Verzetsheld en meeloper
Een paar dagen voordat journalist Hulshof (34) Rijpstra’s Ondergang aanbiedt aan burgemeester Jan Rijpstra (60) van Noordwijk, ontmoeten achterneef en achteroom elkaar in Grandcafé Van Buuren in Leiden. Arend is achterkleinzoon van Johannes Rijpstra, Jan kleinzoon. Rijpstra las het geweldige boek over zijn grootvader in een ruk uit. ‘Een vooroorlogse burgemeester die het nog voor het zeggen had. Een beetje zoals acteur Rien van Nuenen in Swiebertje. “Saartje rustig maar, het komt wel goed”’, zegt Jan Rijpstra.
Was burgemeester Johannes Rijpstra van Zelhem in oorlogstijd goed of fout? Journalist Arend Hulshof schrijft in Rijpstra’s Ondergang over zijn in Duitse gevangenschap omgekomen overgrootvader. Hij praat erover met kleinzoon Jan Rijpstra, de huidige burgemeester van Noordwijk.
Oorlogsburgemeester Johannes Rijpstra
De familie sprak weinig over de pijnlijke oorlogsjaren en de dood van Johannes, die op 9 december 1944 in Duitse gevangenschap was gestorven in Hamburg, waar hij puin en lijken had moeten ruimen. De familie kwam tot de dood van zijn vrouw Trix jaarlijks op haar verjaardag bijeen, maar Trix zei er al die tientallen jaren niets over. ‘Ik heb van de familie begrepen dat het een groot verdriet was. Mijn overgrootvader was voor de familie meer slachtoffer van de nazi’s dan verzetsheld. Over zijn verzet sprak men niet. Dat komt ook omdat hij alles in de oorlog voor zich had gehouden’, zegt Arend Hulshof, nazaat van Johannes Rijpstra, van 1921 tot 1944 burgemeester van Zelhem, en auteur van het deze week verschenen boek Rijpstra’s Ondergang. Het lot van een burgemeester in oorlogstijd.
Een paar dagen voordat journalist Hulshof (34) Rijpstra’s Ondergang aanbiedt aan burgemeester Jan Rijpstra (60) van Noordwijk, ontmoeten achterneef en achteroom elkaar in Grandcafé Van Buuren in Leiden. Arend is achterkleinzoon van Johannes Rijpstra, Jan kleinzoon. Rijpstra las het geweldige boek over zijn grootvader in een ruk uit. ‘Een vooroorlogse burgemeester die het nog voor het zeggen had. Een beetje zoals acteur Rien van Nuenen in Swiebertje. “Saartje rustig maar, het komt wel goed”’, zegt Jan Rijpstra.
Vooruit, één kostelijke passage uit Rijpstra’s Ondergang voordat de vertelling ernstig wordt: Burgemeester Rijpstra gaat in de jaren dertig met vrouw, kinderen en dienstmeid op vakantie naar Katwijk. De firma Haasnoot heeft op het strand een tent neergezet voor de notabele familie. ‘Daar zit hij in driedelig pak met stijve boord op een stoel de gemeentelijke stukken te lezen. Ook bekijkt de burgemeester tijdens zijn vakantie folders met planten en bomen die hij uitzoekt voor de plantsoenen in het dorp.’
Geziene man
ARP-burgemeester Johannes Rijpstra was, zo vermeldt de Stichting Oud Zelhem, een ‘geziene man, behulpzaam en vriendelijk’. De Zelhemse zuiveringscommissie oordeelde na de oorlog niet voor niets coulant over hem. Zelhem, sinds 2005 deel van de fusiegemeente Bronckhorst, heeft er na de oorlog dan ook geen moeite mee om de oud-burgervader postuum te eren. De straat bij het gemeentehuis wordt omgedoopt tot de Burgemeester Rijpstrastraat, zijn naam komt in 1950 op het herdenkingsmonument aan de Hengeloseweg en dertig jaar later wordt hem het Verzetsherdenkingskruis toegekend.
Rijpstra roept nog steeds warme gevoelens op in de Achterhoek. Op zoek naar de oorlogsgeschiedenis van zijn overgrootvader, belandt Hulshof bij Coba Welgemoed-Jansen aan de Ruurloseweg in Zelhem. Haar moeder moest enorm huilen toen ze hoorde dat hij op 23 juni ‘44 door de Duitsers was gearresteerd, vertelt ze aan Hulshof. Waarom?
Een voorbeeld: In het najaar van ‘43 lopen drie Duitse soldaten de textielwinkel van haar ouders binnen om blauwe stof te confisqueren. De oudste zoon van de eigenaar rent naar het gemeentehuis om hulp te vragen. Even later keert hij terug met de burgemeester. Tegen de soldaten zegt Rijpstra dat de blauwe stof niet kan worden gemist omdat er boerenkielen voor de dorpelingen van moeten worden gemaakt. Zonder stof verlaten de soldaten de winkel. Arend Hulshof: ‘Mijn overgrootvader had ook achter zijn bureau kunnen blijven zitten.’
Jaknikker
Dat was één kant van burgemeester Johannes Rijpstra. De bewonderde. Hij hielp dorpelingen, financierde het verzet, liet stamkaarten en distributiebonnen verdelen onder onderduikers en behoedde jongelingen voor de Arbeidseinsatz. Maar er is ook een andere kant, die de achterkleinzoon niet verdonkeremaant in Rijpstra’s Ondergang. Die van jaknikker. ‘Ik schrok ervan dat Rijpstra eind ‘41 25 borden met het opschrift ‘Voor Joden verboden’ bestelde. Hij bestelde er later zelfs extra bij.’ Burgemeester Rijpstra ondertekende ook de ariërverklaring, gaf plichtsgetrouw leiding aan de Winterhulp (de nationaalsocialistische liefdadigheid) en werkte mee aan andere Duitse maatregelen.
Hulshof: ‘Ik weet niet wat hij gedaan zou hebben als hij in september ‘44 Zelhemmers had moeten aanwijzen voor werk aan Duitse verdedigingslinies. Bevriende burgemeesters stapten toen op. Als hij dat niet ook had gedaan, dan was hij na de oorlog waarschijnlijk bestempeld als fout’, zegt Hulshof. Zijn overgrootvader was toen al opgepakt en zou later te werk worden gesteld in het buitenkamp Hamburg- Hammerbrook aan de Spaldingstraβe.
Burgemeester Rijpstra pleegde niet alleen verzet, maar werkte ook samen met de Duitsers. Dat zou je collaboratie kunnen noemen. Was de postume verering na de oorlog daarom wel terecht? Arend Hulshof: ‘In het boek laat ik dat in het midden. Ik geloof zelf wel dat de waardering terecht was. Hij volgde Duitse bevelen op en ging ertegen in verzet. Feit is dat hij geliefd was in Zelhem en dat hij zijn verzet met de dood heeft moeten bekopen.’
Rijpstra schipperde volgens Hulshof net als zoveel andere oorlogsburgemeesters met de gedateerde aanwijzingen van de Nederlandse regering uit 1937 over ‘ideaal gedrag’ van ambtenaren. Hulshof: ‘Ik kan natuurlijk niet in zijn hoofd kijken, maar ik denk dat hij er in het begin van probeerde te maken wat ervan te maken was en steeds meer ging nadenken over hoever hij kon en wilde gaan. Hij heeft op last van de bezetter fout beleid gevoerd, maar ik weet niet of het beter of slechter was geweest als hij zich principieel had opgesteld en was opgestapt of ontslagen.’
Strateeg
Dat we niet in het hoofd van zijn grootvader kunnen kijken, heeft ermee te maken dat Rijpstra ‘niet over zijn verzet sprak, ook niet met mijn oma’, zegt kleinzoon Jan Rijpstra. In tegenstelling tot collega Joost Boot (1902-2002) van buurgemeente Wisch, hield Rijpstra geen dagboek bij. Jan Rijpstra: ‘Ik denk dat mijn grootvader ervoor heeft gekozen om zelfstandig te opereren en dacht: ik kan er maar beter met niemand over praten. Naarmate ik verder in het boek kwam, ging ik steeds meer een strateeg in hem zien. Hij worstelde met de vraag: hoe ga ik het doen en wanneer stop ik? Daarover spraken de burgemeesters ook met elkaar.’
Daarom is Rijpstra’s Ondergang meer dan een boek over de burgemeester van Zelhem; het gaat ook over de dilemma’s waarmee burgemeesters in oorlogstijd worstelden. ‘Het toont de grijstinten en geeft daarmee een completer beeld’, aldus Hulshof. Hij vervolgt: ‘Je had NSB-burgemeester Lamers in Lichtenvoorde die met genoegen op ondergedoken Joden joeg, en je had burgemeester Van Walsum in Zwolle, die zich principieel opstelde en de Duitsers na de capitulatie geen inzage wilde geven in het bevolkingsregister en werd ontslagen, maar na de oorlog niet mocht terugkeren omdat hij het vertrek van Wilhelmina naar Londen ‘misdadig’ had genoemd.’
De grootvader van de huidige CDA-leider Van Haersma Buma werd in maart ‘41 ontslagen als burgemeester van Wymbritseradeel en opgepakt omdat hij een dasspeld droeg met het portret van Wilhelmina. Hulshof: ‘Sybrand van Haersma Buma wilde aan niets meewerken. Dat was principieel en moedig, maar het betekende wel dat hij al snel niets meer kon doen voor het verzet. Ik heb het zijn zoon Bernhard gevraagd. Diens antwoord was: “Wij hebben als gezin altijd achter mijn vader gestaan”, en terecht.’ Van Haersma Buma stierf in december ‘42 in Neuengamme.
Weggezuiverd
Bijna de helft van de 1.500 burgemeesters schipperde dusdanig dat ze na de oorlog niet terugkeerden in hun functie. Weggezuiverd. Johannes Rijpstra keerde niet levend terug uit Duitsland, maar als hij niet door uitputting zou zijn geveld, dan zou dat lot hem bespaard zijn gebleven, denkt burgemeester Jan Rijpstra. ‘Hij zou een goed verhaal hebben gehad waarom hij zo had gehandeld. Je kunt opstappen, maar dan komt er een NSB’er en ben je veel verder van huis, of je accepteert de maatregelen en pleegt ondergronds sabotage.’ Uit het boek komt Rijpstra volgens hem naar voren als een soort undercover. ‘Ik doe een heleboel, maar niemand weet het. In Zelhem snapten ze het best. Het verzet keerde zich ook niet tegen hem. Hij schreef niet op wat hij vond en deed, en dat begrijp ik goed. Voor de geschiedschrijving is het geweldig dat burgemeester Boot dingen opschreef, maar je moet er niet aan denken wat er was gebeurd als de Duitsers zijn dagboekaantekeningen hadden ontdekt.’
Een dagboek deed Johannes Rijpstra in de zomer van ‘44 niet de das om, maar een verrader. Volgens SD-agent Johannes Buyink meldde een Zelhemmer zich bij de SD met een belastende verklaring over Rijpstra.
Arend Hulshof vond de verrader in het Nationaal Archief, maar hij geeft in Rijpstra’s Ondergang diens naam niet prijs. Het is meer dan zeventig jaar geleden. Kom op! Hulshof: ‘De informatie van het Nationaal Archief is beperkt openbaar, dus ik denk dat ik het wel had mogen zeggen. Ik ben er niet honderd procent zeker van en ik vind het niet netjes om een naam te noemen. Ik heb de nabestaanden ook niet benaderd. Een amateurhistoricus uit Zelhem heeft mij gevraagd een beetje uit te kijken met het noemen van namen. Het leeft kennelijk nog.’
Film
Het is maar de vraag of Paul Verhoeven daar genoegen mee neemt als hij Rijpstra’s Ondergang in de Achterhoek gaat verfilmen, want dat er een film in het boek zit, weet Jan Rijpstra zeker. ‘Het zou bij mij gaan om het dilemma van burgemeesters tijdens de bezetting. Die zoektocht. Ik zie het helemaal voor me. Beginnen bij de mannenbroeders in jaren ‘20, dat beeld, de vergaderingen van de ARP, het leven met de Bijbel. Dat heeft mijn overgrootvader gevormd.’ Goed idee, reageert Hulshof, die de filmrechten nog niet heeft verkocht. ‘Het spannende is het dilemma en het dramatische is zijn ondergang.’ Tot de rolprent er is, zou Rijpstra’s Ondergang verplichte kost moeten zijn voor het burgemeestersklasje, vindt Jan Rijpstra. ‘Het beroep van burgemeester is meer dan menigeen denkt. Dat was in de oorlog zo, en dat is nog zo. Je staat voor ontzettend complexe vraagstukken die alleen jij kunt en moet oplossen. Als je dit boek leest, denk je onwillekeurig: hoe zou ik het doen? Je kunt het je niet voorstellen, je kunt er alleen over nadenken.’ Hulshof: ‘Het boek gaat ook over leiderschap. Je kunt leiden zoals Van Haersma Buma deed, maar je kunt ook leiden zoals Rijpstra deed. Daarmee heeft mijn overgrootvader Zelhemmers uit handen van de nazi’s gehouden.’
CV
Johannes Rijpstra werd op 29 juli 1889 geboren in Wonseradeel. Rijpstra werkte bij de gemeenten Ferweradeel, Purmerend en Enschede voordat hij in 1915 neerstreek in Zelhem. Op 2 februari 1921 werd Rijpstra er benoemd tot burgemeester. Later werd hij ook lid van de Staten van Gelderland. Rijpstra stierf op 9 december 1944 in Hamburg.
Kleinzoon Jan Rijpstra werd op 15 juli 1955 geboren in Gouda. Hij was van 1994 tot 2005 Tweede Kamerlid voor de VVD. Rijpstra was van 2005 tot 2008 burgemeester van Tynaarlo. In december 2014 werd hij burgemeester van Noordwijk.
Achterkleinzoon Arend Hulshof werd op 17 november 1981 geboren in Leiden. Hij is hoofdredacteur van Wordt Vervolgd, het mensenrechtenmagazine van Amnesty International
'Rijpstra’s ondergang. Het lot van een burgemeester in oorlogstijd', uitgeverij Querido, €19,99. Museum Smedekinck in Zelhem wijdt tot 9 juni een expositie aan burgemeester Johannes Rijpstra.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.