Aan de haal met burn-out
Burn-outklachten of werkgerelateerde psychische vermoeidheid: de term is goed voor veel media-aandacht.
Het zal u waarschijnlijk niet zijn ontgaan. De media stonden er bol van. Een grootse gebeurtenis werd aangekondigd. We nemen afscheid van de term burn-out! Althans, CBS neemt er afscheid van, zo luidde de berichtgeving. Landelijke kranten, Radio 1… Ze gingen als een ontembare kudde met dit nieuwsfeit aan de haal.
Zoals ze eerder al renden met het verhaal van Christiaan Vinkers - psychiater en hoogleraar stress en veerkracht – die naar eigen zeggen ‘een liefdevol bommetje onder burn-out wil leggen’. Het gaat er allemaal in als koek want burn-out is hét recept voor trending topics. Dat de zaken vaak wat genuanceerder liggen, tja, dat is gewoon minder leuk om te vertellen.
Toch ga ik dat wel doen. Te beginnen bij het zogenaamde CBS-nieuws. Het is namelijk helemaal niet zo dat de term burn-out wordt geschrapt. CBS gebruikt data van allerlei instanties. De data over vastgestelde burn-outs, die zij vanuit de gezondheidszorg krijgt, blijft ze wel degelijk zo noemen. Waar echter wél een punt van wordt gemaakt (en terecht!) is de term ‘burn-outklachten’. Daarvoor gebruikt men liever ‘werkgerelateerde psychische vermoeidheid’. En dit blijkt men al sinds 2017 te doen, dus nieuws is dit niet.
Over de feiten en fictie rond burn-out heeft Vinkers afgelopen tijd dus flink in de bus mogen blazen. Zijn stellingnames leveren dan ook mooie oneliners op en zijn lekker recalcitrant. Terwijl iemand als Wilmar Schaufeli – emeritus-hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie en expert op het gebied van burn-out – vaker en genuanceerder over het onderwerp heeft geschreven. In zijn recente boek ‘de burn-out bubbel’ legt hij de vinger op diverse zere plekken. Hij legt uit hoe burn-out inderdaad nog een officiële diagnose ontbeert (belangrijk punt ook van Vinkers). Maar hij vertelt ook hoe deze ernstige energiestoornis toch goed kan worden vastgesteld en dat er (gelukkig!) veel minder mensen hieraan lijden dan de media ons doen geloven.
Hij prikt op onderbouwde wijze door het ‘burn-out epidemie’-verhaal heen, dat ons met zoveel graagte wordt verteld. Daarnaast legt hij uit dat er zoiets is als ‘overspanning’; een voorstadium van burn-out. Het verschil zit ‘m in de aanloopperiode naar het ‘niet langer kunnen vervullen van een werkrol’. Bij overspanning is die aanloop circa 12 weken. Maar na een periode van rust en herstel (en soms wat aanpassing) kan iemand langzaamaan het werk hervatten.
Bij een volledige burn-out is sprake van een langere (meer dan een jaar) voorgeschiedenis voordat iemand uitvalt. De hersteltijd is daardoor veel langer en de kans op volledige afkeuring veel groter. Ongeveer 1 procent van de beroepsbevolking krijgt de diagnose burn-out. Dit percentage is door de jaren heen redelijk stabiel gebleven. Zo’n 13 procent had in 2022 last van overspanning en is daardoor uitgevallen op het werk. Dit percentage zit jammer genoeg in de lift.
Reden genoeg om juist die overspanning in de gaten te houden en te zorgen dat dit geen nieuwe burn-outs worden. Ook zeer terecht om scherp onderscheid te (blijven) maken tussen deze twee vormen van ‘psychische vermoeidheid’ en niet alles zo maar burn-out te noemen. CBS heeft hier in 2017 blijkbaar iets te fluisterend over gesproken. En Vinkers doet dit - naar mijn smaak - iets te luid. Voor een degelijk verhaal zou ik zeggen… vraag het Schaufeli!
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.