Zwemlessen mogen niet concurreren
Stijn Lavier*, als ambtenaar werkzaam in een Amsterdams zwembad, krijgt op een dag toestemming om – onder voorwaarden – nevenwerkzaamheden te verrichten. In zijn geval: het geven van zelfstandige zwemlessen. Als die nevenactiviteit wijzigt, moet hij dit melden aan zijn leidinggevende. En hij mag die zwemlessen niet geven in het zwembad waar hij werkt.
Een Amsterdamse ambtenaar runt een eigen zwemschool en concurreert daarmee met een gemeentelijk zwembad waar hij werkt. In hoeverre is hier sprake van belangenverstrengeling?
'In de clinch' is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht.
Stijn Lavier*, als ambtenaar werkzaam in een Amsterdams zwembad, krijgt op een dag toestemming om – onder voorwaarden – nevenwerkzaamheden te verrichten. In zijn geval: het geven van zelfstandige zwemlessen. Als die nevenactiviteit wijzigt, moet hij dit melden aan zijn leidinggevende. En hij mag die zwemlessen niet geven in het zwembad waar hij werkt.
Als Lavier zijn werkgever, tegen de afspraken in, niet op de hoogte houdt van zijn nevenwerkzaamheden wordt de toestemming ingetrokken. Het college ontdekt bovendien dat hij een eigen zwemschool heeft en dus concurreert met de afdeling Zwembaden in het aanbieden van zwemlessen.
Daarbij kan hij, in de uitoefening van zijn ambtelijke functie, klanten van het gemeentelijke zwembad informeren over zijn eigen zwemschool. Daarover wil hij zijn werkgever niet informeren, ook niet na meerdere verzoeken. Die houding draagt niet bij aan de openheid en transparantie die van Lavier als ambtenaar kan worden gevraagd. Nu hij zijn nevenwerkzaamheden heeft voortgezet na intrekking van de toestemming, is de schijn van ontoelaatbare belangenverstrengeling ontstaan. Lavier wordt ontslagen.
Het gaat de gemeente niet direct om het risico van concurrentie. Wel dat hij als ambtenaar in het gemeentelijke zwembad acquisitie kan plegen voor zijn eigen bedrijf. Voor derden is het daarmee onduidelijk in welke hoedanigheid hij optreedt.
De rechtbank Amsterdam merkt het langdurig weigeren om openheid van zaken te geven aan als (ernstig) plichtsverzuim. Het college was daarom bevoegd de toestemming in te trekken. Lavier had zich daaraan moeten houden. Dat hij zijn nevenwerkzaamheden desondanks voortzette is ook plichtsverzuim. Door niet transparant te zijn heeft Lavier de schijn van belangenverstrengeling laten bestaan – dat is het derde geval van plichtsverzuim. De opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag acht de rechtbank evenredig aan dat plichtsverzuim. Van belang daarbij is dat het college diverse pogingen heeft ondernomen om met hem over de werkzaamheden in gesprek te komen. Die heeft dat herhaaldelijk geweigerd. Als het voor Lavier om financiële redenen onmogelijk was de nevenwerkzaamheden te staken, dan had hij met het college een oplossing moeten zoeken. Het college heeft hem daartoe uitdrukkelijk de gelegenheid geboden.
In hoger beroep stelt de Centrale Raad van Beroep zelfs dat de toestemming had worden geweigerd als de nevenwerkzaamheden een zeker risico meebrachten voor de mogelijkheid van directe concurrentie tussen Laviers zwemschool en het gemeentelijke zwembad. De Raad rekent het Lavier zwaar aan dat hij voor zijn nevenwerkzaamheden een vof had opgericht, waardoor er sprake was van een bedrijfsmatige aanpak.
Het college mocht in redelijkheid vragen periodiek openheid van zaken te geven over zijn nevenwerkzaamheden. Alleen zo kon worden beoordeeld of de toestemming onverkort kon blijven gehandhaafd. Dat mogelijk sprake was van moeizame communicatie en enige irritatie bij Lavier – hij had eerder een onvoldoende beoordeling gekregen – maakt niet dat hij de gevraagde informatie niet hoefde te verstrekken.
Het college kon, na eigen onderzoek naar Laviers zwemschool, zich op het standpunt stellen dat de nevenwerkzaamheden van Lavier een onaanvaardbaar risico van belangenverstrengeling en een zeker risico voor de mogelijkheid van directe concurrentie meebrachten. Daarom mocht de toestemming voor het verrichten van nevenwerkzaamheden worden ingetrokken. Ook het strafontslag blijft om die reden in stand, aldus de Raad (uitspraak 4 juni 2021).
* De naam is gefingeerd
ECLI:NL:CRVB:2021:1336
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.