Advertentie
carrière / Nieuws

Zwangerschap staat ontslag niet in de weg

Al drie jaar was een ambtenaar arbeidsongeschikt. Het lokale ambtenarenreglement stond toe dat zij dan kon worden ontslagen. Maar in die periode was zij enkele maanden arbeidsongeschikt wegens zwangerschap. Die maanden moeten er toch vanaf worden getrokken?

12 juni 2020
in-de-clinch.jpg

'In de clinch' is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht. 

Het is begin februari 2014 wanneer Marjolein Damans* – sinds 2006 ambtenaar bij de gemeente Rotterdam – uitvalt met psychische klachten. Ruim een jaar later rapporteert de bedrijfsarts dat zij nog steeds volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht voor haar eigen of ander werk. Daar komt nog een nieuwe vorm van arbeidsongeschiktheid bij: wegens zwangerschap. Tussen 1 april 2015 en 9 juni (de dag van de bevalling) neemt ze zwangerschapsverlof op, en daarna, tot 30 oktober, (verlengd) bevallingsverlof. Snel daarna laat de bedrijfsarts opnieuw weten dat er te veel beperkingen zijn om een re-integratie te starten.

Het college wil haar met ingang van augustus 2017 eervol ontslaan wegens langdurige ongeschiktheid voor haar functie als gevolg van ziekte. Nu de bedrijfsarts geen toename in de belastbaarheid verwacht, zet het college het voornemen om in een ontslagbesluit, met het Rotterdams Arbeidsreglement in haar zijde. Toch vecht ze het ontslag aan.

Via de rechtbank Rotterdam belandt dit arbeidsgeschil bij de Centrale Raad van Beroep. Damans betoogt dat de periode van ziekte, veroorzaakt door zwangerschap (tussen 1 april 2015 tot aan het bevallingsverlof op 9 juni) ten onrechte is meegerekend voor het vaststellen van de 36-maandentermijn. Ergo: de 36 maanden arbeidsongeschiktheid zijn nog niet voorbij en dan is ontslag nog niet mogelijk. Dat is van belang nu de verkeringsarts van het UWV enkele maanden na het ontslagbesluit vaststelt dat Damans wél passende werkzaamheden kan verrichten.

In het Rotterdamse Ambtenarenreglement staat dat ontslag kan worden verleend aan de ambtenaar op grond van gedeeltelijke ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte. Wel moet die ongeschiktheid minstens 36 maanden hebben geduurd en moet er voor de ambtenaar binnen de gemeentelijke dienst geen passende arbeid zijn. Voor het bepalen van die 36 maanden worden zwangerschaps- en bevallingsverlof niet meegenomen, en ook niet de maanden van zwangerschap voorafgaande aan het zwangerschapsverlof. Dat doet het college dus kennelijk wél.

Toch kijkt de Raad er anders naar. Waar de tekst van het Rotterdamse Ambtenarenreglement geen duidelijkheid geeft over de situatie dat een medewerker voorafgaande aan en tijdens ziekte vanwege zwangerschap tevens volledig ongeschikt is voor eigen en passende arbeid uit een andere ziekteoorzaak, moet deze regel naar redelijkheid worden uitgelegd. En wel: de periode van zwangerschapsverlof en de ‘zwangere’ weken die daaraan voorafgaan moeten hier wel worden meegerekend voor de 36-maandenperiode.

Tot die conclusie komt de Raad omdat moet worden gekeken naar de achtergrond van deze regel: mannelijke en vrouwelijke medewerkers dienen gelijk te worden behandeld. En omdat verder sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid uit een andere ziekteoorzaak – Damans was al arbeidsongeschikt wegens psychische klachten en niet noodzakelijkerwijs door haar zwangerschap –, bestaat geen aanleiding om de zwangerschapsperiode niet mee te rekenen voor de ontslagtermijn van 36 maanden. Anders gezegd: ook zonder zwangerschap was Damans arbeidsongeschikt geweest.

Zo staat het ook in de gemeentelijke rechtspositieregeling CAR-UWO, en die moet ook worden gevolgd, oordeelt de Raad in zijn uitspraak van 16 april 2020. Kortom: ten tijde van het ontslagbesluit was voldaan aan het vereiste van de 36-maandentermijn, en was het ontslag van ambtenaar – en inmiddels moeder – Damans terecht.

* De naam is gefingeerd.
ECLI:NL:CRVB:2020:1016

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie