De last van geluk
Wie zich inlaat met beleggingen is van nature een optimistisch mens die rekent op mooie rendementen. Een goede schatkistbewaarder daarentegen moet in de eerste plaats de hem toevertrouwde middelen beschermen.
Geen wonder dat publieke schatkistbewaarders nogal eens worden afgeschilderd als ‘Erbsenzähler’ of ‘beancounters’. Vrekkigheid is echter niet alleen een karakterologische kwaliteit maar ook een tactisch middel van publieke schatkistbewaarders. Door conservatief te begroten vergroten ze de kans op meevallers, waarmee op lange termijn prestige wordt verworven. Het is geen toeval dat voormalig minister van Financiën Zalm op zijn sterkst was in moeilijke dagen. Toen Nederland 10 jaar geleden een korte periode van hoogconjunctuur kende, stond hij machteloos tegenover de uitgavenclaims van vakministers.
Behoedzaam ramen, kortom, is een deugd voor schatkistbewaarders. Toen dit kabinet aantrad moesten de geesten worden gerijpt voor fikse ombuigingen. De crisis van 2008-2010 noopte tot een forse bijstelling van uitgaven en ontvangsten. Dit kabinet stelde zich ten doel ruim 15 miljard te besparen, een volgend kabinet zou voor een even grote som moeten tekenen.
Nu, voorjaar 2011, doet zich echter iets lastigs voor. Nog voordat het kabinet echte grote ombuigingen heeft doorgevoerd, kentert het economische tij. Het gaat, onverwacht snel, weer goed met de economie, belastingen en uitgaven. Zo groeit de economie niet met 1,25%, waarmee is gerekend, maar in 2011 met tenminste 1,75% of misschien wel 2,25% op jaarbasis. En alles lijkt wel mee te zitten. De rente die we moeten betalen op leningen is lager dan de verwachte 3,5%, de olieprijs is hoger dan de 97 dollar waarmee is gerekend, dus we ontvangen meer uit gasbaten. En de werkloosheid is lager dan geraamd, dus we betalen minder uitkeringen. Ook het EMU-saldo loopt snel terug. Het is denkbaar dat we eind 2011 al onder de 3 procent komen, in plaats van de 4 procent waar het kabinet van uit ging. Het risico van meevallers treedt dus in. Want te veel meevallers maakt veel los. Bijvoorbeeld, blijft het wel opportuun om de ambtenaren op de nullijn te houden, of om de kunsten, omroepen, scholen en sociale werkvoorziening zo omvangrijk te korten nu het economische tij kentert?
Het antwoord daarop is natuurlijk dat je politiek iets kan blijven nastreven zoals een kleinere staatssector of minder subsidies. Maar de legitimatie is niet meer grotendeels ingegeven door economische noodzaak, maar door politieke wens. Daar is niets mis mee maar bepaald lastiger uit te leggen, zeker voor een minderheidskabinet met wisselende gedoogpartners die scherp letten op de maatschappelijke acceptatie ervan.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.