Pensioenruzie strandt bij het verkeerde loket
'In de clinch' is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht.
Een ambtenaar klaagt dat zijn pensioen te laag uitvalt omdat zijn werkgever een fout heeft gemaakt. Wie gaat over de uitvoering van een pensioenovereenkomst, de bestuursrechter of de burgerlijke rechter?
Bertus Weelders* treedt in 1982 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In 1998 wordt hem eervol ontslag verleend. Hij krijgt een wachtgelduitkering, naast een al eerder aan hem toegekend invaliditeitspensioen in verband met gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Sinds 2011 ontvangt hij ouderdomspensioen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Het wordt geen rustige oude dag, wel een van de nodige procedures.
Enkele jaren na zijn pensioen stelt Weelders het college van het Hoogheemraadschap aansprakelijk voor schade die hij lijdt wegens onzorgvuldig handelen. Zijn voormalige werkgever heeft, beweert Weelders, ieder jaar aan het ABP laten weten dat hij sinds 1998 een actieve werknemer was. Zijn pensioenoverzichten waren daardoor niet gebaseerd op zijn wachtgelduitkering, maar op zijn situatie als actieve werknemer. Hij ontvangt hierdoor een lager ouderdomspensioen dan verwacht – en waarop hij recht denkt te hebben. Het college wijst die aansprakelijkheid van de hand.
Volgens Weelders heeft het ABP een brief van het college over de wachtgeldregeling van Weelders (en dus zijn verminderde pensioenopbouw) niet ontvangen. Daardoor kon het ABP Weelders niet informeren over de mogelijkheid om premie bij te storten. In de Wet Privatisering ABP is bepaald dat aanspraken met overheidswerknemers, zoals Weelders, worden neergelegd in een overeenkomst naar burgerlijk recht. Wat Weelders het college verwijt betreft een handeling in het kader van de uitvoering van de pensioenovereenkomst en dat is privaatrechtelijk van aard, zo redeneert het college. De beslissing van het college hierover was geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dat hoort dus niet bij de bestuursrechter te liggen, maar bij de burgerlijke rechter.
Het wordt geen rustige oude dag
Tegen dat besluit gaat Weelders in bezwaar en later in beroep bij de rechtbank Midden- Nederland. Die bestuursrechter oordeelt ook dat Weelders niet bij hem moet zijn en dat alleen de burgerlijke rechter over deze kwestie gaat. Weelders gaat in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt hetzelfde als de rechtbank. Weelders legt zich er niet bij neer. Hij schrijft brieven, doet een WOB-verzoek en begint weer een juridische procedure. Hij wil gewoon de hogere jaarlijkse pensioenuitkering die hij zou hebben gekregen als het college die ‘fout’ niet had gemaakt.
Op 20 januari 2022 komt de Centrale Raad van Beroep met het laatste woord in deze kwestie. Die stelt vast dat het verzoek van Weelders nog steeds betrekking heeft op schadevergoeding door het college, die – stelt Weelders – het ABP niet juist heeft geïnformeerd. Helaas voor Weelders moet de Raad zijn oordeel uit de eerdere procedure herhalen: er is nog steeds sprake van een privaatrechtelijk geschil. De beslissing van het college hierover was toentertijd geen besluit in de zin van de Awb. Het college had daarom het bezwaar van Weelders niet-ontvankelijk moeten verklaren. Na jaren van procederen moet het voor Weelders duidelijk zijn dat hij aan het verkeerde loket was.
Omdat het college juridisch gezien fout zat – het had Weelders’ bezwaar ongegrond verklaard en het had het niet-ontvankelijkmoeten verklaren – krijgt hij wat kosten vergoed: twee treinretourtjes, € 71,20 door het college te betalen. De reiskosten van zijn echtgenote naar de gerechten komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking.
* De naam is gefingeerd.
ECLI:NL:CRVB:2022:220
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.