Leefbaar Utrecht jent machtige top
Utrecht had te veel ambtenaren met te veel macht. Het werd tijd voor een schraplijst en een rouleersysteem, vond Leefbaar Utrecht. De partij bracht veel onrust teweeg onder ambtenaren. Tien jaar later kijken de hoofdrolspelers terug.
‘Toen er zes directeuren van gemeentelijke diensten weg waren en nummer zeven zou opstappen, dachten wij: dit kan geen toeval zijn’, zegt Marry Mos, voorzitter van de Groen- Links-fractie in de Utrechtse gemeenteraad. De lokale pers schreef: Leefbaar Utrecht maakt puinhoop van ambtelijke organisatie. ‘Ja, de start was turbulent’, beaamt Annie Brouwer (PvdA), voormalig burgemeester van Utrecht. ‘Maar uiteindelijk viel het allemaal mee.’ ‘De soep werd niet zo heet gegeten’, zegt ook Broos Schnetz, samen met Henk Westbroek oprichter van Leefbaar Utrecht.
Veertien zetels
Leefbaar Utrecht kwam in 1998 amper drie maanden na de oprichting direct met negen zetels in de gemeenteraad. In november 2000, na de samenvoeging van Utrecht met Vleuten-De Meern, waren er opnieuw gemeenteraadsverkiezingen. Leefbaar Utrecht haalde veertien zetels en was toen verreweg de grootste partij. Ze nam het voortouw bij de coalitieonderhandelingen en leverde drie wethouders. Dat leidde tot veel onrust, niet alleen bij andere partijen, maar ook onder ambtenaren.
Dat was niet zo vreemd, want in de voorgaande jaren uitte Leefbaar Utrecht zich uiterst negatief over ambtenaren. Het waren er te veel en, erger nog, ze hadden te veel macht. De partij beweerde een ‘schraplijst’ gemaakt te hebben, met namen van topambtenaren die het veld moesten ruimen zodra Leefbaar Utrecht deel zou uitmaken van het college. Terugblikkend vermoedt oud-burgemeester Brouwer dat die onrust nog geen jaar heeft geduurd. ‘Het ging er pittig aan toe in het begin, maar al snel realiseerden de wethouders zich dat je geen strijd moet voeren met ambtenaren, maar dat je moet samenwerken.’
Ze denkt ook niet dat alle ambtenaren veel van die onrust merkten. ‘Alleen degenen die dichtbij het beleid zaten. De uitvoerende diensten zagen er weinig van.’ Marianne Heeremans, nu burgemeester van Heemstede, werd gemeentesecretaris toen Leefbaar Utrecht een jaar deel uitmaakte van het college. ‘Ik trof een normale werkomgeving aan met een goede sfeer.’
Guus Verduijn, destijds de zevende directeur die zou vertrekken: ‘Binnen de kortste keren werden de Leefbaar-wethouders goede bestuurders die zich in niets onderscheidden van de andere wethouders die ik in 22 jaar als ambtenaar in Utrecht heb meegemaakt.’
Omwenteling
Het is opmerkelijk hoe mild de hoofdrolspelers van destijds oordelen over de gevolgen van de politieke omwenteling die ruim 10 jaar geleden plaatsvond. Kennelijk heeft de tijd de wonden geheeld. ‘De schok was niet zozeer ambtelijk, maar politiek’, zegt Jan van Zanen, burgemeester van Amstelveen en destijds VVD-wethouder in Utrecht.
‘De PvdA was altijd de grootste partij. Andere partijen in het college waren blij dat ze erbij mochten zitten, maar nu was Leefbaar Utrecht de grootste. Zij hadden een totaal andere mening over twee grote projecten, het plan voor de infrastructuur en het centrumplan. Ambtenaren moeten zich bij iedere verkiezingsuitslag loyaal opstellen en dat deden ze ook.’
Dat er vlak voor de vervroegde gemeenteraadsverkiezingen van 2000 vijf directeuren van gemeentelijke diensten weggingen, is volgens Van Zanen toeval. Schnetz is daar niet zo zeker van. ‘Deels zal het toeval zijn, deels kwam het ze misschien goed uit dat ze iets anders konden krijgen. Wij waren nieuw, we waren schreeuwlelijks, we gebruikten grote woorden en veel tromgeroffel. Volgens ons moest alles anders. Veel mensen werden daar nerveus van.’
Een van de vertrekkende ambtenaren was Andries Vermeulen, op dat moment ruim 12 jaar gemeentesecretaris. Hij werd van rechtswege ontslagen vanwege de samenvoeging van Utrecht met Vleuten-De Meern en kon weer solliciteren naar zijn oude functie. ‘Omdat ik de schijn wilde vermijden dat mijn vertrek iets te maken had met de verkiezingsuitslag, heb ik de dag vóór de verkiezingen formeel laten weten dat ik niet beschikbaar was. Ik wilde niet dat het idee zou ontstaan dat ik vanwege de Leefbaren het hazenpad zou kiezen.’
Vermeulen kon gemakkelijk vertrekken, want hij had er ruim 40 dienstjaren opzitten en kon gebruikmaken van de FPU. ‘Ik was 57 en had elk moment de vrijheid om een ontslagbrief te schrijven en binnen 3 maanden weg te gaan. Als ik opnieuw had gesolliciteerd als gemeentesecretaris, zou ik voor mijn gevoel die vrijheid kwijt zijn. Dan ga je toch een moreel commitment aan en ben je het aan jezelf verplicht om zeker een jaar of drie te blijven.’
Merkte hij dat zijn collega’s onrustig werden? ‘Na elke verkiezingsuitslag zijn er discussies. Wie gaat welke portefeuille doen? Met welke wethouder krijg ik te maken? Dat speelde nu sterker, want de verkiezingswinst van de Leefbaren was groot en zij hadden veel kritiek op het centrumplan en de busbaan door de binnenstad. Voor de ambtenaren die daarbij betrokken waren, zou dat grote gevolgen hebben. Dus dat er meer onrust was, kon ik me wel voorstellen.’ ‘Ik kan het me ook goed voorstellen’, zegt Schnetz, ‘Zij hadden jarenlang hard aan die plannen gewerkt en nu moest alles de prullenbak in.’
Ontslag
Nout Kalt was als directeur van het ontwikkelingsbedrijf nauw betrokken bij het centrumplan. Hij werd uiteindelijk de zesde topambtenaar die opstapte – de eerste na het aantreden van de coalitie met Leefbaar Utrecht. Dat er een streep door het centrumplan ging, was het probleem niet. ‘Als er andere gekozen bestuurders komen die andere dingen willen, probeer je dat zo goed mogelijk uit te voeren. Dat is een fact of life. Als je daar niet tegen kunt, moet je geen ambtenaar worden. Daar zit bij mij de pijn niet.’
Kalt en andere topambtenaren waren nauw betrokken bij het collegeprogramma. In Breukelen, op kasteel Nijenrode, spraken de wethouders en de ambtenaren middagenlang over de plannen. ‘Schnetz was de baas. Hij zat zelf niet in het college of de raad, maar hij had het voor het zeggen. Hij stuurde dat proces bekwaam.’ Voor Kalt kwam de pijnlijke verrassing later, nadat het collegeprogramma klaar was.
Op uitnodiging van het college kwamen alle gemeenteambtenaren bij elkaar op universiteitscomplex De Uithof, waar het programma werd toegelicht. Daar hoorde Kalt tot zijn verbijstering dat zijn dienst, het ontwikkelingsbedrijf, niet meer ambtelijk verantwoordelijk was voor het centrumplan. ‘Ik werd temidden van alle ambtenaren voor een voldongen feit gesteld.’ De volgende dag belde Kalt burgemeester Brouwer en kondigde zijn ontslag aan.
In de dagen erna probeerde het voltallige college hem zover te krijgen dat hij zijn besluit zou herroepen. Hij weigerde. ‘Het was zo’n gebrek aan zorgvuldigheid. Zo ga je niet met mensen om. Ik wil met respect behandeld worden.’ Kon hij het zich permitteren zomaar ontslag te nemen? ‘Ik was kwaad genoeg om dat te doen, maar ik had wel financiële zekerheid. Ik was 57 en ik kon met vroeg-pensioen. Dat was de achtervang.’
Later ging hij parttime aan de slag bij NS Vastgoed. ‘Ze vroegen me zelf, dat was leuk. In de buitenwereld ontmoette ik veel begrip voor mijn ontslag.’ Achteraf oordeelt Kalt mild. ‘Ik geloof niet dat het boze opzet was. Het was onervarenheid.’ Van de directeuren die vóór hem vertrokken, vermoedt hij dat de redenen om weg te gaan nogal uiteenliepen. ‘Ik denk niet dat dat allemaal met de komst van Leefbaar Utrecht te maken had.’ Schnetz kan zich achteraf niet voorstellen dat de reorganisatie van het ontwikkelingsbedrijf voor Kalt als verrassing kwam. ‘Het was toch logisch dat we het organisatorisch ook anders zouden gaan doen?’
Alternatieven
De zevende directeur die zou vertrekken, was Guus Verduijn. Als directeur stadsontwikkeling was ook hij nauw betrokken bij het centrumplan. Het plan was in een ver gevorderd stadium en bij de besprekingen over het collegeprogramma op Nijenrode vroeg Schnetz hem om mee te denken over alternatieven. Verduijn: ‘Ik zei: “Het is een raadsbesluit en jullie hebben niet de absolute macht. Ik voel me niet vrij om met alternatieven te komen. Dat doe ik voordat het besluit genomen is, maar als het genomen is, voer ik het loyaal uit.” Schnetz zei dat ik geen rekening hield met de nieuwe politieke omstandigheden.’
Schnetz nu: ‘Ik ben zo ontzettend boos geworden. De kiezer had gesproken en er was een nieuwe werkelijkheid. Daar moest invulling aan worden gegeven.’ Nadat Verduijn aan de andere partijen had gevraagd of zij ermee instemden dat hij alternatieve ideeën leverde, kwam hij met aanpassingen. Tot zijn boosheid kwam hij zichzelf vlak daarna tegen in ‘Dagboek van een onderhandelaar’ van Schnetz in Binnenlands Bestuur.
Verduijn, met naam genoemd, wordt neergezet als de ambtenaar die tegenstribbelde, onder handen werd genomen en vervolgens meewerkte. Verduijn: ‘Wat kon ik doen? Je gaat als ambtenaar niet publiek met je bestuurders in debat.’ Later werd hij op het matje geroepen bij de interim-gemeentesecretaris, die hem confronteerde met een waslijst van kritiek, afkomstig van het college. ‘Ik zei: hou maar op, ze willen me weg hebben. Dat beaamde hij.’
Verduijn kondigde zijn vertrek aan, de lokale pers kreeg er lucht van en de oppositie stelde vragen. ‘Het college beweerde dat het een misverstand was en suggereerde dat ik overspannen was.’ Schnetz ging praten met Verduijn, die vervolgens aanbleef als directeur van het ontwikkelingsbedrijf – de oude baan van Kalt. ‘De schoorsteen moest roken’, zegt hij eerlijk, ‘Bovendien was het een leuke baan en bleek ik heel goed te kunnen samenwerken met de verantwoordelijke Leefbaar-wethouder.’
Pas in 2005 vertrok hij. Nu is hij directeur Woonzorg Nederland. Achteraf zegt Verduijn: ‘De Leefbaren hadden het beeld dat de stad werd geregeerd door topambtenaren en ik was zo’n topambtenaar.’ Klopt het dat hij de stad regeerde?
‘Politieke voormannen komen en gaan en ambtenaren blijven zitten. Bovendien zijn de politici leken en de ambtenaren specialisten. Ik kan me het gevoel voorstellen.’ Hoe ziet Schnetz dat nu? ‘Als de ambtenaar regeert, is de wethouder zwak. Dat vult elkaar aan. En daar mag je eigenlijk blij om zijn, want anders gebeurt er niks.’
Geruchten
Ondertussen deden ten stadhuize de wildste geruchten de ronde over de schraplijst. ‘Ik ken die lijst alleen van horen zeggen, maar ik ben ervan overtuigd dat ik erop stond’, zegt Verduijn. Volgens Schnetz heeft zo’n lijst nooit bestaan. ‘Welnee, dat was verkiezingsretoriek.’ Maar dat het hard aan kwam bij de ambtenaren ziet hij ook wel.
‘Ik heb daarin een volstrekte draai gemaakt. Ik heb respect gekregen voor ambtenaren.’ Het plan van Leefbaar Utrecht om topambtenaren te laten rouleren, zorgde voor minstens zo veel spanning. Dat kwam door de manier waarop Leefbaar-oprichter en raadslid Westbroek (‘ons verbale kanon’, aldus Schnetz) het verwoordde. Die stelde voor om de directeur van het Centraal Museum na een jaar te benoemen tot hoofd van de stedelijke schoonmaakdienst. ‘Of je nou zorgt dat die schilderijen afgestoft zijn en recht hangen, of regelt dat de straten schoon zijn, maakt niet uit.’
Maar ook dat viel in de praktijk wel mee. Heeremans, die hier als gemeentesecretaris verantwoordelijk voor werd, zegt: ‘Dat werd goed besproken, want je gaat geen directeur overplaatsen naar een andere dienst als je weet dat hij niet wil.’ Binnen een jaar raakte iedereen gewend aan de nieuwe politieke situatie. Schnetz: ‘Eenmaal in het college merk je dat de praktijk weerbarstig is. Je valt midden in lopende processen. Voor je het weet ben je een doodnormale partij geworden.’
Volgens Brouwer bleef het wel een temperamentvol college. ‘We waren luidruchtig, allemaal types die weleens met deuren slaan, ik ook. Als er weer een crisis dreigde, nodigde ik ze bij mij thuis uit. Dat noemden we het Brigittenstraat-overleg. Allemaal aan de grote tafel, geen pers in de buurt. Het waren leuke, betrokken mensen. We zien elkaar nog steeds.’
Wegwezen
In 2006 haalde Leefbaar Utrecht drie zetels. Schnetz pleitte, overigens tevergeefs, voor opheffi ng. ‘We hebben veel bereikt, maar we hadden niets meer toe te voegen. Dan moet je wegwezen.’ Ook Van Zanen erkent dat er veel bereikt is in de periode dat Leefbaar in de coalitie zat. ‘Dat lag ook aan de omstandigheden. Voor die tijd was Utrecht artikel 12-gemeente en toen niet meer. We waren economisch booming en we hadden een enorme Vinex- locatie, dus ja, we waren heel productief.’
Van Zanen vermoedt dat de komst van Leefbaar niet alleen voor onrust zorgde, maar voor veel ambtenaren juist inspirerend was. ‘Het werd leuker, want er kwam van alles in beweging.’ Heeremans denkt dat ook. ‘Politici van gevestigde partijen zijn gebonden aan landelijke afspraken en aan zaken die historisch gegroeid zijn.
De Leefbaar-wethouders hadden daar geen last van. Dat betekende voor de ambtenaren dat ze te maken kregen met bestuurders die niet onmiddellijk keken naar de haalbaarheid van plannen en die niet automatisch konden terugvallen op vaste patronen. Ik vond dat heel verfrissend.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.