Politiek is discriminatie
De protestantse orthodoxie – voor iemand uit het katholieke zuiden altijd een intrigerend fenomeen – heeft een forse juridische dauw gekregen. Het VN-Vrouwenverdrag heeft 'rechtstreekse werking', zo heeft de Hoge Raad beslist en dus mag geen enkele politieke partij vrouwen uitsluiten van politieke functies, ook niet als die namens de partij worden uitgeoefend.
Burgers kunnen een beroep doen op dat verdrag, ongeacht de specifieke politieke overtuiging of religieuze grondslag van een politieke partij. De staat moet ervoor zorgen dat vrouwen hun passieve kiesrecht via alle in Nederland actieve politieke partijen kunnen realiseren. Desnoods met hulp van de staat moeten vrouwen zich kandidaat kunnen stellen, op de lijst van welke partij dan ook. Religieuze overtuigingen die het politieke ambt willen voorbehouden aan mannen, mogen dus geen rol spelen in de selectie van kandidaten voor politieke ambten.
In Nederland is constitutionele toetsing door de rechter niet toegestaan, toch brengt ons hoogste rechtscollege met deze uitspraak een hiërarchie aan in de rechten die de Grondwet aan burgers verleent. Het VN-Vrouwenverdrag fungeert in zekere zin als U-bocht. De facto plaatst de Hoge Raad het recht op gelijke behandeling en het daarmee samenhangende verbod op discriminatie boven de godsdienstvrijheid en het recht tot vereniging.
De SGP mag wel haar standpunt uitdragen, maar niet praktiseren. Strikt genomen betekent dit dat in de toekomst de positie van een volksvertegenwoordigster van de SGP in algemene politieke zin legitiem en vanzelfsprekend is, maar volgens haar eigen overtuiging illegitiem, want godslasterlijk moet zijn. Dat kan zelfs een Godswonder niet oplossen. Of wordt van de SGP een soort omgekeerd gedoogbeleid verwacht: aan de achterkant van de partijstatuten mogen vrouwen politieke posities bekleden, maar aan de voorkant van de vertegenwoordiging zien we slechts mannenbroeders?
De Hoge Raad heeft dus een zeer ingrijpende uitspraak gedaan. En hoewel de rechter in de trias per definitie gelijk heeft, valt op deze uitspraak heel wat af te dingen. Het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod krijgen zo wel een zeer omvattende betekenis. Immers, als we artikel 1 van de Grondwet goed lezen, zou dan ook onderscheid naar godsdienst, levensovertuiging en politieke gezindheid geen grond mogen zijn voor uitsluiting van politieke functies namens een politieke partij. Dat lijkt me nogal merkwaardig.
De kern van de politieke vrijheid is nu juist dat dit onderscheid wel mag worden gemaakt, zeker in de eigen politieke partij. De selectie van politiek personeel is een van de belangrijkste functies van een politieke partij. In de personen die namens de partij optreden moet het gedachtegoed worden belichaamd. De SGP ziet het verschil tussen man en vrouw als door de Heere beschikt. Daaraan tornen zou hoogmoed zijn. De uitspraak van de Hoge Raad impliceert dat vasthouden aan deze opvatting in regel en handelen slechts kan leiden tot een partijverbod. Het zal mij benieuwen welke minister van welke partij die verantwoordelijkheid zou wensen te dragen.
Natuurlijk zijn het actief en het passief kiesrecht grondrechten. Maar het zijn grondrechten die gelden tussen staat en burger. Het lijkt mij politiek onaanvaardbaar als deze grondrechten ook burgers onderling in hun politieke of maatschappelijke verbanden binden. Datzelfde geldt voor het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod. Als het aan burgers niet langer is toegestaan onderscheid te maken en dus te discrimineren, betekent dit het einde van veel rechten en vrijheden. Het recht tot vereniging kan slechts betekenisvol zijn, als het uitsluiting mogelijk maakt.
Burgers moeten zich kunnen organiseren op grond van verschil, of dat nu geldt voor de school, de Rotary, de voetbalvereniging, de kerk of het vrouwennetwerk. Het is principieel onaanvaardbaar als een politieke representatie van het verschil – de politieke partij – geen onderscheid meer zou mogen maken. Politiek gaat over strijd, over onenigheid, over conflict. De democratie is bedoeld om het oneens te kunnen blijven, onder vreedzame condities. Gelijkschakeling hoort daar niet bij.
De rechtsstaat beschermt juist het verschil, zoals het verschil de burger weer beschermt tegen de machtsmonopolies van de staat. In al hun verschillen zijn de burgers gelijk voor staat en recht. Daarom steun ik de SGP in haar politieke recht te discrimineren.
Paul Frissen is decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
Dat zijn m.i. universele waarden, die niet opgeofferd mogen worden aan de grillige bewegingen van democratie. Weliswaar de beste optie die voorhanden is, maar bij lange na niet perfekt, omdat burgers niet perfekt zijn en hun "representatieve" vertegenwoordiging vaak nog minder door partijcultuur, of persoonlijke belangen.
De eerste reactie spreekt mij aan. Het is hoognodig dat er, veel breder liefst nog, een heldere duiding komt t.a.v. onze wetten, nu de samenleving drastisch is veranderd t.o.v. die tot de jaren 60.
Autochtone burgers voelen de samenhang van de wetten hier nog wel aan op zijn minst. Dat ligt anders voor deel nieuwkomers, die neigen naar shoppen daarin.
Wie heeft "in hemelsnaam" het mandaat te oordelen over onbewijsbare aangelegenheden als geloofsovertuigen met alle verschillen m.b.t. interpretaties daarbinnen ook nog eens, welke aspecten binnen die levensovertuigingen een uitzondering zouden moeten vormen t.o.v. de rest? Waar een grondrecht als gelijke behandeling voor opgeofferd wordt.
Als je zoveel ruimte gunt aan een geloofsgemeenschap, kun je meisjesbesnijdenis ook niet verbieden. Of het uithuwelijken, liefst op heel jonge leeftijd. Die kinderen hebben geen keuze. De SGP vrouwen zijn niet verplicht zich kandidaat te stellen.
Waar ligt de grens tussen cultuur en religie? Wie bepaalt dat?
We zijn zover gekomen dat op scholen en in werkkringen slechts een groep zich mag onderscheiden t.a.v. cultuur (men ervaart het zelf als religieus bepaald) via haarbedekking. "Hoofd"zakelijk de meisjes en vrouwen. Een conducteur met een Christelijk symbool aan een ketting mag niet. Al was het teken geborduurd op een rever of mutsje. We blijven daar, breed
genomen, onthutsend ongeinteresseerd over.
Een beschaafde samenleving stelt (universele) normen, waarbinnen veel ruimte mag en moet zijn voor verschillen, maar niet alles wat ieder collectief zou willen. Al helemaal niet in een seculiere en door snelle verandering in korte tijd, broze samenleving, met enorm veel verschillen.