiteiten in het landelijk energiebeleid?
3. hoe verhouden deze activiteiten zich t.o.v. het beleid over duurzame groene energie (waterstof e.d.) en kernenergie?
4. wat zijn de eventuele gevolgen voor het landschap (verrommeling) en het milieu.