Onder ‘druk’ akkoord met ontslagverlening
Onder emotionele en sociale druk gaat een provincieambtenaar akkoord met zijn ontslag. Later trekt hij dat weer in. Waarom vliegt hij toch de laan uit?
In de clinch is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht.
Het rommelde bij de provincie Groningen, enkele jaren geleden. Het vermoeden bestond dat enkele ambtenaren frauderen. Om die reden wordt in mei 2013 provincieambtenaar Harm Wiegstra* geschorst, in afwachting van een onderzoek naar de fraudes waar Wiegstra mogelijk mee te maken heeft.
Als hij met zijn advocaat het onderzoeksrapport mag inzien, voelt Wiegstra nattigheid. Dezelfde dag stelt de advocaat een minnelijke regeling voor: als het college van Gedeputeerde Staten afziet van aangifte, gaat Wiegstra akkoord met ontslag op eigen verzoek. Die afspraak komt te staan in een vaststellingsovereenkomst. Daarin staat ook dat het college nog een formeel ontslagbesluit aan Wiegstra zal sturen.
Maar Wiegstra krijgt spijt. Bijna een jaar later stuurt hij een brief: hij trekt zijn ontslagverzoek in. Een week later ligt het formele ontslagbesluit op zijn deurmat. Wiegstra gaat in bezwaar bij de provincie (afgewezen) en in beroep bij de rechtbank Noord-Nederland (idem).
Vervolgens stapt hij naar de Centrale Raad van Beroep, die op 13 juli 2017 uitspraak doet. De vraag die moet worden beantwoord: is Wiegstra gebonden aan de in de vaststellingsovereenkomst neergelegde afspraken? Wiegstra zegt: niet meer, want hij heeft zijn ontslagverzoek ingetrokken.
Heeft hij een punt? Het is immers vaste rechtspraak dat een ontslag op verzoek niet doorgaat als de ambtenaar dit verzoek intrekt vóórdat het college het formele ontslagbesluit neemt. Dat líjkt op Wiegstra’s situatie. Maar dat geldt weer niet als de ambtenaar een overeenkomst tot beëindiging van het dienstverband heeft gesloten die tegelijkertijd een verzoek tot ontslagverlening inhoudt. En dat ís zijn situatie. Hij is dus gebonden aan de gemaakte afspraak en kan zonder toestemming van het college het ontslagverzoek niet meer intrekken.
Maar ho: Wiegstra zegt om een andere reden niet aan de vaststellingsovereenkomst te zijn gebonden. De overeenkomst zelf deugt niet, omdat deze onder ‘ontoelaatbare druk’ tot stand is gekomen. Omdat hij niet in vrijheid zijn wil over de minnelijke beëindiging had kunnen bepalen, is de overeenkomst niet rechtsgeldig, betoogt hij.
De Raad erkent dat Wiegstra mogelijk enige emotionele en sociale druk heeft ervaren, maar dat wil nog niet zeggen dat die druk er ook was. Bovendien werd hij bijgestaan door een advocaat en die kon toch toezien op die ‘druk’? Daar komt bij dat Wiegstra in overleg met zijn advocaat er ook voor had kunnen kiezen om het te laten aankomen op een aangifte en zich te verdedigen tegen een eventueel strafontslag. Nee, van ontoelaatbare druk is volgens de Raad geen sprake. Verder had Wiegstra een week bedenktijd na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst. Hij had de regeling dus nog snel kunnen terugdraaien. Waarom komt hij pas na een jaar met het argument van ‘ontoelaatbare druk’? Dat vindt de hoogste ambtenarenrechter niet geloofwaardig.
Kortom: de provincieambtenaar is gebonden aan zijn eigen afspraken en het ontslagbesluit is rechtmatig genomen. Daarmee wordt ook zijn laatste hoop de grond in geboord. Wiegstra wilde immers een vergoeding voor geleden materiële schade (de kosten van zijn verhuizing en juridische bijstand) en immateriële schade (de aantasting van zijn eer en goede naam). Omdat het college, volgens de Raad, niets verkeerd had gedaan, kan ie daarnaar fluiten. En Wiegstra weet nu: afspraak is afspraak.
* De naam is gefingeerd.
ECLI:NL:CRVB:2017:2401
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.