Polen proppen
Volgepropte wooncontainers, uitgewoonde recreatiebungalows. Gemeenten en corporaties hebben de huisvesting van Oost-Europese arbeidsmigranten jaren verwaarloosd. Deze maand tekenen betrokken partijen ter oplossing een Nationale Intentieverklaring. Een reportage.
Op het ruime erf van een aardbeienkweker, ergens tussen de dorpen Rijsbergen en Zundert, staat een handvol houten barakken. Nu, in de winter, is het er stil. De vijftig seizoensarbeiders zijn tijdelijk terug naar hun land van herkomst, aldus de jonge ondernemer. Hij heeft een gedoogbeschikking om hier vijf jaar lang personeel onder te brengen.
De accommodatie is keurig weggewerkt tussen hagen. Alles is brandveilig en voldoet aan het bouwbesluit. Binnen oogt het, afgezien van internet- en tv-aansluitingen, als een vooroorlogse jeugdherberg. Elke slaapkamer bevat twee of drie bedden en wat aftands meubilair. Er zijn drie eenvoudige keukenunits (‘Voor de Polen, de Letten en de Litouwers apart. Ze koken anders’). In een loods is een recreatieruimte met tafeltennis en een ruimte met wasmachines.
Er zijn huisregels. De arbeiders (evenveel mannen als vrouwen) moeten een corveerooster maken en alles schoonhouden volgens gedetailleerde aanwijzingen. Bezoek ontvangen is alleen toegestaan wanneer dat vooraf is aangemeld. De migranten (‘Er zit van alles bij, een ingenieur, een timmerman.’) brengen hun vrije tijd samen door, merendeels op het erf. De 45 euro verblijfskosten die de kweker wekelijks op het loon inhoudt, is naar zijn zeggen niet kostendekkend. Naast de aanschaf van de barakken moet hij de kosten voor energie, schotelantennes en internet terugverdienen.
Het aanbod van werk-plus-onderdak van deze aardbeienkweker voorziet in een behoefte. Zijn seizoenskrachten komen elk jaar terug, tot vorig jaar ook de Roemenen. Toen minister Kamp plotseling de werkvergunning voor Roemenen introk, moest de kweker snel actie ondernemen, want via het UWV kreeg hij welgeteld één – ongeschikte – sollicitant.
Via zijn eigen Polen had de kweker binnen de kortste keren nieuwe mensen, uit Polen en de Baltische Staten. Het bevestigt recente bevindingen van de Erasmus Universiteit Rotterdam: Oost-Europese arbeidsmigranten nemen graag genoegen met eenvoudig onderdak en gedeelde slaapkamers. Zelfs met relatief hoge woonlasten is hun netto verdiencapaciteit hier hoger dan in eigen land. Het minimumloon ligt in Oost-Europa ver onder dat van Nederland (1.446 euro). In Polen is het loon het hoogst (349 euro), in Bulgarije het laagst (123 euro).
Net en gecontroleerd
Nette, gecontroleerde huisvesting op het terrein van de boer, zo ziet wethouder Johan de Beer (ruimtelijke ordening, Dorpsbelangen) van de uitgestrekte plattelandsgemeente Zundert het graag. Zundert heeft de arbeidsmigranten nodig voor zijn belangrijkste sectoren: de boom- en aardbeienteelt. Met gedoogbeschikkingen heeft de gemeente op boerenerven voor enkele honderden Oost- Europeanen onderdak gecreëerd.
‘De ondernemers investeren in deze mensen’, aldus De Beer. ‘Ze leiden ze op, ze gaan met hen naar vakbeurzen, raken bevriend. Een deel van deze nieuwe vaklieden wil hier blijven. Wij werken graag mee aan hun integratie en permanente vestiging.’
De wethouder wil echter af van de gedoogbeschikkingen. In overleg met andere overheden streeft hij naar wetgeving die permanente huisvesting van seizoensarbeiders op het boerenerf toestaat. ‘Zodat ondernemers gaan investeren in beter onderdak, voor een langere termijn.’ Daarnaast denkt hij ook aan huisvesting in leegstaande woningen en bedrijfsgebouwen.
De gemeente Zundert kampt voorlopig echter met een veel groter probleem op een recreatiepark en twee campings. Net als bijvoorbeeld in het Noord-Hollandse Opmeer, hebben uitzendbureaus uit de hele regio er de vakantiehuisjes en stacaravans vol Oost-Europeanen gepropt. In Zundert verblijven er inmiddels een kleine tweeduizend op deze parken.
Dat gaat gepaard met verloedering, overlast en incidenten als brandjes. ‘Waar ze precies werken, weten we niet’, erkent de wethouder. ‘Maar het merendeel werkt niet in onze gemeente. Wij zijn de afgelopen jaren ongewild een soort toegangspoort geworden voor de hele regio.’
Beter gespreid
Zundert wil de opvang van migranten beter gespreid zien en heeft daarom vorig jaar, met De Beer als coördinerend wethouder, een convenant gesloten met de regio West- Brabant (achttien gemeenten) en het eiland Tholen ‘om onveilige woonsituaties tegen te gaan’ en de GBAregistratie van migranten te verbeteren. Ook zijn er regionale convenanten met uitzendbureaus, de regiopolitie en de Belastingdienst.
De aardbeienteler biedt naar Nederlandse maatstaven misschien een karig onderdak, maar de meeste Oost- Europeanen zijn hier veel slechter af. Grote uitzendbureaus, zoals Otto Workforce (door een Zaanse actiegroep omgedoopt tot ‘Otto Slaveforce’) beheren in het hele land bomvolle accommodaties waar Oost-Europeanen vaak jarenlang met honderden tegelijk zijn ondergebracht: in gestapelde wooncontainers, voormalige asielzoekerscentra en recreatieparken.
Op bedrijventerrein Bergwijkpark in Diemen staat zo’n complex, waar vier tot zes migranten een container van 35 vierkante meter delen. De huisregels zijn er strenger dan bij de Zundertse aardbeienteler, er zijn boetes voor overtredingen en er is permanent beveiligingspersoneel en camerabewaking. Een slaapplaats kost hier maandelijks driehonderd euro. Ook Otto zegt hierop toe te leggen, verwijzend naar onder meer de toeristenbelasting en de beveiligingskosten.
Slechter nog is het gesteld met de slachtoffers van louche uitzendbureaus en huisjesmelkers in de grote steden, die matrassen soms dubbel verhuren: aan dagdienst- en nachtdienstwerkers. Den Haag, Rotterdam en Eindhoven hebben het afgelopen jaar veel moeite gedaan om dit soort uitbuiting op te rollen.
Toch duiken er steeds nieuwe misstanden op, ook in het buitengebied. In Westland werd vorig jaar een groep Polen ontdekt die door hun baas waren weggestopt in caravans, geparkeerd in een donkere loods. In Someren moest de politie vijftig Roemenen bevrijden uit erbarmelijke omstandigheden op een aspergeboerderij. Migranten die door hun werkgever worden gehuisvest zijn extra kwetsbaar. Raken zij hun baan kwijt, dan ook hun bed.
Malafide praktijken
De afgelopen jaren hebben alle instanties naar elkaar gewezen. Gemeenten en hogere overheden vonden dat de werkgevers verantwoordelijk waren voor huisvesting. De uitzendbranche negeerde de malafide praktijken en ook woningcorporaties hebben vrijwel nergens constructieve acties ondernomen.
Sommige gemeenten kijken nog steeds de andere kant op. Wethouder ruimtelijke ordening Lex Scholten (PvdA) in Diemen: ‘We beschouwen die containers als een hotel. Er is nauwelijks overlast. Misschien wonen de Polen hier dan wel langdurig, maar hoe intensief wil je je als gemeente met kamerverhuur bemoeien?’
Een belronde langs andere gemeenten wijst uit dat er zowel bij het gemeentebestuur als bij corporaties, zelfs in krimpgebieden, een politieke rem op reguliere huisvesting staat. Ze willen er formeel geen standpunt over innemen, en de twee gemeenten die het woord ‘wooncarrière’ ontglipt, nemen dat ijlings weer terug. Het electoraat laat zich intussen door de PVV opstoken om te ageren tegen de komst van Poolse of Hongaarse buren.
Die weerstand geldt vaak evenzeer tijdelijke groepshuisvesting als regulier onderdak. Den Haag, dat op een verlaten tennispark bij de Uithof aan de zuidrand van de stad een tijdelijk barakkencomplex voor 350 migranten wil aanleggen, heeft van omwonenden een bodemprocedure aan de broek gekregen. Op internet gaan anonymi over het plan tekeer.
Toch lijkt groepshuisvesting voorlopig het meest adequate antwoord op de toestroom. Een normaal huurof koophuis is voor migranten in eerste instantie meestal onbereikbaar, zeker in gebieden waar al woningschaarste heerst. En ‘kleinschalige huisvesting op het boerenerf’ lijkt alleen in Zundert – waar genoeg ruimte is – favoriet.
‘Wij willen geen nieuwe woonfuncties in het buitengebied’, aldus coördinerend burgemeester Goedhart (CDA) van de Duin- en Bollenstreek. ‘We staan zelfs geen bedrijfswoningen toe voor eigen familie.’ Noordwijkerhout, Goedharts eigen gemeente, heeft wel plannen voor een ‘pension met huismeester,’ voor zo’n 150 migranten. Die behouden dan de status van toerist, zoals dat ook in Diemen het geval is.
Doordrongen
Lokale en landelijke bestuurders raken er geleidelijk van doordrongen dat de instroom van EU-migranten verder toe zal nemen en dat er op zijn minst ‘permanent tijdelijke huisvesting’ nodig is om steeds nieuwe groepen werknemers op te vangen.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft nu in samenspraak met veel maatschappelijke partijen een Nationale Intentieverklaring opgesteld. Het document wordt deze maand ondertekend door onder meer enkele uitzendkoepels, corporatiekoepel Aedes, de LTO, VNG, vakbonden en een handvol gemeenten. De bonden en uitzendkoepels beloven ‘goede’ huisvestingsnormen in hun cao’s. Ook komt er een zogeheten ‘bed-voor-bedregeling’ waarmee specifieke woonvormen voor migranten onder voorwaarden gelegaliseerd kunnen worden. De Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting gaat vijf pilots voor groepshuisvesting helpen uitvoeren.
Het convenant maakt melding van een wens van steeds meer werkgevers’ en van werknemersorganisaties om de ‘dubbele afhankelijkheid’ (huisvesting door werkgever) uit te bannen en belooft lokale en regionale initiatieven voor onafhankelijke groepshuisvesting in leegstaande (kantoor)panden, evenals kleinschaliger oplossingen in woonwijken.
Een van de ondertekenaars, de Rotterdamse wethouder Hamit Karakus (PvdA), kijkt kritisch naar de beoogde locaties. ‘Ik heb niet de ambitie om voor alle nieuwkomers huisvesting te regelen. Maar ik wil wel dat mensen die zich hier vestigen onderdeel worden van de samenleving. Dat kan niet als je ze op afgelegen plekken als bedrijventerreinen onderbrengt, dus aan dat soort plannen werk ik niet mee.’
Karakus is met ondernemers in gesprek over drie grote woonlocaties voor arbeidsmigranten in de stad, onder meer in een leegstaand kantoorgebouw. ‘We proberen soepel te zijn met de procedures.’
Al in 2008 organiseerde Rotterdam een Polentop, maar, aldus Karakus, ‘we stuitten toen nog op ontkenning bij de instanties’. In 2009 lukte het wel een convenant te sluiten met enkele regionale woningcorporaties en uitzendbureaus. Zij zouden binnen vijf jaar vijftienhonderd Oost-Europeanen in corporatiewoningen onderbrengen die op termijn voor sloop waren bestemd.
Toch hebben nu pas 308 personen in Rotterdam zo’n onafhankelijke woonplek verkregen. De gemeente wijt de vertraging aan een combinatie van factoren: het aanbod van sloopwoningen is gedaald door de crisis en er zou weinig vraag naar deze woonvorm zijn bij de migranten zelf. Als hoofdreden geeft de gemeente echter aan dat uitzendbureaus toch liever zelf het onderdak regelen, omdat daar ‘voor hen minder verplichtingen aan vast zitten’.
Het is dus de vraag hoeveel werkgevers aan de onderkant van de arbeidsmarkt werkelijk van hun dubbele pet afwillen. Maar ook: hoeveel gemeenten blijven pretenderen dat fulltime arbeiders in bewaakte complexen gelijkstaan aan toeristen.
Actief inschrijvingsbeleid
De fusiegemeente Westland (100.000 inwoners) doet dat niet. Ze voert een actief inschrijvingsbeleid en heeft nu ruim tweeduizend migranten in het GBA geregistreerd. Twee ‘Polenhotels’ bieden er onderdak aan zo’n achthonderd migranten. Enkele duizenden wonen groepsgewijs in leeggekomen tuindershuizen die door uitzendbureaus zijn opgekocht.
Net als andere tuindersregio’s leunt Westland economisch zwaar op Oost-Europeanen. Arne Weverling, coördinerend wethouder arbeidsmigranten (Gemeentebelang), rekent op een permanente aanwezigheid van EU-migranten in de toekomst. ‘Onze kassen worden wel steeds meer high-tech, maar over twintig jaar zijn er nog steeds veel handen nodig.’
De wethouder kent de bezwaren tegen de ‘dubbele afhankelijkheid’, die in zijn gemeente voor 90 procent van de migranten geldt. ‘Maar we kennen ook die ondernemers, en de meeste mensen zijn hier toch echt tijdelijk. We kijken nu met de gemeenteraad of we meer bedden in groepsaccommodaties kunnen realiseren. Niet te ver van een kern, en met wat eigen voorzieningen. Wij willen dat faciliteren.’
Een recente expertmeeting van de gemeente met tuinders, politici, uitzendbureaus en burgers leverde een brede consensus op over de behoefte aan meer groepsaccommodatie, al was er ook weerstand toen planning in een woonwijk ter sprake kwam.
Vergeleken met smeltkroes Rotterdam is de huisvesting en integratie van de Polen in de overzichtelijke tuindersgemeente minder problematisch. Dat ze in Westland bijdragen aan het primaire arbeidsproces en niet versnipperd zijn over ‘ondankbare’ restfuncties van de economie, speelt ongetwijfeld een rol. ‘We hebben een informatiepunt voor arbeidsmigranten, veel uitzendbureaus bieden taalcursussen aan’, vertelt wethouder Weverling. ‘De migranten worden in onze gemeente erg gewaardeerd en geaccepteerd. Als ze willen blijven, kunnen ze zich een jaar na inschrijving bij het GBA ook voor een corporatiewoning aanmelden.’
Polenhotel
Het ‘Polenhotel’ van regionaal uitzendbureau Tido Vesta staat op een Westlands bedrijventerrein, bij het dorpje Maasdijk. Ook hier was de scepsis van omwonenden aanvankelijk groot. Een mooi gebouw, intensieve communicatie, plus geruststellende bewakingscamera’s hebben veel opgelost.
Mede-eigenaar Martin Mostert liet het gebouw als regulier hotel ontwerpen, met een ruime brasserie die ook passanten bedient. De driehonderdvijftig bewoners delen weliswaar ook hier kleine slaapkamers met drie personen, maar hebben daarnaast comfortabele gemeenschappelijke ruimtes en voorzieningen, en dagelijks een versgekookt Pools buffet.
Mostert, die voor dit pakket nog geen vierhonderd euro inhoudt op het maandloon, staat te popelen om meer van deze ‘hotels’ te bouwen.
Over het integratieproces wil de uitzendbaas wel een anekdote kwijt. ‘Maasdijk is een gesloten gemeenschap. De voorzitter van het feestcomité kwam vorig jaar vragen of ik kon zorgen dat onze bewoners niet naar hun jaarfeest zouden komen. Ze waren bang dat de Polen de sfeer zouden verpesten. Ik kon de mensen natuurlijk niet binnenhouden, dus ik heb alleen een nieuwsbrief uit laten gaan met informatie. De maandag na het feest kwam de voorzitter weer langs. Er waren Polen geweest, zei hij, maar die hadden zich prima gedragen. De enige knokpartij was er eentje tussen autochtone Maasdijkers. Leuk toch, dat-ie dat even kwam zeggen?’
Oost-Europeanen in Nederland
Moe-landers heten ze in beleidsstukken, de arbeidsmigranten uit voormalige Oostbloklanden van Europa. Het Rijk verwijst met de verzamelterm naar tien Midden- en Oosteuropese-landen: de drie Baltische staten, Polen, Tsjechië, Slowakijë, Hongarije, Slovenië, Roemenië en Bulgarije.
Niemand weet hoeveel arbeidsmigranten uit deze landen momenteel in Nederland wonen. De laatste schatting, van de Universiteit Utrecht, gaat over 2009 en komt uit rond de 300.000. Ongeveer de helft van hen staat geregistreerd in de GBA en/of bij het UWV.
Maar doordat veel migranten tijdelijk in Nederland zijn of pendelen en zich bij een definitief vertrek niet altijd uitschrijven, zijn deze registraties weinig betrouwbaar. Alle betrokken instanties vermoeden dat de netto instroom van Oost-Europese migranten in Nederland sinds 2009 is toegenomen, maar pas over anderhalf jaar verwacht het ministerie van BZK betrouwbare cijfers over 2011.
Ook naar de verblijfsduur blijft het gissen. Volgens een recente enquête van de Erasmus Universiteit wil 20 procent zeker in Nederland blijven en twijfelt 30 procent. Een peiling van een Limburgse woningcorporatie leverde echter 50 procent absolute blijvers op, een Westlandse peiling slechts 10 procent.
Momenteel is naar schatting 60 procent van de Oost-Europese migranten afkomstig uit Polen. Het aandeel uit andere landen groeit.
Regionale verschillen
De meeste arbeidsmigranten uit Oost-Europa strijken neer in het zuiden en westen van Nederland, waar speciale uitzendbureaus veel werk aanbieden in de tuinbouw. Maar overal in Nederland zijn Oost-Europeanen, al dan niet als zzp’er, werkzaam in de industrie, bouw en schoonmaak.
Alle gemeenten zijn onzeker over de aantallen. In het zuiden en westen van het land variëren de schattingen van 2,5 (Eindhoven) tot een uitschieter van 10 procent (Zundert) op het inwonertal. Rotterdam en Den Haag, die relatief veel schrijnende situaties bij de huisvesting van Oost-Europeanen rapporteren, vermoeden er momenteel respectievelijk 5 procent (30.000) en 4 procent (20.000) te herbergen.
De zes samenwerkende gemeenten van de Duinen Bollenstreek houden het op 5 procent (10.000), maar coordinerend burgemeester Goedhart van Noordwijkerhout benadrukt dat dit getal zeer onzeker is. ‘Het zouden er veel meer kunnen zijn.’
Utrecht durft helemaal geen getal te noemen. De gemeente heeft een project opgezet om een honderdtal in en om de stad wildkamperende Polen aan het werk te krijgen of terug naar Polen te begeleiden.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.