Veel ambtenaren zwijgen over veiligheidsrisico
Ambtenaren die in hun werkomgeving gevaarlijke situaties signaleren, geven dit lang niet allemaal door. Een op de drie houdt z’n mond, blijkt uit onderzoek.
Vermeende veiligheidsrisico’s binnen de ambtelijke dienst worden niet vaker aanhangig gemaakt dan andere misstanden. Ambtenaren die misstanden waarnemen die ‘een (groot) gevaar voor de volksgezondheid, het milieu of de veiligheid’ vormen, zeggen hiervan in 65 procent van de gevallen melding te maken. Bij andere misstanden, zoals het bewust achterhouden van informatie of het misleiden van Justitie, wordt volgens betrokkenen in 66 procent van de gevallen aan de bel getrokken.
Leo Huberts en Gjalt de Graaf van de onderzoeksgroep Integriteit van Bestuur van de Vrije Universiteit Amsterdam schrijven in hun recent verschenen onderzoeksverslag Klokkenluiden en veiligheid dat het melden van misstanden nog steeds met veel obstakels is omgeven. Ook in de kersverse klokkenluidersregeling voor Rijk en politie is de rechtsbescherming voor de ambtenaar volgens beide onderzoekers niet goed geregeld: bij sancties naar de melder ligt de bewijslast bijvoorbeeld bij de klokkenluider, in plaats van bij de werkgever.
Huberts en De Graaf hebben voor hun onderzoek onder meer cijfermateriaal uit eerder onderzoek van de Universiteit Utrecht nader geanalyseerd en verder toegespitst. De Graaf zegt dat het meevalt dat gevaarlijke situaties in 65 procent van de gevallen worden gemeld: ‘Als je kijkt naar internationaal onderzoek, fluctueren de percentages enorm. Een uitkomst van 65 procent is zeker niet laag.’
De Graaf vindt het ‘schokkender’ dat 12,8 procent van de ambtenaren in 2007 heeft aangegeven in de voorgaande 2 jaar een vermoeden te hebben gehad van ‘een ernstige misstand’ op het werk. ‘Er gaat nog wel het een en ander mis binnen onze overheid. En let wel: het gaat hier om érnstige misstanden.’
Huberts en De Graaf pleiten voor een trend- en cultuurbreuk om het aantal meldingen te vergroten. Omdat het bekend worden van veiligheids- en integriteitsrisico’s ‘in ieders belang’ is, zijn ‘vergaande verbeteringen in de huidige situatie’ volgens hen noodzakelijk. Intern melden heeft de voorkeur (‘hoe dichter bij de bron, hoe beter’), maar als niet kan of te weinig resultaat oplevert, moeten klokkenluiders zich kunnen vervoegen bij een betrouwbare externe organisatie, menen de onderzoekers. Ze waarschuwen dat Nederland de put pas gaat dempen als het kalf al is verdronken: ‘Opvallend is dat in landen met de meest vergaande klokkenluidersregelingen, een veiligheidsincident of ramp de directe aanleiding was.’
De overheid heeft nog altijd geen heldere visie op integriteit, zegt De Graaf: ‘Hopelijk wordt hiervan in deze nieuwe regeerperiode eindelijk werk gemaakt. Maar de vooruitzichten zijn niet bemoedigend. De volksvertegenwoordiging houdt zich opvallend stil en voor het huidige kabinet bestaat het begrip integriteit kennelijk niet: het regeerakkoord rept er met geen woord over.’
Probleem is dat potentiële klokkenluiders nu worden afgeschrikt door ‘de funeste uitstraling’ van de affaires rond Fred Spijkers (ondeugdelijke landmijnen), Ad Bos (bouwfraude) en Paul Schaap (onveiligheid kernreactor Petten), schrijven Huberts en De Graaf. Alledrie deze klokkenluiders kwamen in grote financiële en juridische problemen nadat zij een misstand aanhangig hadden gemaakt. ‘Hier zal voor de overheid en het bedrijfsleven vooral ook gelden dat men al doende meer zal moeten overtuigen.’
Geneuzel
De Graaf beklemtoont dat de rechtsbescherming voor klokkenluiders ‘echt slecht geregeld’ is. ‘De discussie beperkt zich tot geneuzel over het maximum aan vergoedingen voor juridische bijstand voor de melder. Maar die bewijslast is veel belangrijker. Probeer jij bij het mislopen van een promotie of bij ontslag maar eens aan te tonen dat er een relatie ligt met een melding die je hebt gedaan.’
Daarnaast moet voor iedereen duidelijk zijn bij welke instantie je misstanden kunt melden, vinden Huberts en De Graaf. Zoals iedereen weet dat je voor het aangeven van een misdrijf naar de politie moet, zou er ook één algemeen bekend loket moeten zijn voor het doorgeven van vermeende misstanden. ‘Zeker als het gaat om publieke belangen als veiligheid en integriteit’ zou deze instantie ‘verregaande bevoegdheden’ moeten hebben om meldingen te onderzoeken of laten onderzoeken.
De Graaf benadrukt dat zo’n nieuw instituut onafhankelijk moet zijn: ‘De rijksrecherche valt bijvoorbeeld onder het Openbaar Ministerie, en is dus niet onafhankelijk. Maar die onafhankelijkheid is ook om een andere reden belangrijk. Integriteitsonderzoeken naar ministers, commissarissen van de koningin en Tweede Kamerleden worden in Nederland eigenlijk nooit uitgevoerd. Maar het kan toch niet zo zijn dat tegen hen nooit enige aanwijzing bestaat? Alleen een onafhankelijk instituut zou dergelijke onderzoeken kunnen uitvoeren.’
Huberts en De Graaf bepleiten de oprichting van ALaRMM: het Algemene Landelijke Risico’s en Misstanden Meldpunt. ALaRMM moet het kaf van het koren scheiden (‘niet elke melding is oprecht’), en betrokkenen vertrouwelijk adviseren en zonodig doorverwijzen. De nieuwe instantie zou kunnen samenwerken met de Onderzoeksraad voor Veiligheid, de Nationale ombudsman, lokale ombudsmannen, de Rekenkamer, lokale rekenkamers en -commissies, de Autoriteit Financiële Markten, inspectiediensten, en politie en justitie.
Huberts en De Graaf schreven hun rapport in opdracht van de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (SMVP). Pieter van Vollenhoven, SMVP-voorzitter, deelt de zorgen van beide onderzoekers schrijft hij in het voorwoord. ‘Aan meldingen wordt vaak niets gedaan - de reactie blijft beperkt tot negatief optreden tegen de klokkenluider’, aldus Van Vollenhoven.
Reacties: 3
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Het onkruid zit inderdaad tot in de hoogste bomen, ook al krijgt het die naam niet, zoals bijv. bij de spaarlampen gang v. zaken.