Advertentie
financiën / Nieuws

De klos met Bos

Mocht er zoiets als een financiële Oscar bestaan, dan ging die welhaast zeker naar minister Bos van Financiën voor zijn script de decentrale overheden een flink deel van de crisisaanpak van het rijk te laten bekostigen.

28 mei 2009

Voorwaarde dat hij er met de prijs vandoor gaat, is dat de provincies en gemeenten niet zijn vertegenwoordigd in de vakjury. Zoals het script zich nu ontrolt, blijken zij namelijk in flinke mate ‘de klos met Bos’.

 

Het verhaal gaat ongeveer als volgt. Nederland wordt getroffen door een zware economische crisis, waarbij één op de tien mensen werkloos dreigt te raken. Het Rijk zet miljarden euro’s extra in om dat - of erger - te voorkomen: drie miljard dit jaar, drie miljard volgend jaar. De rekening van die gemaakte kosten wordt later betaald. De belangrijkste vraag is: door wie? Hoe het definitieve scenario er uit gaat zien, is op het moment van dit schrijven nog niet duidelijk. Zeker is dat PvdA-minister Bos provincies en gemeenten zeer prominente rollen gaat geven.

 

Eerst maar eens de provincies. Die kunnen volgens een recent advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) met zeshonderd miljoen euro per jaar minder toe. Een vervolgens door de provincies gehouden contra-expertise komt uit op een teveel van 155 miljoen euro. In dit spel van loven en bieden, stelt Bos voor vanaf 2011 jaarlijks driehonderd miljoen euro minder rijksgeld in het Provinciefonds te stoppen. Voor de twaalf provincies is het naar verluidt slikken of stikken.

 

En dan de gemeenten. Die denken via een slimme deal met het Rijk de weinig begeerlijke rol van schlemiel aan zich voorbij te kunnen laten gaan. Op papier laten zij voor zichzelf een figurantenrol vastleggen: niets extra’s erbij in de jaren van stijgende rijksuitgaven, niets eraf in de jaren dat het kabinet wil gaan bezuinigen. Dan krijgt het verhaal echter een onverwachte wending. Door een kapitale rekenfout blijken de verzamelde gemeenten er plotseling structureel honderden miljoenen euro’s per jaar op achteruit te gaan (zie ook de column van Jan Verhagen op pag. 12).

 

In the end blijken niet de provincies, maar de gemeenten de grootste losers. Het wachten is op tweede deel, want het verhaal krijgt ongetwijfeld een vervolg. Je mag eigenlijk niet teveel van het plot verklappen, maar de voorspelling dat er bij de verkiezingen van 2011 ‘slechteriken’ opstaan die zich weten te herinneren dat er bij de provincies nog driehonderd miljoen euro te halen is, lijkt niet al te gewaagd.

 

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Ralp Pans / directievoorzitter VNG
Er is veel aandacht voor het onderhandelaarsakkoord dat de VNG sloot met het kabinet over de ontwikkeling van de accressen 2009-2011. Daarbij zijn twee onderwerpen prominent belicht, namelijk de rekenfout die de VNG gemaakt heeft en de onevenredige behandeling van de lagere overheden die volgens Binnenlands Bestuur blijkt uit de Voorjaarsnota.

Allereerst iets over de rekenfout. Het akkoord dat is ter goedkeuring voorgelegd aan onze leden. Het betreft immers een aanpassing van het bestuursakkoord van 2007. Onze eigen Commissie Gemeentefinanciën vroeg nadere informatie over de cijfers achter het akkoord. Met name is gevraagd naar de ontwikkeling van de accressen als de normeringsmethodiek gewoon zou zijn toegepast.

Onze medewerkers zochten dit uit, waarbij werd opgemerkt dat het hier louter een technische exercitie betrof, omdat in de onderhandeling met het kabinet duidelijk was geworden dat toepassing van de methodiek niet mogelijk was. Het aanvullend beleidsakkoord was daar duidelijk over. Twee belangrijke aannames bij de berekening zijn geweest:

Een goede berekening is niet te maken. Er moet immers worden uitgegaan van vele aannames over de ontwikkeling van de rijksuitgaven, bijvoorbeeld bezuinigingen op de rijksbegroting;

Een definitieve uitkomst is pas te geven in maart 2012, omdat de methodiek afrekent op definitieve (rekening)cijfers. Ervaring leert dat de definitieve accressen uiteindelijk meestal lager zijn dan de accressen gebaseerd op begrotingen, vanwege de onderuitputting op de rijksbegroting.

Wij hebben in onze berekening een rekenfout gemaakt. Een eenmalige aanpassing van de methodiek, namelijk het niet meenemen van de effecten van het stimuleringspakket van twee maal 3 miljard euro, is structureel verwerkt. Dit had incidenteel moeten zijn.

De juiste berekening laat zien dat toepassing van de normeringsmethodiek de gemeenten 400 miljoen euro meer had opgeleverd dan nu overeengekomen. Dit is gebaseerd op de stand rijksbegroting voorjaar 2009. De berekeningen hebben echter geen enkele rol gespeeld, omdat het kabinet de ‘samen trap op, samen trap af’-systematiek al buiten werking zette.

Ook is gesuggereerd dat de VNG een zeer slecht resultaat heeft behaald omdat de door het kabinet aangekondigde bezuinigingen in 2011 voor een groot deel worden opgelegd aan gemeenten en provincies (650 miljoen euro waarvan 590 miljoen voor de gemeenten). Hier is sprake van een misverstand.

De bezuinigingen op gemeente-/provinciefonds zijn grotendeels het gevolg van aanpassingen in de loon- en prijscompensatie op de rijksbegroting. Reeds in december 2008 meldden wij gemeenten gemeld dat zij rekening moesten houden met een daling van de gemeentefondsuitkering van 300 miljoen euro in 2009.

Ook in 2010 en 2011 zijn de loonen prijsverwachtingen lager dan waarmee in de Miljoenennota 2009 is gerekend. Het totale effect is voor de jaren 2009-2011 te berekenen op ongeveer 450 miljoen euro. Van de totale bezuiniging van 590 miljoen resteert dus een reële bezuiniging van 40 miljoen. Dit komt overeen met de bezuiniging die het gevolg is van het afgesproken reële accres van nul procent in 2011, terwijl in de septembercirculaire 2008 het accres 2011 nog cumulatief 0,9 procent reëel hoger uitkwam.

De verwarring komt vooral doordat de Voorjaarsnota rekent met nominale ontwikkelingen terwijl we ons in de onderhandelingen hebben gebaseerd op reële cijfers, dus exclusief compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen. Zo kan het dus gebeuren dat gemeenten nominaal 590 miljoen euro inleveren terwijl dat reëel 140 miljoen is. Ook is er geen sprake van meer dan evenredig inleveren.

Uit de voorjaarsnota blijkt dat departementen 3,2 miljard euro moeten inleveren doordat de nominale ontwikkelingen op grond van het Sociaal Akkoord voor de jaren 2010 en 2011 op nominaal nul zijn gesteld.

De conclusie: gemeenten hebben door de genoemde rekenfout geen nadeel opgelopen en het VNG-bestuur legt het akkoord terecht met een positief advies voor aan haar leden.
Advertentie