Advertentie
carrière / Nieuws

‘Blijf niet steken in de grote-bekkendemocratie’

NRC-journalist Gijsbert van Es was vijf jaar gemeenteambtenaar in Leiden. Als ‘frisdenker’ moest hij ambtenaren onderwijzen in het ‘van buiten naar binnen werken’. ‘Je moet niet alleen maar vergezichten schetsen waar mensen van schrikken.’

26 september 2020
boze-burger.jpg

NRC-journalist Gijsbert van Es was vijf jaar gemeenteambtenaar in Leiden. Als ‘frisdenker’ moest hij ambtenaren onderwijzen in het ‘van buiten naar binnen werken’. ‘Je moet niet alleen maar vergezichten schetsen waar mensen van schrikken.’


Uit irritatie over een jarenlang braakliggend stuk speculatiegrond naast Leiden Centraal richtte NRC-journalist Gijsbert van Es (59) in 2009 met een vriend Stadslab Leiden op. Ze wilden problemen in de stad oppakken als burgerinitiatieven. Na een reorganisatie in 2015 nodigde de gemeente Leiden Van Es een jaar lang uit in de rol van ‘gastinnovator’. Ruim vijf jaar bleef hij bij de gemeente werken, als beleidsambtenaar voor duurzaamheid en voor Leiden als cultuur- en kennisstad. Zijn werk als ‘intern klussenbedrijf’ zit er bijna op. Volgend jaar keert Van Es terug naar de journalistiek. Een goed moment om hem te vragen naar zijn ervaringen in ambtelijk Leiden en wat ambtelijke organisaties van hem kunnen leren.

U werkte bijna 30 jaar voor NRC, toen u in mei 2015 besloot over te stappen naar de ­gemeente Leiden voor een klus van een jaar. Hoe is dat zo gekomen?
‘Samen met journalist en blogger Jeroen Maters heb ik in 2009 in mijn woonplaats Leiden Stichting Stadslab Leiden opgericht. We wilden mensen bijeenbrengen rondom concrete projecten. Niet vergaderen of de politiek in gaan, maar ­gewoon een lelijke straat opknappen en projecten opzetten met burgers, bedrijven, ontwerpers, creatieven. Dat was toen in de mode, door een veel gelezen boek, The rise of the creative class, van de Amerikaanse hoogleraar Richard Florida uit 2002. Wij zagen meer in het mobiliseren van creatieve stadsgenoten dan ons mengen in bestaande structuren van politiek en bestuur en we maakten een vliegende start. In 2011 won het Stadslab een prijs als meest innovatieve vrijwilligersorganisatie van Nederland. Er zijn nu een stuk of dertig stadslabs in Nederland, gesteund door het Fonds Creatieve Industrie. Daar ben ik wel trots op.’

Hoe kwam u bij de gemeente Leiden terecht?
‘Bij een ambtelijke reorganisatie in 2015 verdween een hele laag aan middelmanagement. Grote afdelingen kwamen ervoor in de plaats. Daarbinnen moesten zich zelfsturende teams vormen rond concrete opgaven. Er was een potje om de boel op gang te duwen. Pieter van der Straaten, een enthousiaste jonge ambtenaar van de gemeente, kende mij van Stadslab-projecten en vroeg mij te komen helpen. De concrete aanpak van Stadslab zou als inspiratie kunnen dienen. Niet alleen maar beleidsnota’s schrijven en vergaderen, maar vooral ook van ‘buiten naar binnen werken’. Eerst met bewoners en ondernemers praten, in plaats van naar de tekentafel rennen en alvast een bredere stoep en nieuwe lantaarnpalen intekenen.’

Wat moest u precies doen?
‘Ik deed mee aan allerlei teambuildingsessies, waar ik een rol kreeg als ‘tegendenker’ of ‘frisdenker’. Een soort Pietje Bell. Ik kende de ambtelijke wereld niet van binnenuit, maar de collega’s stonden open voor mijn blik van buiten. Ik kreeg alle ruimte en maakte levendige discussies mee. Ik luisterde bijvoorbeeld drie kwartier en deelde dan observaties. Ik toetste het gesprek aan de zes werkprincipes van de nieuwe organisatie, zoals: anderen succesvol maken, eigenaarschap tonen, vertrouwen geven is vertrouwen krijgen. Dan viel me op: ‘We zouden ‘van buiten naar binnen’ gaan werken, maar jullie zitten alweer nieuwe harkjes te tekenen!’ Behalve de nieuwe structuur moest er ook een andere cultuur groeien. Ik ben veel bereidheid tegengekomen om daaraan te werken.’

Wat was uw beeld van de ambtenaar?
‘Ik ben een bakkerszoon, dus ik vergelijk het met een bakkerij. Recepten van brood en koek liggen nogal vast. Maar liggen ze in de bestuurlijke bakkerij niet té vast? Zitten er niet té veel stappen en schakels op weg naar besluiten en resultaten? Beleidsstukken en -visies dragen vast bij aan de zorgvuldigheid van bestuur, maar veel teksten komen op mij over als overbodig en soms als een rookgordijn. Dat kunnen wethouders en raadsleden onmogelijk allemaal goed lezen. Het is te veel en ingewikkelde zaken worden al gauw toegedekt met extra woorden. Het haalt de energie uit vernieuwing en verandering en draagt niet bepaald bij aan transparantie van bestuur. Een heldere visie moet op één of twee A4’tjes passen, als een aansprekend toekomstbeeld, een visioen. Visies opschrijven kost ook te veel tijd. Het worden vaak te lange, te onduidelijke verhalen, die moeilijk doordringen tot mensen voor wie ze bedoeld zijn. Een bakker draait z’n deeg ook niet stuk totdat er geen smaak meer aan zit.’

Zou iedere journalist een tijdje bij de overheid moeten werken?
‘Als je over politiek en bestuur schrijft, is dat heel leerzaam. Ik lees nu columns, waarvan ik denk: jij hebt gemakkelijk praten. Er is veel borrelpraat. Openbaar bestuur is echt heel ingewikkeld. Je hebt met zo veel factoren en belangen tegelijk rekening te houden. Leiden moet bijvoorbeeld tot 2030 bijna 10.000 woningen toevoegen op het huidige aantal van 55.000. Dat heeft te maken met groei van de Randstad, met ander zorgbeleid, waardoor ouderen langer in hun grote huizen blijven wonen, met minder grote gezinnen, meer eenpersoonshuishoudens, toestroom van expats en vluchtelingen, wat ook extra woonruimte vergt. Zie al die woningen maar eens in te passen in een dichtbebouwde stad in. Op iedere plek gaat de buurt al snel in de contramine, maar je kunt niet bijbouwen zonder iemands achtertuin te naderen. En dan moet er ook veel groen bij vanwege klimaatverandering: stoeptegels en straatstenen eruit, planten en bomen erin. Zo kan ik nog wel zeven factoren noemen die alleen al deze bouwopgave heel ingewikkeld maken. Journalisten die zeggen dat overheden geen besluiten nemen en alleen vergaderen, onderschatten de moeilijkheidsgraad. Matig dus in toon. Hanteer niet alleen frames van traagheid en machtsspelletjes. Ik mis soms heldere visies en besluitvaardigheid, maar tegelijk: goed bestuur heeft ook zijn tijd nodig.’

Wat moet er anders bij gemeenten?
‘Communicatieafdelingen zouden zich meer moeten bezighouden met het begeleiden van participatie en minder met informatie ‘zenden’. De tijd van alleen maar beleid verkopen is voorbij. We moeten op meer vernieuwende, intelligente manieren dialoog voeren met burgers, van buiten naar binnen werken. Niet wéér naar het buurthuis voor een avondje dat uitloopt op ‘wij tegen zij’, niet weer beleid uitleggen, maar écht de dialoog aangaan. Je kunt het bij gesprekken met burgers ook niet snel goed doen. Óf je legt concrete plannen voor en krijgt het verwijt dat ‘de ambtenaren het al verzonnen hebben’. Óf je gaat een open gesprek aan en vraagt om ideeën en wensen en krijgt achteraf het verwijt dat je niet alle suggesties één-op-één hebt overgenomen. Mensen denken sowieso al gauw: het maakt niet uit of je ‘ja’ of ‘nee’ zegt, het is toch allemaal al bedacht. Dat gevoel neem je niet gemakkelijk weg. Eigenlijk moet je permanent de dialoog aangaan, zoals met burgerraden of online peilingen, waarin je op vernieuwende manieren in contact staat met burgers. Anders blijf je steken in de ‘grote-bekkendemocratie’, met een groepje mondige, oudere, blanke mannen – de beroepsvrijwilligers. Het leert dat er een gat zit tussen overheid en burgers. Kennelijk lukt het op die manier niet om op een evenwichtige manier met elkaar in gesprek te zijn.’

Lees het volledige interview in Binnenlands Bestuur nr. 18 (inlog)

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie