Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

‘Als het blijft gaan zoals nu, dan redden we het niet’

Interview over de energietransitie. Met Maarten Otto, CEO van Alliander en nu ook voorzitter van koepelorganisatie Netbeheer Nederland.

03 oktober 2023
Kabels in een opengebroken straat in Amsterdam.
Kabels in een opengebroken straat in Amsterdam.ANP

In wat voor vorm dan ook, die bouwvrijstelling moet terug. Daar hamert Maarten Otto op, CEO van netwerkbedrijf Alliander en sinds kort voorzitter van koepelorganisatie Netbeheer Nederland. Ook wil hij intensiever samenwerken met provincies en gemeenten.

Zijn reden: ‘Als het blijft gaan, zoals het nu gaat; dan redden we het niet.’

Senior beleidsadviseurs

Gemeente Alphen aan den Rijn
Senior beleidsadviseurs

Secretaris-directeur

Regio Achterhoek via Geerts & Partners
Secretaris-directeur

Twee jaar plannen, twee jaar bouwen

Het is zeven jaar geleden dat Maarten Otto de consultancy achter zich liet en in dienst kwam bij Alliander. Precies in die zeven jaar is er nogal wat veranderd in het universum van de netbeheerders. De vraagontwikkeling is exponentieel gegroeid’, zegt Otto. ‘Zeven jaar geleden stonden er veel plannen op papier, maar was er nog weinig concreet. Er was maar een beperkt aantal zonnepanelen en bedrijven waren niet zo bezig met de elektrificatie van hun processen.

In 2013 werd het Energieakkoord gesloten, en als je dat akkoord leest met de kennis van nu, dan denk je: we hadden toen meteen al moeten beginnen met maximaal opschalen. Maar dat hebben we niet gedaan.

Maarten Otto, CEO van Alliander.

BB Waarom niet?

Maarten Otto 

Als ik nu kijk naar die stukken van toen, dan stond daar wel in wát er ging gebeuren, maar niet wáár. Het is net als met de verbouwing van je huis: als je niet weet waar het stopcontact komt, kun je de elektricien niet zeggen wat hij moet doen. Er stonden in het Energieakkoord wel doelstellingen voor de wind, maar de rest was alleen gedefinieerd op macroniveau.

Met het Klimaatakkoord in 2019 kwamen er nieuwe doelstellingen bij, en werd de significantie van de opgave veel groter. Dat zie je aan de investeringscijfers. Als Alliander investeerden we in 2019 ongeveer 840 miljoen per jaar in de netten. Nu is dat opgelopen tot 1,2 miljard, en in drie jaar stijgt dit naar 2 miljard. Alsnog zie je dat de elektriciteitsvraag veel harder groeit dan wij bijgebouwd krijgen. Een aansprekend voorbeeld is dat je in ongeveer zeven maanden een zonneweide ontwikkelt, maar in ongeveer zeven jaar het station bouwt dat er voor nodig is. Zoiets houd je niet lang vol.

Als Alliander investeerden we 840 miljoen per jaar in de netten. Nu is dat opgelopen tot 1,2 miljard, en in drie jaar stijgt dit naar 2 miljard.

Waarom duurt het bouwen van een station zeven jaar?

Het traject voor een hoogspanningstation is acht tot tien jaar, voor een middenspanningstation ongeveer zeven jaar. Een groter middenspanningstation is net geen voetbalveld groot, wat flink veel ruimte is die moet worden ingepast. Dat betekent zoeken naar een plek, en daar een akkoord op krijgen. Veel partijen zijn niet per se voornemens hun grond zomaar te verkopen. Dat drijft de grondprijs op, en maakt de maatschappelijke kosten alleen maar hoger.

Wij zijn daarom in gesprek met gemeenten en provincies om er voor te zorgen dat ze de energie-infrastructuur dírect mee ontwerpen als plannen worden ontwikkeld.

Daarnaast ben je veel tijd verloren aan vergunningsprocedures en ruimtelijke ordeningsprocedures. Je krijgt bovendien te maken met omwonenden die zeggen: wat moet dat nou, zo’n station bij mij in de achtertuin? Zo zie je dat die zeven jaar bestaat uit anderhalf tot twee jaar bouwen, en vijf jaar aan procedures, vergunnen en bezwaren. Wij moeten toe naar: twee jaar plannen, twee jaar bouwen. Maar dat kunnen wij als netbeheerders niet afdwingen. Dat kan alleen als we beter samenwerken.

Zijn er al plannen voor dat betere samenwerken?

Zeker. Met provincies en gemeenten bekijken we: wat zijn hier de komende vijf tot tien jaar de ontwikkelingen? Hoe plannen we tegen die achtergrond de energie-infrastructuur, en hoe prioriteren we wat we waar gaan maken? Dat heet energieplanologie, en daar zijn we anderhalf jaar geleden mee begonnen. Een aantal gebieden en provincies heeft dit omarmt. Wij vinden dat we dit ‘plannen, programmeren en prioriteren’ met de overheden moeten doen, want zij zijn de democratisch gekozen en gelegitimeerde organen.

Hoe belangrijk zijn de Regionale Energie Strategieën?

De RES’en zijn hier een input voor, maar in die strategieën zit niet de hele energievraag. Mobiliteit bijvoorbeeld is niet meegenomen in hoe de RES eruit ziet. Maar als je roept: ik wil in mijn gemeente of mijn stad vanaf een bepaalde datum CO2-vrij vervoer hebben, dan heeft dat een enorme impact op de energievraag, qua laadpalen. Daarom zijn we continu met overheden in gesprek. Want het helpt ons niet om alleen naar deelgebieden te kijken, want uiteindelijk gaat het om één kabel in één straat. In die kabel komt alle elektriciteitsvraag samen.

Wij moeten toe naar: twee jaar plannen, twee jaar bouwen. Maar dat kunnen wij niet afdwingen.

Wat is het nou precies in die samenwerking met overheden die de verzwaring van het stroomnet zou kunnen versnellen?

Als je voordat je een plan maakt met elkaar bekijkt wat dat gaat betekenen voor de energie- infrastructuur die voorwaardelijk is voor dat plan, ben je achteraf minder tijd kwijt aan het vinden van nog een weiland waar het station moet komen. Of met het doorlopen van de procedures die nodig zijn om de net aangelegde straat weer open te maken, omdat er toch een zwaardere kabel in moet. Wat je ook kunt doen, is het standaardiseren van vergunningsaanvragen.

Waarom alles zo lang duurt, ligt ook niet per se aan die zes week inspraakprocedure, maar aan de behandeling ná de inspraak: omdat het ambtenarenapparaat bijvoorbeeld overbelast is, of omdat er te weinig mensen zijn bij de Raad van State om bezwaar en beroep te beoordelen. Zo lang die processen lopen, kunnen wij niet bouwen. Maar werk je beter samen, dan kun je bijvoorbeeld een fast lane creëren met gemeenteambtenaren die dedicated op energie-infrastructuur zitten. Dat vraagt van ons dat wij goed weten hoe wij onze aanvragen en informatie moeten aanleveren.

Jullie zeggen dat provincies verschillend omgaan met de ecologische beoordeling van een project. Dat is belangrijk sinds het afschaffen van de bouwvrijstelling vorig jaar. Wat is het probleem?

Ook hier zie je weer dat iedere provincie, net als iedere gemeente, het nét anders interpreteert, procedures nét anders aanvliegt, formulieren er nét anders uitzien. Maar onze energie-infrastructuur stopt niet bij een gemeente- of provinciegrens. Dat betekent dat als je provincieoverschrijdend werkt, je altijd in het tempo loopt van de provincie die het strengst is of de meeste tijd nodig heeft. Als je een hoogspanningsnet maakt tussen Friesland en Noord-Holland, heb je van beiden een natuurvergunning nodig. Ik snap dat elke overheidsinstantie een eigen afweging wil maken, maar wij zien dat het netto effect is dat de verzwaring van het net vertraagt. Ik denk dat we ons dat niet kunnen permitteren, als ik kijk naar de ambities die er zijn voor verduurzaming, mobiliteit, en economische groei.

Wij kunnen geen gebruik meer maken van de bouwvrijstelling. Het bouwen van stations is ‘groot werk’, dat wordt helaas nog niet allemaal gedaan met elektrisch materieel en betekent dus een tijdelijke stikstofuitstoot. Het hoogspanningsnet, maar ook de middenspannings- en laagspanningsnetten van de regionale netbeheerders zitten vaak in buitengebieden. Daar zijn veel natuurgebieden bij, waar het net op één of andere manier langs, over of onderdoor moet. Onze projecten zorgen op de langere termijn voor minder uitstoot, en met dat in gedachten zouden onze bouwprojecten beoordeeld moeten worden. Daarom roepen wij: die bouwvrijstelling voor de energie-infrastructuur moet terug.

Bouwvrijstelling terug? Dat lijkt niet radicaal.

Netbeheer Nederland wil de bouwvrijstelling terug, zodat de tijdelijke stikstofuitstoot bij de aanleg van energie-infrastructuur niet meer vergunningsplichtig is. Dat lijkt geen radicaal idee. Want ook iemand als Wim de Vries, hoogleraar milieusysteemanalyse van Wageningen University & Research, is voorstander.

Stikstofdeskundige Wim de Vries, die advies heeft uitgebracht aan de minister van Natuur en Stikstof, benadrukt dat met twee maten wordt gemeten.

Transport valt namelijk niet onder de natuurvergunningen. Iedereen kan een auto kopen en rondrijden zonder een vergunning nodig te hebben. ‘Niemand praat erover als ik een tweede auto koop en dus meer stikstof uitstoot, zegt De Vries. Maar bouwwerktuigen vallen wél onder het stikstofbeleid.

Dat terwijl de bouw minder dan 1 procent bijdraagt aan de uitstoot. ‘Het is toch vreemd dat als ik een nieuwe auto hebt, dat ik die mag houden. Maar dat het plotseling als een nieuwe activiteit geldt als een bouwwerktuig van bouwplaats A naar B gaat?, zegt De Vries.

Waar haal je de hoop vandaan dat de terugkeer van die bouwvrijstelling mogelijk is? Uit de herziene Renewable Energy Directive (RED III) uit Brussel bijvoorbeeld?

Wij hebben geen voorkeur in welke vorm dit gebeurt. Ik voer er in Brussel gesprekken over en ik voer er in Den Haag gesprekken over. Dit is een catch 22: heel veel elektrificatie is gericht is op het verminderen van de stikstofuitstoot, en voor die elektrificatie moet het net worden verzwaard. Maar het verzwaren geeft een tijdelijke extra uitstoot. Daar zijn verschillende oplossingen voor, de één beter uitlegbaar dan de ander. Als je doet aan ‘extern salderen’, dan koop je de uitstootrechten van een ander bedrijf. Maar wij hebben een hele hoop tijdelijke projecten, wat dan zou betekenen dat wij met publiek geld permanente rechten opkopen om tijdelijk wat te doen, en daarna die rechten weer te verkopen. Dat lijkt me een omslachtige manier, en niet de beste besteding van publieke middelen.

Ik voer er in Brussel gesprekken over en ik voer er in Den Haag gesprekken over. Dit is een catch 22.

Zie je een mogelijkheid in politiek Den Haag dat er een bepaalde vorm van bouwvrijstelling terug kan komen?

Nee, dat weet ik niet. Wat ik zeg: er moet een mechanisme terug dat mogelijk maakt dat de bouw van de energie-infrastructuur door kan gaan. Het risico op vertraging moet worden uitgesloten. De wijze waarop dat gebeurt: daar ga ik niet over, dat weet ik ook niet, dat is het werk dat ze hier in Den Haag moeten doen.

Ik sprak met Kristel Lammers van het Nationaal Programma RES. Zij is optimistisch over het halen van de doelen van 2030. Ben jij sceptischer?

Wat ik zie, is dat de doelstellingen die in de RES’en zijn geformuleerd, gehaald kunnen worden. De RES gaat over het totaal aan duurzame opwek in een regio, niet zozeer over de opgave voor het energienet. Wat ik ook zie, is dat het nieuwe kabinet moet gaan over de uitvoering. We hebben geen behoefte aan nieuwe ambities of doelstellingen, het moet gaan over drie prioriteiten; uitvoering, uitvoering, uitvoering. Niets is onmogelijk, maar ik weet; als het blijft gaan zoals het nu gaat, dan redden we het niet.

Niets is onmogelijk, maar ik weet; als het blijft gaan zoals het nu gaat, dan redden we het niet.

Wat niet?

Het bouwen van een energiesysteem dat in 2030 alle vraag aan kan. Want de netcongestie blijft nog een hele tijd bestaan.

Voor mij gaat het niet om de vraag: haal je wel of niet de RES-doelstelling? Dit gaat erover dat we klanten van ons, consumenten en bedrijven, niet allemaal tijdig kunnen voorzien in hun energievraag. We moeten iets meer dan twee keer de wereld rond met het nieuw aanleggen van kabels. Tot 2050 gaat één op de drie straten open. Als jij hebt geïnvesteerd in zonnepanelen of de elektrificatie van je bedrijfsproces, interesseert het je niet of een RES-doel wordt gehaald. Het gaat over de welvaart en het welzijn van mensen, en die staat of valt met de energievoorziening? Wij ontlenen ons bestaansrecht aan het feit wij werken aan een collectief energiesysteem.

Groot probleem: tekort aan elektrotechnisch personeel

Eén grote hobbel om de netten te kunnen verzwaren, is het gebrek aan elektrotechnisch personeel. Netbeheerders hebben tot 2030 20.000 extra mannen en vrouwen nodig. Volgens Maarten Otto kunnen decentrale overheden van dienst zijn. Door bijvoorbeeld arbeidsparticipatieprojecten toe te snijden op de energiesector.

Reacties: 2

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Hans Bakker
Het komt steeds weer op hetzelfde neer. Nederland groeit veel te snel en de groei is kwantitatief. Terwijl er ongekende kwalitatieve uitdagingen zijn. De grootste motor achter de groei dat zijn lage lonen werkgevers o.a. de distributiesector. Die zorgen niet alleen voor ruimtedruk op wegen en bedrijventerreinen, maar ook voor een enorme bevolkingsgroei met de daarmee gepaard gaande druk op de huizenmarkt. De groei komt neer op ca. 20% groei van het aantal huishoudens tussen 2008 en 2030. Dat is veel meer dan andere Europese landen. De enige ambtenaar die iets zinnigs heeft gezegd over kwantitatieve groei versus duurzaamheid dat is Rits de Boer van de arbeidsinspectie. Deze man verdien een prijs. De enige goede weg die Nederland kan volgen is stabilisering van de bevolkingsomvang. De andere weg, die niet goed is, is acceptatie van ellende. Link: https://www.nlarbeidsinspectie.nl/binaries/nlarbeidsinspectie/documenten/jaarverslagen/2022/05/09/jaarverslag-2021/reflectie-inspecteur-generaal-rits-de-boer-op-arbeidsmigratie-20220509.pdf
In de tussentijd doet de VVD nog steeds alsof asiel de grote veroorzaker is van de groei. Veel Nederlanders denken echt dat dat zo is. Lees daarvoor het boek: “hoe migratie echt werkt”.
Bert Bakker
Miljoenen Afrikanen hier. Miljoenen. En niet aan het werk, geen arbeidsmigranten. Het gaat niet om groei het gaat om aantallen.
Dat arbeidsmigratie ook een enorm probleem is ontken ik niet maar laten we niet de ogen sluiten.
Dat boekje zal een invalshoek hebben die al of niet redelijk is maar gaat voorbij aan de afgelopen 40 jaar continue aanvoer zodat we net kunnen doen alsof dat geen probleem is.
Advertentie