Financiële tegenvaller gemeenten in 2015
Gemeenten krijgen dit jaar fors minder geld van het rijk dan in 2014 was voorgespiegeld. Er stroomt volgens de meicirculaire in totaal 221 miljoen euro minder in het vat van het gemeentefonds dan eerder geraamd.
Gemeenten krijgen dit jaar fors minder geld van het rijk dan in 2014 was voorgespiegeld. Er stroomt in totaal 346 miljoen euro minder in het vat van het gemeentefonds dan eerder geraamd.
Dat blijkt uit de gisteravond door Binnenlandse Zaken gepubliceerde meicirculaire 2015. Die bevat de gegevens over de hoogte van de algemene uitkering waarop de gemeenten hun begroting voor 2016 moeten baseren. Voor de meeste gemeenten is het gemeentefonds de belangrijkste inkomstenbron.
Onderuitputting
Met terugwerkende kracht is allereerst het zogeheten accres – de groei dan wel krimp van het gemeentefonds – voor 2014 neerwaarts bijgesteld. Dat accres is uiteindelijk vastgesteld op 332 miljoen euro. Dat is 125 miljoen euro minder dan waarop was gerekend. De reden is dat het rijk in 2014 minder heeft uitgegeven dan geraamd. Omdat overheden het stelsel van samen-de-trap-op, samen-de-trap-af hanteren, hebben de gemeenten daar last van. Als het rijk als gevolg van bezuinigingen of onderuitputting immers minder geld uitgeeft dan begroot, krijgen decentrale overheden naar rato minder uit de Haagse potten. Omgekeerd geldt dat gemeenten meer krijgen als de uitgaven van de rijksoverheid groter zijn dan aanvankelijk begroot.
Minder studieleningen
Nu blijkt dus dat het rijk in 2014 minder heeft uitgegeven, onder andere aan bijvoorbeeld kinderopvangtoeslag en andere kindregelingen. Ook blijkt sprake van minder studieleningen en onderuitputting bij het innovatiefonds. Verder leidt de onderbesteding op de departementale begrotingen van bijna 200 miljoen euro tot een neerwaartse bijstelling. Die onderuitputting heeft zich met name voorgedaan op de begrotingen van Veiligheid en Justitie, Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Lagere loonontwikkeling
Daarnaast stelt Binnenlandse Zaken ook het accres voor 2015 in neerwaartse zin bij ten opzichte van de raming in de septembercirculaire 2014. Dat is volgens minister Plasterk ‘het resultaat van een veelheid aan mutaties op de rijksbegroting.’ Allereerst is sprake van veranderingen in de macro-economische ontwikkelingen zoals gepresenteerd in het Centraal Economisch Plan van het CPB, het Centraal Planbureau. In 2015 en 2016 is sprake van een lagere prijsontwikkeling dan eerder geraamd en dat werkt door op de begrotingen van de departementen. Bovendien is er in 2015 een lagere loonontwikkeling dan eerder geraamd.
Dat leidt in totaal tot een neerwaartse bijstelling van het accres in 2015 met ongeveer 221 miljoen euro. De belangrijkste beleidsmatige verklaringen voor de daling van de rijksuitgaven en daarmee de negatieve bijstelling van het accres in 2015 betreffen minder uitgaven aan kinderopvangtoeslag en studieleningen en een ramingsbijstelling bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
2016 positief
In 2016 zal daarentegen juist sprake van een hogere loonontwikkeling dan eerder geraamd, hetgeen naar verwachting leidt tot een positief effect op het accres. Het jaar 2016 mogen de gemeenten op basis van de huidige regelingen rekenen op een accres dat liefst 347 miljoen euro hoger uitpakt dan vorig jaar was voorzien. Voor het jaar daarop (2017) noteert de meicirculaire echter weer een min van 200 miljoen euro.
Dit kabinet is goed in doseren van tegenvallers/langzaam partners in eigen land om zeep helpen. Behalve natuurlijk als het om de EU bijdrage gaat. Dan kan ineens zomaar even 640 miljoen betaald worden.
Plasterk heeft nog de euvele moed om in zijn voorwoord gemeenten veel succes te wensen. Waarmee? In het verkopen van bezuinigingen naar de lokale kiezer? BZK gedraagt zich als de meest onbetrouwbare debiteur van gemeenten ooit! En krijgt geen beslaglegging.
Plasterk zou een motie van wantrouwen wegens volstrekte onbekwaamheid verdienen.