Interne sollicitant kreeg geen voorrang
Als een Haagse ambtenaar met een tijdelijke aanstelling solliciteert op een vacature, maakt het college enkele procedurele fouten. Die moet het herstellen door de sollicitant gedurende zes maanden te wijzen op interne vacatures. Is die periode niet te kort?
'In de clinch' is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht.
Omdat zijn stage en zijn tijdelijke aanstelling (een half jaar) bij de gemeente Den Haag goed zijn bevallen, besluit Frans Heldering* te solliciteren op dezelfde functie die net vacant is – weer een tijdelijke maar nu voor een jaar. Hij wordt echter afgewezen. Daartegen gaat hij in bezwaar en nadien in beroep bij de rechtbank Den Haag.
Die constateert dat het afwijzingsbesluit in strijd is met de vereiste zorgvuldigheid en de motiveringsplicht. De sollicitatieprocedure is niet correct verlopen: eerst had die van Heldering moeten worden afgerond voordat de vacature extern voor trainees mocht worden opengesteld. Het college had als goed werkgever extra zorgvuldig met de sollicitatieprocedure van Heldering moeten omgaan, nu hij al tijdelijk in die functie was aangesteld en een voldoende ontwikkeling doormaakte. Ook had het Haagse college de afwijzing van Heldering meer inhoudelijk moeten motiveren. Er lag een advies van de Algemene bezwarencommissie personeelsbesluiten en daar is te lichtvaardig vanaf geweken.
Na deze terechtwijzing zegt het college Heldering toe dat het gedurende zes maanden in de gaten zal houden of er een vacature voor die functie vrijkomt, en hem daarop zal wijzen. Voor de beoordeling van de geschiktheid van alle kandidaten zal een onafhankelijk assessment worden afgenomen. Bij de rechtbank verklaarde het college ook dat Heldering bij een sollicitatie wordt uitgenodigd voor een gesprek.
Heldering vindt dat alles te mager en gaat hiertegen in beroep. Die periode van zes maanden: veel te kort. En dat het college Heldering wijst op vacatures: die kan Heldering zelf ook wel vinden. De gespreksgarantie en een assessment? Dat is wel toegezegd maar in het nieuwe collegebesluit komt dat niet meer terug. Kortom: er zijn volop motiveringsgebreken. Maar omdat er in die zes maanden geen vacatures zijn geweest, is Heldering door deze gebreken niet in zijn belangen geschaad, oordeelt de rechtbank.
Bij de Centrale Raad van Beroep betoogt Heldering dat het college hem alsnog en met voorrang in aanmerking moet brengen voor een volgende vacature. Dat de zoekperiode van zes maanden te kort is, gaat er bij de Raad niet in. De rechtbank heeft niet immers bepaald hoe lang die inspanningsverplichting moet duren. Ook is er geen geschreven of ongeschreven rechtsregel die het college verplicht tot een bepaalde duur van de inspanningsverplichting. De Raad vindt dat het college in redelijkheid mocht uitgaan van de duur van de tijdelijke aanstelling van Heldering (zes maanden) en de eerdere stageperiode buiten beschouwing mocht laten.
Een probleem is verder dat de functie inmiddels is vervallen. Het college had hem op vacatures voor een vervangende functie moeten wijzen, vindt Heldering. Nee hoor, stelt de Raad: die andere functie bevat coachende aspecten waarvoor meer vaardigheden zijn vereist.
En waarom heeft de rechtbank geen gevolgen verbonden aan de constatering dat het college de aan Heldering gegeven gespreksgarantie en de garantie dat zijn geschiktheid door middel van een assessment zou worden bepaald, niet in het besluit heeft opgenomen? Hier zegt de Raad hetzelfde (uitspraak 1 oktober 2021) als de rechtbank: door dergelijke motiveringsgebreken is Heldering niet in zijn belangen geschaad nu er in de periode van zes maanden geen vacatures voor die functie waren.
* De naam is gefingeerd.
ECLI:NL:CRVB:2021:2421
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.