‘Iedereen wil van betekenis zijn’
‘De Beleidsbubbel’ is een pleidooi voor beleid dat gebaseerd is op bewijs uit de praktijk, een boek voor beleidsmakers én beleidslijders.
We zijn in een groef beland waarin falend beleid wordt opgevangen met méér beleid, dat ook weer faalt. Een mens zou van minder cynisch worden, aldus schrijver en onderzoeker Marije van den Berg. Maar dat hoeft niet. Ze schreef met het boek ‘De Beleidsbubbel. En hoe we die liefdevol leeg laten lopen’ een medicijn tegen cynisme ‘voor iedereen die het niet wil opgeven met de overheid’.
‘We hebben blikwisselingen nodig van mensen die zien dat het echt anders moet met en in de publieke zaak, zodat we in onze snel veranderende samenleving niemand achterlaten. Met andere manieren van kijken en werken prikken we de beleidsbubbels door’, schrijft Kim Putters, voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER) als aanbeveling in het boek van Van den Berg. Als we bellen voor het interview is ze onderweg en heeft ze zich genesteld op een bankje in de buurt van het Amsterdamse Concertgebouw, een plek waar het dagelijkse leven aan haar voorbijtrekt. Inderdaad, midden in de praktijk.
Waarom moest dit boek er komen?
‘Ik had een “verrek- of verhipmoment”, ik realiseerde mij dat ik met al mijn ervaring in lokaal bestuur, mijn kennis, netwerk, privileges, merkte dat ik angst voor de staat voelde. Dat had ik nog nooit gehad. In coronatijd was ik beheerder van een deelauto die lang had stilgestaan. Er zaten 14 parkeerbonnen op, in totaal 1000 euro. Dat zou ik zelfs nog kunnen betalen, maar er was het toeslagenschandaal, mensen vroegen geen coronasteun aan, ‘want stel dat we het moeten terugbetalen’ en ik had die parkeerbonnen en merkte: hier kom ik niet meer uit met de staat. Hoe dit op te lossen? Ik vond dat een heel heftig moment. Mensen zonder geld of netwerk kennen dit gevoel natuurlijk al langer. Dat wist ik wel, maar ik had het zelf, met al mijn vinkjes, niet eerder zo gevoeld. Er moet iets gebeuren aan hoe we staat organiseren. Ik voelde opeens zelf hoe gevaarlijk de staat is en hoeveel macht er zit. Ik realiseerde me ook dat we om orde op zaken te stellen al heel lang hetzelfde doen: balie en beleid, beleid en uitvoering, ombudsmannen, rekenkamers, participatiesamenleving. Het is doorgraven in de kuil en we graven maar door en dat is een onmachtig gevoel. Veel dingen gaan goed en het lijken incidenten, maar mijn ambitie is: meer van dat goede en minder van wat niet werkt.’
Wat is de beleidsbubbel? U schrijft dat uw omschrijving van dit begrip afhankelijk is van uw stemming en de tijd van de dag. Het is nu vrijdagmiddag, 16.00 uur en de eerste zomerse dag van het jaar.
‘Ik ben nu wel hoopvol. Gisteren in was ik in Rotterdam, in Bospolder-Tussendijken. De beleidsbubbel laten leeglopen met elkaar, dat doen ze daar in de kern. Zij werken altijd met het idee de gemeenschap te versterken. Ruimte maken voor actieve bewoners door als gemeente op de bijrijdersstoel te zitten. De onderlinge verbanden zijn belangrijker, de gemeente, corporaties en andere partijen sluiten aan bij wat daar speelt: armoede bestrijden, ongelijkheid verkleinen, werk, energie, klimaatadaptatie.’
En wat is de beleidsbubbel vanuit die positieve stemming?
‘Er werken mensen bij de overheid die met heel veel energie en liefde voor de samenleving aan de slag zijn en dingen voor elkaar krijgen, maar dat blijft zo zwoegen. Er verandert niets bij de staat zelf en in die bubbel zitten ze gevangen. Ze hebben geen slechte intenties, maar ze weten niet hoe ze eruit moeten komen. Mijn boek is hopelijk een touwladder uit de kuil.’
Kom die beleidstorens uit. Stap in en nestel je in de wijken
Hoe is de beleidsbubbel eigenlijk ontstaan?
‘Er is teveel beleid, maar vooral heel slecht, onthecht beleid, waar niet mee te werken is en dat moet toch. Daarvoor zijn helaas veel oorzaken. Ik noem er twee. Eén: beleid is hoog. Beleidsmakers hebben meer aanzien dan uitvoerders, beheerders en loslopende bewoners. Zij zitten dichter bij het bestuurlijke vuur. Ze krijgen er goed voor betaald en het is een aantrekkelijke plek om te zijn. Ik vind het scheldwoord ‘schaaldieren’ op, voor mensen op zoek naar een steeds hogere schaal. Een symptoom van een beloningsstructuur: meer verdienen is verder weg van de gemeenschap, en andersom. De tweede reden: je bent alleen professioneel als je rationeel bent. De boel overzien, tellen, meten. Er moet een duidelijke aanwijsbaar resultaat zijn van interventies: plan, do, check, act. Dat is een naïeve manier van naar de samenleving kijken. Dat weten we best, maar is het hoofdverhaal in de beleidsbubbel. In gemeenschappen is het hoofdverhaal anders. Maak va wat er gebeurt in Bospolder-Tussendijken het hoofdverhaal. Dit soort verschijnselen maken de beleidsbubbel groter en groter.’
Waarom wordt falend beleid altijd aangepakt met nog meer regels of beleid? En waarom moeten we die beleidsbubbel laten leeglopen?
‘Niemand werkt bij overheid om mensen het leven zuur te maken. En we moeten ook geen goed versus slecht krijgen: samenleving is goed, beleid is slecht. Ze zijn nodig: regels en standaarden die adequaat zijn. Maar de veelheid moet naar beneden en de kwaliteit omhoog. Daarom moeten we vanuit een andere plek werken, vanuit de gemeenschap.’
In onze onmacht kunnen we ons soms verliezen in cynisme, schrijft u. U hoopt dat uw boek werkt als medicijn tegen dat cynisme. Wat zijn de bestanddelen van dat medicijn?
‘Kom die beleidstorens uit. Stap in en nestel je in de wijken. Hoe doen we het nu? We beginnen met ambitie, er komt geld bij, er wordt een plan gemaakt. Dat klinkt heel logisch. Maar de omkering die ik wil is: begin met bewijs in de gemeenschap. Alles is er al en soms hebben we de staat nodig. Wat kan de staat dan toevoegen? Helpt dat? Maak beleid met het bewijsmateriaal van de systemen die we hebben. Wees ter plekke: niet beleid maken, maar beleid beheren. En houd de zeggenschap in de gemeenschap. Alleen mensen die beleid ervaren, weten of het werkt. Degenen die de regels maken, moeten bewijs leveren dat het klopt. En dat bewijs komt niet uit een bureaula, maar dat haal je ter plekke.’
Heeft de gemeenschap altijd gelijk en is het wel eenduidig?
‘Nee, natuurlijk! Mensen verschillen gelukkig. Maar de legitimiteit voor staatsregels begint wel bij die grillige groep, en als je dingen doet die niet goed uitpakken, dan doe je het niet goed. Gaat er een keer iets mis, stuur dan eens een bloemetje. Maar als er structureel iets misgaat, dan moet je knutselen. Als je regels verzint, moet je bewijs leveren dat ze werken. Leg dat niet neer bij de uitvoerders. Mensen die regels maken moeten bewijzen ophalen in de gemeenschap. Een voorbeeld: als mensen energiearmoede ervaren, hoe kun je hen dan helpen? Een kleine energiemaatregel is dat de gemeente de helft betaalt van een koelkast. Maar als blijkt dat meer dan één persoon een lening afsluit voor de andere helft van die koelkast, dan moet je dat aanpassen. Maar dat gebeurt niet. Een voorbeeld van hogere abstractie: maak nooit meer een wet zonder een hardheidsclausule. We hebben overal bewijsmateriaal dat er slechte regels zijn en kunnen een nieuwe wet maken. Maar doe dat dus aan de hand van wat er gebeurt in de samenleving. Maak ook de goede dingen standaard. De hoge normen voor klimaatadaptief bouwen van hoogheemraadschap Rijnland is een mooi voorbeeld. Dat is in hun gebied en praktijk ontwikkeld, werkend, en nu een regel.’
Je mag nooit meer iemand onbereikbaar noemen als je niet vier keer hebt aangebeld
Hoe moeten we de beleidsbubbel laten leeglopen?
‘Ambtenaren die op een passend abstractieniveau denken en bijvoorbeeld tijdens het maken van omgevingsplannen samenhang zoeken tussen ruimtelijke en sociale ontwikkelingen hoeven zeker niet weg. Die moeten dat werk doen op de plek waar het concreet wordt. Verlies ik mij niet in mijn abstracties en vlekkenplannen? Zitten onze regels geen gemeenschapsvorming in de weg? Helpen ze zelfs een beetje? Wees dienstbaar aan wat aan de gang is. Je moet kunnen uitzoomen en het kunnen verwoorden, maar telkens vanuit: helpt dat dan?’
Dat betekent het voor beleidsmakers en ambtenaren. Maar wat betekent het voor de inwoners?
‘Ja, die hebben verantwoordelijkheid en daar hoort zeggenschap bij. Dat vraagt iets van mensen. Er zijn veel mensen die dit niet belangrijk vinden. Dan gebeurt het dus niet. Er zijn ook mensen die het wel belangrijk vinden, maar niet de mogelijkheid ervoor hebben wegens hun baan of mantelzorg. Het is dus fijn als er mensen zijn die deze mensen willen vertegenwoordigen. En die zijn er. We hoeven echt niet allemaal wekelijks in een burgerberaad. Maar als actieve bewoners verantwoordelijkheid nemen, dan kun je daar als overheid op inspelen. Je kunt mensen betalen die gezamenlijkheid willen organiseren. Ook willekeurige stedenbouwkundigen en armoedebeleidsmensen kunnen zich ertoe verhouden.’
Zijn er al ambtenaren die zo te werk gaan?
‘Ja, en dat zijn bierkaaivechters. Zij laten zien dat het meerwaarde biedt op meerdere terreinen: groen, gezondheidszorg, werkgelegenheid. Voor hen heb ik het boek ook geschreven: we doen het zo, zullen we het weer doen? En dan gaat het weer net zo taai. Die taaiheid en onmacht betekent dat we ook naar onze kijk op beleid en het organiseren van de staat en het staatsrecht moeten kijken. Maak jezelf dienstbaar aan wat er speelt. Er bestaan verbanden, wat staat in de weg om er meer te krijgen? Waar komen ze voor in de benen? Waar vragen ze hulp bij? Lever dat dan. En als uiterste: waar zijn ze niet? Nu gebeurt dat laatste meestal. Ze kunnen het, ze hebben er vaak tijd ervoor, maar het is ook opbouwwerk. Dat zijn we verleerd, maar we kunnen dit. Er is bewijsmateriaal genoeg.’
Is er inmiddels niet een te grote middengroep die zich niet hoeft te verbinden?
‘Ik kan mijn welzijn altijd nog kopen, maar als je dat niet kan, dan krijg je het dus blijkbaar niet. Ik moet daarvan huilen. Tjeenk Willink noemt het betonrot. Het is heel verdrietig. In mijn eigen stad, Leiden, hebben we een clubje gevormd en zijn mensen betaald aan de gang om buurtacties te doen, zoals energiearmoede tegengaan door tochtstrips aan te leggen. Maar tegelijk ontstaat er gezamenlijkheid en daar is een kudde leuke mensen bijgekomen! Mensen uit de buurten gingen naar andere buurten. Er kwamen mensen eten die lang iets niets gezelligs hebben gedaan. Het lijkt klein, maar het organiseren van gezamenlijkheid vergt veel uitnodigen. Je mag nooit meer iemand onbereikbaar noemen als je niet vier keer hebt aangebeld. Spreek ze aan in een taal die ze begrijpen. Nederlands of buitenlands. Het is een kwestie van organiseren en zeggenschap laten waar die hoort. Iemand was twee weken in Nederland en stond al ergens radiatorfolie te plakken. Iemand anders had na jaren weer eens gefietst. Een student internationale betrekkingen zei dat ze het in de buurt in de praktijk kon brengen: iedereen wil van betekenis zijn. Het is een kwestie van aanboren, instappen, lange lijnen in de tijd trekken en beheren.’
Het laatste hoofdstuk heet: het politieke werk. Je citeert daarin Remco Campert: ‘Jezelf een vraag stellen. Daarmee begint verzet. En dan die vraag aan een ander stellen.’ Is dat wat er moet gebeuren in de politiek en in het bestuur? En wie moeten die vragen dan stellen?
‘Politiek gaat over met elkaar bepalen hoe de staat zich gedraagt. Dat is van ons allemaal, niet van een paar politici. Dat zijn onze vertegenwoordigers. Als er een voorbeeld wordt genoemd in de raad, zeg dan niet: dat is eenmalig, casuïstiek, zit in de uitvoering. Nee, vraag: gebeurt dit vaker? Is het structureel? En beleidsmakers moeten ook vragen stellen. Vertelt u eens? In plaats van: wij gaan een warmtenet aanleggen, weet u wat dat is?’
Als toegift is er nog de abcd-standaard die houvast moet bieden. Voor wie?
‘Het is geen rocket science, maar wat ik vind wat beleid zou moeten zijn: veel mensen zijn aan de slag, zo ontstaat een werkende werkwijze, een standaard. Er komt niet steeds hetzelfde uit, maar het is een houvast om een bepaalde manier van werken te verzekeren. Waar zien we praktijken die werken? Kunnen we dat abstraheren en op andere plekken inzetten? Zo niet, niet uitrollen! Zo wel, dan werkt het op meerdere plekken. En zeg dan: zullen we het altijd zo doen? Zo kun je van wat echt gebeurt en werkt standaarden maken. En die moeten passen Sla niet door met voorschriften. Hanteer een standaard waardoor dat niet gebeurt en waar je je als ambtenaar aan kunt vasthouden, ook als er belangen zijn die iets anders willen. Je hebt dan iets in handen om te zeggen: hier staat het, kijk hier eens naar.’
Als mensen in het bestuur ongeduldig worden, laat ze zich dan aanmelden voor een klusdag
Je bent hoopvol. Heb je het gevoel dat dit breder wordt gevoeld?
‘Ja, er is erkenning voor bierkaaivechters. Meelezers stuurden mij appjes: er wordt veel gehuild. Er is veel frustratie. Als we zien dat het werkt, waarom doen we het niet altijd zo? Kom kijken en ervaren. Dan zie je het. Soms zijn mensen zo druk met beleid maken dat ze niet kunnen komen kijken en praten. Maar dat zou de standaard moeten zijn. Zie ook de verbanden en de kansen en waar een bestuurder bij moet om iets los te wrikken.’
Beleid maken gebeurt toch ook niet uit onwil?
‘Nee, maar als we mensen denken te helpen met snel een moeilijke nota maken en de ambtenaar complimenteren en zeggen "goed geregeld!", dan doet de bestuurder mee aan het binnenhouden van mensen. Er moet ruimte komen en geduld. En als mensen in het bestuur ongeduldig worden, laat ze zich dan aanmelden voor een klusdag. En vraag dan tijdens die dag: hoe help ik hier met mijn stuk staatsmacht? Dan gaat het sneller met de veranderingen in de wereld. Daar kunnen geen 36.000 nota’s tegenop. Geef ook ruimte aan raadsleden. Het is taai en ingewikkeld, maar er ontstaan rimpelingen en meer mensen hebben meer bewijsmateriaal en snappen wat het goede werk is. Daarom ben ik hoopvol.’
De Beleidsbubbel, Marije van den Berg, uitgeverij Verhaal met Impact, € 27,50 (e-boek € 20,00) ISBN: 9789083288215
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.