Staatscommissie grondwet is trekken aan een dood paard
Het departement van Binnenlandse Zaken heeft de afgelopen jaren een imago opgebouwd dat wordt gedomineerd door talrijke mislukte dossiers. De bestuurlijke vernieuwing faalde overwegend.
De beoogde herstructurering van de politieorganisatie bleef achterwege en inzake de reorganisatie van het binnenlands bestuur werden nauwelijks resultaten geboekt. Na aantreden van de bewindslieden Ter Horst en Bijleveld was de verwachting dat dit patroon mogelijk kon worden doorbroken. Er zijn echter nog onvoldoende aanwijzingen dat dit ook echt gaat lukken.
Het beleidsprogramma in het regeerakkoord is voor Binnenlandse Zaken zeer mager. Het grote Antillendossier zal - met name waar het gaat om de juridische afwikkeling - langs de rand van de afgrond gaan lopen. De actuele dossiers over bijvoorbeeld de SP, het probleem van de vooringenomenheid etc. zijn vooralsnog blijven liggen.
Anders dan in de vorige kabinetsperiode hebben de bewindslieden een goede en werkzame verhouding met VNG en IPO weten op te bouwen, maar behalve deze adequate bestuurlijke oriëntatie hebben de bewindslieden nog weinig potten kunnen breken en is hun palmares nog opvallend leeg. En in een dergelijke situatie wordt de aandacht al snel getrokken naar onderwerpen die normaal niet erg de aandacht op zich vestigen.
Een van die onderwerpen is de in te stellen Staatscommissie Grondwet. Dat is een merkwaardig geval. Meestal wordt een dergelijke staatscommissie gevormd indien daar een breed politiek draagvlak voor bestaat of in ieder geval indien daar door de politiek op wordt aangedrongen. Zo niet deze keer. Bij de coalitiepartijnen is er geen enkele behoefte aan een bredere grondwetsherziening en dat geldt - misschien met uitzondering van D66 - ook voor de oppositiepartijen.
De Nationale Conventie, die door het vorige kabinet was ingesteld, leverde een bont en wonderlijk pallet van voornemens op om de Grondwet te veranderen. Die voorstellen hebben in politiek Den Haag nauwelijks tot positieve reacties geleid. Vanuit het departement van Binnenlandse Zaken werd de nu in te stellen staatscommissie echter uitdrukkelijk ingezet om de resultaten van de Nationale Conventie uit te werken en waar mogelijk in te voeren. Dat die staatscommissie het regeerakkoord haalde, komt omdat de coalitiepartners - met name CDA en PvdA - tijdens de onderhandelingen op dit punt hebben zitten slapen. Het enige wat de coalitie nadien nog wist te bedenken, was het vragen van advies aan de Raad van State over de opdracht van deze staatscommissie.
Het vragen van een dergelijk advies is hoogst ongebruikelijk en geeft aan dat de politiek niet goed raad weet met deze nieuwe club. In zijn advies trekt de Raad van State, zoals verwacht, alle registers open. De conclusies en aanbevelingen beginnen met de volgende - dodelijke - zin: ‘De Raad van State stelt vast dat uit de adviesaanvraag niet duidelijk wordt om welke problemen het eigenlijk gaat, waardoor die problemen worden veroorzaakt en waarom wijziging of aanvulling van de grondwet op de in adviesaanvraag genoemde punten de meest in aanmerking komende oplossing voor die problemen zou zijn.’
Beroerder kan het eigenlijk niet uitpakken voor een minister. De Raad van State geeft ook overigens een grondige analyse van de manier waarop met grondwetsherzieningen moet worden omgegaan, ook in die analyse wordt op verschillende punten de aanpak en insteek van Binnenlandse Zaken gehekeld. In een volgende bijdrage kom ik hier inhoudelijk nog eens op terug. In de reactie op de bevindingen wuift minister Ter Horst de bezwaren van de Raad van State overwegend weg. Het probleem zou wel duidelijk zijn. De minister blijft overwegend bij de thema’s zoals die eerder waren aangeduid. Alleen het eerdere voornemen om de Grondwet in Jip-en-Janneke-taal om te zetten, wordt ingetrokken.
Deze voorgeschiedenis van de nieuwe staatscommissie voorspelt weinig goeds. Er zal ongetwijfeld met grote inzet aan een vuistdik rapport worden gewerkt. Dat rapport zal echter meteen door de politiek worden afgeserveerd en dat is jammer van de kosten en de moeite. Dat wordt dus trekken aan een dood paard en voor het imago van Binnenlandse Zaken is dat opnieuw een te voorspellen dip.
Prof. mr. Douwe Jan Elzinga is als hoogleraar staatsrecht verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.