Hoe kunnen we laaggeletterden stimuleren om vaker mee te doen aan onderzoek?
Hoe kunnen we laaggeletterden stimuleren om vaker mee te doen aan onderzoek? Laaggeletterden kunnen niet volwaardig meedoen in de maatschappij. Wat betekent dit voor onderzoek?
Laaggeletterdheid is een term voor mensen die grote moeite hebben met lezen, schrijven en/of rekenen. Stichting Lezen & Schrijven en Maastricht University becijferden in 2016 dat 2,5 miljoen mensen in Nederland van 16 jaar en ouder laaggeletterd zijn. Zij zijn niet in staat om gedrukte of geschreven informatie te gebruiken en kunnen daardoor niet volwaardig meedoen in de maatschappij. Wat betekent dit voor onderzoek? Wij staken de hand in eigen boezem en voerden een experiment uit.
Ankie Lempens, Robert Nordeman en Robbert Zandvliet
Als maatschappelijk betrokken onderzoeksbureau stelden we onszelf bij I&O Research een jaar geleden de vraag hoe we de mogelijkheden voor laaggeletterden om aan onderzoek mee te doen kunnen vergroten:
- Hoe kunnen laaggeletterden beter worden bereikt, zodat de respons onder deze doelgroep toeneemt?
- Hoe kan de mening van laaggeletterden beter in kaart worden gebracht?
- Hoe kunnen we de representativiteit en daarmee de kwaliteit van onderzoek in zijn totaliteit vergroten?
- Hoe kunnen we onze opdrachtgevers daardoor beter onderbouwde keuzes laten maken?
Op de achtergrond speelt ook de vraag of we als hoogopgeleid onderzoeksbureau voldoende aansluiten bij groepen die relatief ver van ons af staan. Hebben we een voldoende beeld van hun leefwereld en denkniveau om vragen van onze opdrachtgevers goed te vertalen? Kunnen we uitspraken doen over de samenleving als we een groot deel daarvan zelf niet goed kennen?
Daaruit vloeit de vraag voort of we – met onze onderzoeksmethoden, teksten en benaderingswijzen – voldoende aansluiten bij de belevingswereld van alle beoogde respondenten. Sluiten we ongewild een deel van de samenleving uit? Hoe valide zijn de uitkomsten die we presenteren?
Een eerste experiment: de invloed van een uitnodigingstekst
Om de antwoorden op de vragen die we onszelf stellen concreet te maken, hebben we (als startpunt) een experiment opgezet naar de invloed van uitnodigingsteksten op de deelname van laaggeletterden aan onderzoek. Ervan uitgaande dat laaggeletterden niet of nauwelijks deelnemen aan online access panels, zochten we voor ons experiment aansluiting bij wervingsacties die we meerdere keren per jaar organiseren om panelleden voor het I&O Research Panel te werven.
Deze acties vinden plaats op basis van een aselecte adressensteekproef, getrokken uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). We sturen een brief naar 60.000 adressen, vragen de bij voorkeur jongste persoon van het huishouden om een vragenlijst in te vullen en aansluitend vragen we of de persoon vaker aan onderzoek wil deelnemen. Zo ja, dan ontvangen ze een e-mail waarmee ze zich daadwerkelijk als panellid registreren.
De wervingsbrief die we daarvoor tot op heden gebruiken, legden we voor aan de leden van het testpanel van Stichting ABC (http://www.a-b-c.nu/). Dit panel bestaat uit (ex-)laaggeletterden. Doel was om op basis van hun adviezen tot een brief te komen die beter aansluit bij de mogelijkheden en beleving van laaggeletterden; qua woordkeuze, zinsbouw en opmaak. De beide brieven – onze standaard-wervingsbrief en de aangepaste brief – vormden het startpunt van ons experiment.
De getrokken adressensteekproef deelden we willekeurig op in twee gelijke delen van elk 30.000 adressen. De ene helft ontving de standaardbrief, de andere helft de aangepaste brief. Vervolgens keken we naar zowel de hoogte van de respons op beide brieven als naar de samenstelling van die respons. Daarbij hadden we de volgende onderzoeksvragen:
- Lukt het om met een aangepaste brief een hogere respons te realiseren?
- Lukt het om met een aangepaste brief meer laagopgeleiden en (vermoedelijk) laaggeletterden te laten responderen?
- Willen laagopgeleiden/laaggeletterden ook vaker panellid worden?
De aangepaste brief
De inhoudelijke boodschap van beide brieven moest gelijk zijn. De adviezen van het testpanel leidden dan ook vooral tot een beknoptere brief met korte zinnen (260 in plaats van 301 woorden), zonder moeilijke termen en met een heldere opmaak (veel witruimte en duidelijke kopjes). Ook maakten we gebruik van icoontjes in de kantlijn.
Kanttekening bij het experiment
De wervingsbrief vraagt mensen met een unieke code in te loggen op een website die toegang geeft tot de vragenlijst. Meedoen is dus alleen mogelijk via internet: er wordt geen schriftelijke vragenlijst bijgesloten, noch de mogelijkheid geboden om die aan te vragen. Het bijsluiten van een schriftelijke vragenlijst is in veel onderzoeken van I&O Research een gangbare werkwijze, maar bij dit experiment kozen we ervoor ons te richten op de invloed van de brieven. Dat een deel van de laaggeletterden ook moeite heeft met digitale (informatie-)vaardigheden geldt als een kanttekening bij het experiment, maar het is zeker niet zo dat alle laaggeletterden digibeet zijn.
Uitkomsten: hoogte van de respons
Om met de deur in huis te vallen: de aangepaste brief leidde niet tot een hogere respons op de vragenlijst. Bewoners van adressen die de aangepaste wervingsbrief ontvingen, vulden de vragenlijst dus niet vaker in dan bewoners van adressen die de standaardbrief kregen. Wel zien we dat ontvangers van de aangepaste brief wat vaker bereid lijken te zijn om panellid te worden en dat dit effect relatief sterk is bij laagopgeleiden (zie tabel 1).
Als het gaat om het daadwerkelijk registreren als panellid, draait het beeld weer om. Ontvangers van de standaardbrief die hun e-mailadres achterlaten, registreren zich relatief vaker dan ontvangers van de aangepaste brief die hun e-mailadres achterlaten. Grosso modo betekent dit dat de aangepaste brief niet meer panelleden oplevert dan de standaardbrief.
We kunnen speculeren over de redenen hiervan. Wellicht spreekt de aangepaste brief andere groepen (hoger opgeleiden) minder aan, waardoor zij niet responderen. Of misschien is de registratieprocedure voor het panel voor laagopgeleiden te lastig, waardoor het effect van een hogere bereidheid om mee te doen weer teniet wordt gedaan.
Uitkomsten: samenstelling van de respons
Met de aangepaste brief lukt het dus niet om meer mensen te laten meedoen. Maar lukt het wel om andere groepen aan te spreken?
Het tweede deel van onze analyse richt zich daarom op de samenstelling van de respons. Daarbij kijken wij in het bijzonder naar opleidingsniveau, leeftijd en een drietal stellingen die een indicatie kunnen geven voor laaggeletterdheid. Let wel: we weten in dit experiment dus niet of iemand daadwerkelijk laaggeletterd is.
Opleidingsniveau
Figuur 1 geeft de verdeling naar opleidingsniveau binnen de twee briefsoorten weer. In de groep respondenten die de aangepaste brief ontving is 16,3% laagopgeleid, in de groep respondenten met de standaard brief is dit 16,1%. Bij de hoogopgeleiden zien we het tegenovergestelde beeld; (relatief) minder hoogopgeleiden responderen op de aangepaste brief. Hoger opgeleiden voelen zich dus minder aangesproken door de eenvoudiger brief en lager opgeleiden juist iets meer. De verschillen zijn echter erg klein en niet meer dan indicatief.
Figuur 1. Verdeling respons naar opleidingsniveau, per briefsoort (in %)
Leeftijd
De leeftijdsverdeling per groep is weergegeven in figuur 2. In de groep met de aangepaste brief is 33,8% jonger dan 35 jaar, in de groep met de standaard brief is dit 31,3%. Jongeren lijken dus meer te worden aangesproken door de aangepaste brief dan door de standaardbrief, maar ook deze conclusie is niet meer dan indicatief. Evenwel valt er een voorstelling te maken bij het gegeven dat een korte, aantrekkelijk vormgegeven brief jongeren meer aanspreekt dan ouderen.
Figuur 2. Verdeling respons naar leeftijdscategorie, per briefsoort (in %)
Laaggeletterdheid
In de vragenlijst namen we drie stellingen op die samenhangen met de moeite die mensen hebben met lezen en schrijven en dus een indicatie geven voor de mate waarin iemand laaggeletterd kan zijn. Respondenten konden aangeven of ze het eens of oneens met de stellingen waren. De ‘eens-percentages’ hebben we verzameld in figuur 3, uitgesplitst naar de briefsoorten.
Figuur 3. Percentage respondenten dat aangeeft het (helemaal) eens te zijn met een stelling, per briefsoort
Met uitzondering van de stelling ‘informatie van de gemeente lezen en begrijpen is lastig voor mij’ zijn respondenten die de aangepaste brief hebben ontvangen het vaker eens met een stelling die kan wijzen op laaggeletterdheid. De verschillen tussen beide groepen zijn echter ook hier klein en niet significant.
Conclusies, aanbevelingen en vervolg
Terugkijkend op het experiment, kunnen we concluderen dat het aanpassen (vereenvoudigen en leesbaarder maken) van de wervingsbrief niet leidt tot een hogere respons of meer panelleden. Wel zien we dat we met deze brief moeilijk bereikbare groepen als laagopgeleiden, jongeren en mogelijk ook laaggeletterden eerder aan onderzoek kunnen laten meedoen. De gevonden verschillen zijn weliswaar klein en niet meer dan indicatief, maar we hebben dan ook aan slechts één knop (de brief) in het hele onderzoeksdesign gedraaid. De formulering en begrijpelijkheid van de vragenlijst en de onderzoeksmethode zouden twee andere knoppen zijn waaraan gedraaid kan worden om meer laag opgeleiden en laaggeletterden aan onderzoek te laten meedoen.
Kleine en eenvoudige aanpassingen in de manier waarop onderzoek wordt uitgevoerd, kunnen dus leiden tot een grotere deelname van moeilijk bereikbare groepen en zorgen daarmee voor een betere afspiegeling van de bevolking. Bij I&O Research gaan we hiermee verder. Het experiment heeft er in ieder geval toe geleid dat we de werving van ons panel in toekomst gaan uitvoeren met gebruikmaking van de vereenvoudigde brief.
Meer informatie?
Voor meer informatie over de opzet en resultaten van het onderzoek kunt u contact opnemen met Robbert Zandvliet, 06-52821055
Met dank aan Marijne Beijen voor het uitvoeren van de analyses.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.