Advertentie

Onwenselijk raadsprogramma

In de aanloop naar de raadsverkiezingen van volgend jaar wordt in allerlei kringen teruggeblikt op de tweede periode van het dualisme. Over de zegeningen van de dualisering wordt heel verschillend gedacht en geoordeeld, mede afhankelijk van het uitgangspunt dat wordt gekozen.

19 juni 2009

Een steeds terugkerend fenomeen is daarbij dat nogal wat waarnemers de dualisering vooral begrijpen als een versterking van de gemeenteraad als collectief. De raad zou meer als eenheid moeten opereren tegenover het college en de instrumenten van de dualisering zouden daarop moeten worden ingezet.

 

Hier is sprake van een hardnekkig misverstand dat tot averechtse effecten leidt. Illustratief voor deze manier van denken is de discussie die Pierre Heijnen - PvdA Tweede Kamerlid en oud-wethouder van Den Haag - en zijn partijgenoot het Arnhemse raadslid Dick Tiemens voeren in het juni-nummer van het PvdA-maandblad Lokaal Bestuur.

 

Heijnen betoogt dat de dualisering veel tijd heeft gevraagd van de raadsleden en dat een te sterk accent is komen te liggen op de gemeenteraad als geheel, terwijl de politieke en partijpolitieke dimensies daarbij zijn verwaarloosd. Letterlijk schrijft

 

Heijnen: ‘Nadat de gemeenteraadsleden de afgelopen 10 jaar erg thuis zijn geraakt in het dualisme, is het nu weer tijd zich te verdiepen in waar het in het lokale bestuur werkelijk om gaat, namelijk om politieke strijd en niet om institutionele strijd, om presteren op basis van idealen en oplossingen, en niet op basis van procedures, om de blik op de burger, en niet op elkaar.’

 

Geheel anders is de insteek van Tiemens. Hij schrijft: ‘Grondwet noch Gemeentewet kennen de figuur van oppositie en coalitie. Aan die ingesleten gewoonte - die onze stad en burgers tekort doet - dient dus een einde te komen, ook al omdat het de positie van de gemeenteraad ten opzichte van het college verzwakt.’

 

Er zouden volgens Tiemens na de volgende raadsverkiezing in Arnhem zeven wethouders moeten worden benoemd die door de gehele raad worden gesteund. In die visie bestuurt het college de stad op grond van een aan het raadsprogramma ontleend collegeprogramma. Geen partijpolitiek gekissebis meer.

 

Tiemens letterlijk: ‘Het moet meer gaan tussen raad en college. Over de kaders waarbinnen het college mag besturen en over de controle die wij op het college uitoefenen. Tiemens wil terug naar de afspiegelingscolleges zoals die functioneerden in de jaren tussen 1946 en 1986. Toen vond de wederopbouw plaats en werd Arnhem in grote harmonie bestuurd.

 

Deze discussie tussen Heijnen en Tiemens maakt de kern van het probleem zichtbaar. De formule van Tiemens is wel werkbaar, maar dan moet wel worden besloten om de gemeente als partijpolitiek stelsel op te heffen en over te gaan naar een bestuursmodel zoals dat functioneert in het bedrijfsleven of in het functioneel bestuur. Er is dan een bestuur en een soort raad van toezicht, de partijpolitieke dimensie daarin is geheel verdwenen en de verkiezing betreft dan alleen de aanwijzing van toezichthouders.

 

Heijnen bepleit - ook in zijn opiniebijdrage in Binnenlands Bestuur nr. 24 - terecht om juist die partijpolitieke dimensie scherper te accentueren en dat was ook uitdrukkelijk de bedoeling van het dualisme. Kiezers moeten weten waarom ze bij de verkiezing op de ene of de andere politieke groepering hun stem moeten gaan uitbrengen en om dat te kunnen weten moeten de politieke partijen in raad en college zich politiek profileren.

 

Worden alle verschillen van opvattingen weggemasseerd in bijvoorbeeld raadsbrede raadsprogramma’s dan is dat politieke profiel helemaal zoekgeraakt en heeft de kiezer geen enkel houvast meer, waardoor het politieke stelsel wordt opgeblazen. Hoe meer er derhalve in naam van het dualisme wordt gecollectiveerd, des te groter wordt de schade voor het politieke stelsel op het lokale niveau.

 

Om politiek profiel te krijgen is het heel goed dat coalitiefracties ook hun eigen wethouders kritisch volgen en beoordelen, maar tenminste even belangrijk is het om als fractie samen met de eigen wethouder(s) te zoeken naar een sterk profiel van de club waar men lid van is. Met andere woorden: de benadering van Tiemens en andere collectivisten is een dualistische dwaalleer die de problemen van het politieke stelsel alleen maar groter maken.

 

Douwe Jan Elzinga is hoogleraar Staatsrecht aan de RU Groningen

 

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Tijs Rolle / raadsgriffier Leusden
Met Elzinga’s boodschap ben ik het eens: de opvatting dat met dualisme wordt bedoeld dat een gedepolitiseerd eenheidscolectief, de raad, tegenover het college staat, is niet juist. Het gaat in wezen niet tussen de raad en het college. Het college werkt in opdracht van de raad en doet voorstellen. De belangrijkste component van het verkeer tussen raad en college moet dan ook de informatiecomponent zijn. Het politieke ‘gevecht’ vindt tussen raadsleden (-fracties) plaats. En zo hoort het ook in een democratie, want de raadsleden zijn gekozen, de collegeleden niet.

In de praktijk merk je dat er niettemin nog veel gedebatteerd wordt tussen de raad en de wethouder. Raadsleden denken soms nog steeds dat zij de wethouder moeten overhalen het met hun opvattingen eens te zijn. Maar in de raadsvergadering is de wethouder klaar met z’n werk en zou zich in zijn bijdragen moeten beperken tot een bestuurlijk oordeel over nieuwe elementen zoals moties en amendementen.

In haar brief over de staat van het dualisme wil staatsecretaris Bijleveld de wethouder weer een steviger plaats geven in de raadsvergadering. Dat zou fnuikend zijn voor de heldere politiek bestuurlijke verhoudingen die met het dualisme geschapen zijn. Maar vooral zou het erg hinderlijk zijn voor de ontwikkeling van een voor de kiezer interessante plaatselijke politieke arena.
Advertentie