Terugblik: De vijf electorale trends van 2024
Ipsos I&O maakt de balans op na een woelig politiek jaar.
Terugblikkend op een woelig politiek jaar maakt Ipsos I&O de balans op. Wat waren de voornaamste electorale trends van het jaar? Asher van der Schelde zet de vijf voornaamste trends op een rij:
- De vrije val van NSC
- Opmars CDA, met dank aan Henri Bontenbal
- Links komt klap van 22 november (nog) niet te boven
- Ontevredenheid met regering heeft beperkte consequenties
- Opleving vertrouwen bleek van korte duur
1. De vrije val van NSC
Als we de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen van november 2023 en de laatste Ipsos I&O-zetelpeiling (december ’24) met elkaar vergelijken springt één partij het meest in het oog: NSC. De partij werd opgericht in de zomer van 2023 en voerde lange tijd de peilingen aan in de opmaat naar de Tweede Kamerverkiezingen. Doordat partijleider Pieter Omtzigt lang onduidelijk bleef over zijn premiersambities kwam NSC uiteindelijk als vierde partij uit de bus met – toch nog steeds een knappe – 20 zetels.
In eerste instantie slaagde NSC er nog in deze zetels vast te houden, maar in februari werd het verval duidelijk. Kiezers namen het NSC kwalijk dat ze de coalitieonderhandelingen met PVV, VVD en BBB had stopgezet. De wens van veel NSC-kiezers was immers een stevig rechts kabinet dat het aantal immigranten dat naar Nederland komt zou verminderen. Toen NSC uiteindelijk toch een akkoord sloot (in juni) had het gros van de kiezers NSC al verlaten.
Sindsdien is de partij alleen maar verder in het electorale slop geraakt. NSC sprak verleden jaar een bonte stoet van kiezers aan van over het hele politieke spectrum. Die brede aantrekkingskracht blijkt inmiddels ook haar zwakte. Rechtsere voormalig NSC-kiezers verwijten de partij de plannen van het kabinet te dwarsbomen, terwijl de linksere tak kritisch is op de samenwerking met de PVV.
De electorale neergang van NSC wordt ook geïllustreerd door hoe kiezers partijleider Pieter Omtzigt percipiëren. In september 2023 was hij nog veruit de best gewaardeerde partijleider (kiezers gaven hem gemiddeld een 7,3). Inmiddels staat hij met een 4,6 bijna onderaan de ranglijst. Alleen Stephan van Baarle (DENK; 3,8) en Thierry Baudet (FvD; 2,4) krijgen een significant lagere beoordeling. Kiezers van PVV en VVD wijzen Omtzigt bovendien vaak aan als ‘minst goede politicus’ van 2024.
Kan NSC zich nog herstellen? Partijen in het politieke midden zijn vaker electoraal volatiel. Ze kunnen immers winnen en verliezen van partijen aan de linker- en rechterkant van het spectrum. Zo werd D66 in 2006 ook eens op nul zetels gepeild. Enkele jaren later behaalden de sociaalliberalen tien zetels bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2010. Ook het CDA heeft als middenpartij de weg omhoog weer gevonden, zo zien we in de volgende paragraaf.
Op basis daarvan is het niet ondenkbaar dat ook NSC zich op den duur zal herstellen. Toch ligt de moeilijkheidsgraad voor NSC hoger. Kiezers associëren de partij bijna uitsluitend met Pieter Omtzigt. Hij heeft, na jaren van ongekende populariteit, bij een groot deel van het Nederlandse electoraat afgedaan. Dit tij keren betekent een gigantische uitdaging.
2. Opmars CDA, met dank aan Henri Bontenbal
De een zijn dood is de ander zijn brood. Een kwart (23%) van de kiezers die in november 2023 opteerde voor NSC zou nu stemmen op het CDA. De partij van Henri Bontenbal beleefde in november 2023 haar slechtste verkiezingsresultaat ooit: de christendemocraten behaalden slechts vijf zetels. NSC haalde meer zetels dan het CDA, CU en SGP samen. Inmiddels zit de partij van Bontenbal in de lift. In onze meest recente peiling kan het CDA rekenen op veertien zetels.
Figuur 3 toont dat er nog meer in het vat zit voor het CDA. Inmiddels heeft bijna een kwart (23%) van de kiezers het CDA in haar keuzeset. Ter vergelijking: alleen PVV (34% van de kiezers overweegt een stem op de PVV), VVD (30%) en GL-PvdA (29%) hebben meer potentiële kiezers.
De opmars van het CDA wordt belichaamd door een persoon: Henri Bontenbal. Bontenbal is momenteel de best gewaardeerde partijleider. Gemiddeld krijgt hij een 6,3 van de Nederlandse kiezer. Niet voor niets werd hij vandaag, samen met Geert Wilders, uitgeroepen tot politicus van het jaar. Zijn verbindende manier van politiek bedrijven spreekt kiezers aan. Ze noemen Bontenbal betrouwbaar, respectvol en fatsoenlijk.
Wil het CDA echt doorgroeien, zal het wel iets moeten doen aan haar inhoudelijke profiel. Kiezers kiezen het CDA nu vooral vanwege leider Bontenbal, veel inhoudelijke redenen geven ze niet en de partij is alleen issue-owner op ‘normen en waarden’. Waar staat de partij nog meer voor?
3. Links komt klap van 22 november (nog) niet te boven
De verkiezingen van 22 november 2023 waren een heuse electorale dreun voor links-progressief Nederland. Niet eerder haalden links-progressieve partijen (in onderstaande figuur: GL-PvdA, D66, SP, PvdD, Volt en DENK) samen zo weinig zetels, namelijk: 47. Ten opzichte van 2021 verloor het linkerblok zestien zetels. Inmiddels staan de partijen gezamenlijk op 58 virtuele zetels. Een zeer voorzichtig herstel, maar nog altijd fors minder dan de 65 à 7o zetels waar dit blok de afgelopen jaren normaal gesproken op kon rekenen.
Gerekend als links-progressieve partijen zijn GroenLinks-PvdA, D66, Partij voor de Dieren, SP, Volt en DENK.
Een van de redenen waarom links herstel uitblijft is dat het thema immigratie al lange tijd de politiek domineert. Linkse partijen worden doorgaans niet gezien als partijen met goede ideeën op dit thema. GL-PvdA kondigde onlangs een nieuwe immigratiekoers aan. Partijleider Frans Timmermans meldde daarbij dat hij ‘een grens op het aantal migranten dat Nederland binnenkomt als een mogelijkheid ziet’. De koerswijziging had geen directe electorale gevolgen, maar wellicht dat dit in 2025 wel het geval zal zijn.
Een andere reden is dat GL-PvdA in de beleving van de rechtse en middenkiezers als te links wordt gepercipieerd. De psychologische afstand is fors. De lage waardering voor leider Timmermans – op rechts vindt men hem wereldvreemd, iemand die gewone mensen niet begrijpt – helpt ook niet.
Linkse partijen worden doorgaans wel beschouwd als partijen die goede plannen hebben als het gaat om sociaaleconomische onderwerpen zoals zorg en armoede. Als deze thema’s volgend jaar meer in beeld raken kan dat eventueel zorgen voor een verder herstel.
4. Ontevredenheid met regering heeft beperkte electorale consequenties
Tevredenheid met het kabinet en de peilingen van coalitiepartijen lopen normaal gesproken gelijk op. Daalt de tevredenheid, dan dalen ook de coalitiepartijen in de peilingen. De coronacrisis in 2020 vormde hierop een uitzondering. De tevredenheid was toen hoog (67%), maar de coalitie had geen meerderheid in de peilingen (47%, ofwel 71 zetels). Kiezers van oppositiepartijen waren toen vaak tevreden over het kabinet. Ook nu zien we dat deze samenhang verdwenen is, maar dan omgekeerd: kiezers zijn ontevreden over het kabinet, maar lopen niet massaal over naar de oppositie. Maar liefst 26 procent (45% – 19%) is ontevreden, maar stemt desondanks op een coalitiepartij.
Dan rest de vraag natuurlijk waarom we deze discrepantie zien. Daar hebben we de voorbije maanden uitgebreid onderzoek naar gedaan. Drie redenen springen er bovenuit:
- Kiezers zijn ontevreden over de vorm, niet de inhoud
In onze meest recente peiling constateerden we dat ontevreden coalitiekiezers niet ontevreden over de beleidsdoelen van het kabinet. Ze onderschrijven de plannen van de coalitie om immigratie in te dammen en vinden het prettig dat er een stevig rechts kabinet zit. De kritiek van coalitiekiezers slaat dan ook voornamelijk op de vorm in plaats van de inhoud. Ze vinden dat men in het kabinet te veel bezig is met ruziemaken in plaats van ‘problemen op te lossen’. - Schuld wordt afgeschoven op NSC
Een coalitiepartij, NSC, lijdt wel onder de impopulariteit van het kabinet. Ontevreden kiezers van PVV en BBB wijzen dan ook voornamelijk naar NSC als dwarsligger. Ontevredenheid richting de ‘eigen partij’ is er nauwelijks, waardoor kiezers deze partijen (vooralsnog) niet de rug toekeren. - Een alternatief ontbreekt
In oktober stelden we vast dat er geen geloofwaardig alternatief voor ontevreden coalitiekiezers. De voorgaande kabinetten Rutte (vooral II, III en IV) waren midden-kabinetten, waarin centrumlinkse en centrumrechtse partijen samenwerkten. In een dergelijke constellatie is het voor ontevreden coalitiekiezers eenvoudig hun heil elders te vinden: aan de linker- en rechterzijde zijn immers voldoende alternatieven. Het huidige kabinet Schoof heeft een duidelijke rechtse signatuur waardoor er minder uitwijkroutes voor handen zijn. Op rechts zijn er geen electorale uitdagers van betekenis en partijen op links staan – zoals gezegd – psychologisch te ver van de coalitiekiezer af. Dat blijkt vooral uit de gepercipieerde positie van GL-PvdA. De linkse samenwerking wordt nu beschouwd als meest linkse partij in de Kamer waarmee het de positie van GroenLinks heeft overgenomen in plaats van de centrum-linkse positie van de PvdA.
5. Opleving vertrouwen bleek van korte duur
In juni rapporteerden we dat het vertrouwen in de landelijke overheid was gestegen, mede dankzij het aantreden van het nieuwe kabinet: van 29 procent in september 2022 naar 42 procent in juni 2024. Vooral lager opgeleide kiezers hadden plots meer vertrouwen. Ze hadden hoge verwachtingen van het nieuwe kabinet. Lager en middelbaar opgeleide kiezers koppelden hun vertrouwen in sterke mate aan de politieke partijen die het nu voor het zeggen zouden krijgen. Zoals een PVV-kiezer met een MAVO/VMBO-opleiding het verwoordde: “Met een rechts kabinet kan het waarschijnlijk weer goed komen in Nederland.”
Inmiddels is het vertrouwen in de overheid weer gedaald naar 35 procent. Net zoveel als aan de vooravond van de Tweede Kamerverkiezingen. Onder alle opleidingsniveaus is het vertrouwen in ongeveer gelijke mate afgenomen.
Kiezers die het vertrouwen in de overheid zijn kwijt geraakt zijn doorgaans teleurgesteld over het gebrek aan daadkracht van het kabinet. Bij het aantreden van het kabinet was enthousiasme over de plannen (met name over het beperken van de immigratie). In oktober constateerden we dat een op drie kiezers (32%) geloofde dat dit kabinet immigratie zou beperken. Met betrekking tot andere belangrijke doelen zoals het beschermen van de democratie (28% had hier vertrouwen in) en het bouwen van veel meer woningen (19%) waren kiezers nog sceptischer. Vanwege de sterke samenhang tussen tevredenheid met het kabinet en vertrouwen in de overheid, zal het kabinet tastbare doelen moeten realiseren om het vertrouwen te herstellen.
Maar, ook in 2025 is dat makkelijker gezegd dan gedaan.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.